Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kerk, een lichaam, dat van Christus is

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kerk, een lichaam, dat van Christus is

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Weer is het Pinksterfeest, en wie Pinkster zegt, die zegt: kerk.

Onze gedachten bewegen zich om de kerk.-Temeer, nu er over de kerk, , over haar eenheid, haar wezen en waarde en waardigheid, weer allerlei twistvragen worden opgeworpen. En vooral, nu de kerk zich ziet verguizen. Ze wordt de martelares, niet van buiten af nog, maar van binnen uit. Want van binnen uit komen de stemmen, die zeggen: de kerk, dat is een mystiek üchaam van Christus. Mystiek, met dat woord kunt ge nu al verder alle kanten mee uit. Haar wezen is mystiek, het ligt in het onzichtbare (alsof een „wezen", zélfs van „iets zichtbaars" of zelfs van „de zichtbaarheid", ooit anders dan in het onzichtbare „liggen" zou). En, van deze stelling tót de andere is de afstand dan zeer kort; de volgende stelling luidt: ge moet de kerk niet in haar institutairen vorm waardeeren, want dat i n s t i t u u t, nu ja, dat is toch maar m a a k-werk, en menschen-werk, en het hangt altijd maar weer met duizend ruzies samen. Neen, ge moet naar de kerk als organisme terug. Daar ziet ge geen vaste grenzen. Daar hebt ge geen uitwendige vormen. Daar is bet „mystieke" leven. Het geestelijke leven. Daar klopt de liefde tot den Heiland, en daar is de blijde zekerheid van het geloof. Grenzen vervloeien daar; de twisten houden op. En straks zal wel blijken, dat Goti, die ruim is in barmhartigheid, al die vrome en vreedzame en liefhebbende naturen tot zich neemt in heerlijkheid. Dan is de Kerk compleet: een schoon organisch gegroeid geheel! Ergo: het instituut is niet veel waard, maar het organisme alles. Het instituut is maar voorloopig, doch het organisme blijft. De instituten drijven den boel uit elkaar; het organisme overwint dat sectarisch drijven en laat het bloed der gemeenschap kruipen waar het niet gaan kan.

Men heeft ook allerlei bijbelsche argumenten bij de hand om dit standpunt te verdedigen. Men zegt: als de bijbel nu zijn „m ó ó i s t e" namen gebruikt voor de levende gemeente, of de ideale kerk, dan gebruikt hij beelden van organisch leven. Niét van i n s t i - t u t a i r getimmerte.

„Organisme" is datgene, wat „v a n z e 1 f", althans van binnen uit (onder bepaalde voorwaarden) groeit.

den) groeit. „Instituut" daarentegen is datgene, wat van buiten af in-e Ik aar-gezet is.

Een bloem, boom, dieren-of menschenlichaam, dat ontwikkelt zich organisch: het zaad ontwikkelt zich tot plant, of boom, of lichaam. Maar een tafel, een kist, een huis wordt i n - e 1 k a a r-gezét; door een hand van buiten af; stuk voor stuk, deel voor deel, en zoo wordt alles ge-ordend.

Wehiu, als de bijbel de kerk op de heerlijkste wijze wil teekenen, zoo zegt men, dan gebruikt hij het beeld van een lichaam, nog wel het lichaam van Christus. Of van de bruid, nog wel de bruid Van Christus. Of van een kudde, nog wel de kudde van Christus. Of van e«n wijnstok-met-ranken; de wijnstok nog wel van Christus. Ziet ge wel, zoo zegt men dan: daar is het organische, en niet het institutaire! Pas nu — zoo hoort ge u vermanen — pas nu deze wijsheid maar gauw toe op de kerk, en ge zijt meteen * genezen van het lofzangen-zingen-op-de-kerk-als-instituut. Zing liever een litanie ter eere van de kerk-als-organisme. Maak den kerkvórm rustig ridicuul door de leer der P 1 u r i - formiteit, der ve el - vormigheid; want hoe meer vormen er zijn, hoe minder beteekenis één vorm overhoudt. Spreekt van „v o r m e n" in het meervoud; maar van Organisme in het enkelvoud. Dan komt er meteen wel een hoofdletter voor den dag bij zoo'n hoofdartikel. Lchaam, bruid, kudde, w ij n s t o k. Organismen!

Maar steimt de bijbel deze beeldspraak-speculanten? In geenen deele.

En ons volk moet dat weten; want het is goedkoop, te loopen venten met enkele dithyramben ter eere van de pluriformiteit; doch het is moeiUjker, erover te spreken met de confessie vóór zich.

Om te beginnen: als de kerk de vergadering der ware christ geloovigen is, waar komt dat geloof dan vandaan? Groeit dat soms „organisch" op uit den inventaris van den natuurlijken mensch? Is dat soms een plantje, dat organis"ch opwast uit den zielehof? Ik dacht, dat dat „remonstrantsch" was, en wat daar verder volgt. Maar als we het er dan over eens zijn, dat het geloof wordt gewerkt door de verkondiging van het Woord, en dat dat heusch niet een den mensch van nature eigen of ingeschapen inwendig Woord is, doch het van buiten af en van boven af miet gezag, en door aangestelde en op ons afgestuurde gezanten van een Hemel-stad gepredikt Woord, dan krijgen we al dadelijk te maken naet ambt, en zen-J. jn gs dienst, on met een staatsbevel van den Grooten Koning; kortom, met „instituut". En die Koning strooit dan 't zaad-der-wedergeboorte, dat is 't Woord, en door dat zaad komen er plantingen van geloof, en hoop, en liefde. En als ze er eennaaal 2 ij n, dan „trekt" natuurlijk „organisch" hetgeen leeft naar hetgeen dat daarnaast óók leeft. Maar dat organische komt er eerst in en door en na en uit een instituut. Dat geldt al van geloof. Hoeveel te meer geldt het dan van een vergadering van geloovigen. Die wordt ge-in-stitueerd onder „oplegging der handen". En dan die beeldspraak van een „li ch ar. m"? Het lichaam van Christus ? I& óat niet een duidelijk bewijs, dat de bjibel denkt aan organischen wasdom? Er is een hoofd, en er zijn leden. En nu gaat de beeldspraak van een leien dakje verder. Het hoofd (de hersenen) geeft via de zenuwen bevelen aan de leden. Dan bewegen ze zich. Of houden zich stil. Het bloed trekt (maar nu — bij dat bloed — niet meer al te streng aan dat „hoofd" denken, want nu moet ge ineens naar' het . hart" toe, zegt fle dokter, maar die is alleen welkom, als hij ons te pas komt) het bloed trekt naar 'de licbaamsleden toe. En zoo voort.

Niemand zal ontkennen, dat de bijbel ook wel van dergelijke beelden zich bedient. Geen wonder: er is ook één Geest, die in Hem als het Hoofd, en in ons als zijn ledematen woont. MAAR DAT IS DAN OOK ZOO, ALS DIE GEEST ER EENMAAL IS. Maar wat is die Geest? Volgens de Vaderen, en de Schrift, is Hij het, die met de Schrift, de wet, de belofte, het ambt, de zending, de evangelisatie, de kerkenordening, werkt en REGEERT. Wie zegt, dat „r e g e e r e n" hier alleen maar „organisch" bedoeld is? De kerk, die een VERGADERING van geloovigen is, met diensten, en ambten, enregeeringeh, moet die nu a 11ijd onder dat beeld van. hoofd-leden-bloed-zenuwen-gewrichten-peezen bezien worden? We gelooven het niet. „Hoofd" en „h a r t" zijn alvast twee; en a 1 s we den dokter met zijn geleerdheid-inzake-hoofd-en-hersenen eenmaal hartelijk bedanken, als hij ons aan verfijning van de beeldspraak helpt nu, dan staat het niet aardig, hem ineens naar huis te sturen, als hij óver dat „hart" begint.

Dan heb ik liever nog te doen met dien soms nog al securen lieveling der roomschen: Thomas Aquinas. Die is zoo voorzichtig, er aan te herinneren, dat men dan beter het zóó kan zeggen: Christus het „hoofd" der kerk, en de H. Geest het „hart" (Hl, q. 8, art. 1, 'resp. ad 3). Ik zou het liever niet aanbevelen, want we kunnen dan de beeldspraak in het oneindige doorvoeren. Maar ik wou er wel een waarschuwing wan cntleene.i, om niet te ni' enen, dat het woord „hoofd" persé móet ontleend zijn aan de „organische" geledingen van een lichaam-onder-een-hoofd.

Het komt in de beeldspraak van het hoofd op het RE-GEEREN aan. En een regeering, die kan van buiten af geschieden; een „hoofd", zoo zeggen de litteraire getuigen van alle kanten, kan dan ook zoowel van buiten af regeeren, buiten „het lichaam", als ook van binnen uit. Het hoofd van den staat regeerde in bezettingstijd vanuit Londen, van buiten de plaats waar het gros van het „lichaam" was; thans is het in Soestdijk. De Christus, onze Koning, regeert ons thans van den hemel uit. Eens zal dat anders zijn; als Hij niet ons vereenigd wezen zal. Een hoofd, dat aan een lichaam vast zit (maar weet u een „grens"? die is niet aan te geven) dat kan niet zonder lichaam zijn; is het ervan afgeslagen, dan is het lichaam geen lichaam, maar een hjk. Maar als we van Christus lezen, dat Hij geen Koning zonder onderdanen, en geen veldheer zonder'leger wezen kan, dan hebben we een andere beeldengalerij dan die van hoofd-met-hersenen, hals, romp, etc. Als ik zeg: het hoofd is in den hemel, het lichaam op aarde, nu dan is dat wel een onjuiste beeldspraak, reeds dogmatisch; omdat de kerk (het lichaam) óók in den hemel is, voor een deel. Maar goed, we denken dan zoo iets als: een laag lichaam: het bovenste stuk (hoofd) in de wolken, het onderste (voeten en wat daarboven ligt) in de kolken; boven de wolken het hoofd, daaronder de leden. Vreemde beeldspraak, vooral wanneer ge denkt aan de overgangen tusschen hoofd en hals b.v. Maar het kan heel goed gebeuren, dat het léger op het slagveld, en het hoofd, de generaal, in zijn paleis zit. En ik wou ook wel eens dien kant uit met de beeldspraak.

Ja, maar Ef. 4 : 16 dan?

Wij antwoorden: als ge maar eens terugdenkt aan wat we onlangs hier bespraken, dan komt ge voor allerlei mogelijkheden, óók voor de uitlegging, de aandacht vragen bij uzelf. We hebben immers enkele weken geleden erop gewezen, dat in den tijd, toen Paulus schreef, het' woord „lichaam" ook in officieele taal gebruikt werd voor een staat, een instituut, een burgerlijke gemeente, een rijk, een menschengemeenschap, die door wetten en politie bijeen gehouden werd. Er moest eenheid zijn, anders kon zoo'n collectie geen „lichaam" heeten. Maar waar die eenheid vandaan kwam, dat was een andere vraag.

. Als er een Keizer is, of een ander Sterk Gezag, dat met wetten, met Woord, met Edicten, met Stipulaties, den staat regeert, of met reglementen de stad, de burgerUjke gemeente, dan is daar een ksinon, een staat, een republiek, een „res pubUca", een gemeenebest, een rijk, dat „1 i c h a a m." heeten mag en moet.

Dan is dat in zijn ontstaan niet een organisme, maar een instituut.

•Kuyper heeft eens gezegd: een koning (basileus) is organisch hoofd van een organisch gegroeide volksgemeenschap ; maar een keizer is een usurpator, die van boven af en van buiten af met geweld een rijk in-elkaar-zet, provincie voor provincie. We gelooven er niet Veel van. Althans niet als de bijbel door ons gelezen en verstaan moet worden. Want basileus, dat was een titel óók voor den keizer van Rome: geweldenaar en veroveraar. En onze God heet Basileus van anderen,

die ook basileus heeten. En Hij heet ook Despoot.

Neem nu eens even aan, dat Paulus in Ef. 4 : 16 het woord „lichaam" zóó bedoeld heeft, niet als zoo'n dieren-of menschenlijf, dat uit een kiem, een ei, een foetus gegroeid is (want Christus heeft heusch zoo'n lichaam in de kerk niet), maar als zoo'n rijks-verb a n d, zoo'n staat, zoo'n grootheid, die i n - e 1 - kaar-gezet was, zoo'n instituut, zoo'n getimmerte, zoo'n huis b.v., hoe dan?

Hij spreekt van „het Uchaam SAMENVOEGEN".

Dat gaat niet best bij een organischen groei; er wordt geen baby in-elkaar-gezet, het is geen robot, en geen pop. Maar het grieksche woord wordt wel gebruikt voor aan-elkaar-passen, over-elkaarh e e n - s c h u i V e n; en alp men muziekinstrumenten doet samen-stemmen, dan is dat, vlak voordat de ouverture begint, in het orkest, geen geleidelijk groeien van een eerste accoord, maar een draaien en wringen aan de vioolsnaren, opdat ze toch maar den goeden toon te pakken krijgen naar de a, die het fluitje van den dirigent of van het orgel aangeeft. Het grieksche woord wordt gebruikt voor de „partes aedificii", de deelen van een gebouw. Een ge-tinmierte. In-stituut.

En dan verder: het lichaam moet worden „SAMEN VASTGEMAAKT". Kunt u zich dat indenk-en bij een plantje, een baby? Een ei? Ik niet, tenzij ik weer aan een pop of kunstmatigen mensch moet denken. Maar het grieksche woord wordt gebruikt voor het bijeenbrengen, het samen-doen-gaan, m i s s c h i e n wel d oordwang, of door „geleide oeconomie" van wie anders niet samen marcheeren zouden. Het grieksche woord komt óók voor in de beteekenis van: door een verbond vereenigen. Door een transcendente leiding bij elkaar brengen (b.v. joden en heidenen). Het samen komen vén een man en een vrouw in de daad der paring. Het gaat van buiten af, als God Adam zijn huisvrouw als met zijn hand toebrengt (hetzelfde begrip). Bedoeld grleksch woord komt ook voor (tot in den bijbel toe) ter kenschetsing van den arbeid van wie een syllogisme opstelt. Een sluit-rede. Hoe gaat dat toe? Wel: je redeneert bij je zelf: dit feit weet ik, dat andere feit is me óók bekend, als ik nu „de stukjes en beetjes" bij elkaar leg, dan kan ik daaruit dit en dat opmaken, concludeeren. Daar hebt ge het beeld van combineeren, van de stukken en brokken bij elkaar voegen, de losse deelen in elkaar leggen. Het werkwoord past voor een legpuzzle; niet voor den groei van een lichaam.

In hetzelfde verband spreekt Paulus dan ook van „voegsel", „verbinding". Het grieksche woord kan beteekenen: een verbindingsbalk, zooiets, als b.v. in een gebouw den opstaanden .muur verbindt aan het naar boven schuin op te trekken dak. Om den boel goed vast te houden. Weer het beeld van architectonic; daarna van een wijs beleid, dat in een gemeenebest zorgt voor de verbindingen (joints). Het beeld van getimmerte, instituut. Geen natuurhjke symbiose, d^ooh een langs hoogeren weg, door een ordenend verstand (dat vanbuitenaf werkte), verkregen en geschapen verbintenis.

En dan is er nog een merkwaardig griekseh werkwoord. Epichorêgia (verleening, aanvoer, toevoer). Die voegselen van daarnet (die steunbalken, die hechtankers) moeten worden „verleend". Hoe gaat dat toe? Krijg ik soms peezen „verleend" om mijn spieren aan elkaar te hechten? Neen; maar de timmerman en de metselaar opereeren zóó samen, dat de metselaar de balken en de kozijnen krijgt toegeschoven op de stellage, waar hij aan 't werken staat. Het grieksche woord wordt gebruikt voor iemand die als zaaier zaad krijgt toegewezen, aangevoerd, of als eter brood (2 Cor. 9 : 10). Ik kan daar niets „organisch" in terugvinden. Als ons de Geest „verleend" wordt (hetzelfde woord. Gal. 3 : 5) gaat dat ook niet vanzelf, maar komt dat van boven af. Als we den „ruimen ingang" verkrijgen in het koninkrijk der hemelen (weer hetzelfde woord) komt er heel wat voor kijken, dat gaat zóó maar niet, zeggen we elkaar. Als ik bij dat grieksche woord voor , , suppediteeren", verschaffen, denk aan de luchtbrug van Londen naar Berlij n, dan ben ik geloof ik, waar ik wezen moet. Een zorgen voor toevoer, zoodat de boel marcheeren blijft, en stagnatie uitblijft.

Daar hebben we nu een van die beroemde plaatsen over het „lichaam van Christus". Tot in de fijnste détails klopt alles precies met de reeds gevonden opvatting van lichaam als gemeenebest, staat, in-sti-tuut.

En dan die BRUID? Ja, ja. U denkt, op zijn westersch, aan een bruidegom en een bruid, die mekaar erg liefhebben, en zoo, en die dan eindelijk, organisch, elkaar in de armen vallen, en dan eens erover denken, ook nog papa te „raadplegen", zeg maar: te informeeren. Maar wij zijn h i e r in de taal van den bijbel. Daar wordt een bruid gekocht; en het kind heeft niets in te brengen. En ook al staat ze onder de „exousia" („bevoegdheid") van den bruidegom, ze is nog een poos onder de „d u n a m i s", de macht, van den vader. En er is een handel over haar hoofd heen gevoerd, en zoo is ze verkoren tot bruid, en de acte is geteekend, niet door haar zelf, maar door wie over haar beschikten. En als ze dan later den bruidegom leert lief krijgen, nu ja, dan komt dat DAARNA (organisch) enonldatzezich conformeert aan zijn haar bekend gemaakte beschikking. Maar er is dan pas organische groei, als er eerst was een beheerschend in elkaar zetten van een transcendenten handel. Het huwelijk is heel gewoon m a ak w e r k. En die „o n b e v 1 e k t e" bruid? Wij denken dan aan een bruid, die lid voor, lid opgepoetst is, zonder zonde in de individuen. Mis. Petrus (2 Petr. 2 : 13) zegt: ie ketters, die libertijnsche scheurmakers, die haeretici, zijn „V1 e k k e n" in uw liefdemaaltijden. Als de staat van N.S.B.-ers gezuiverd is, dan is de gezuiverde staat (op dat punt) „onbevlekt". En als de kerk van de scheurmakers gezuiverd is (denk daaraan, als ze u, zie elders in dit nummer, in de zeef van Satan willen brengen) danls de bruid zonder vlek of rimpel. Bruid is weer stad!! Een huwelijk is hier een rechtshandel, die met organische liefde niet veel te maken heeft. De bruid is gekocht; daar moesten wij een beetje meer respect voor hebben. En er is heusch geen voorafgaande bruidswil aan te pas gekomen.

Ja, die bruid. Ik dacht, dat in de kleine profeten twee zusters twee rijken waren. En ik dacht, dat als aan Johannes de bruid getoond wordt, hij een STAD komt te zien. En ik dacht, dat als de kerk moeder der geloovigen heet, we van een JERUZALEM hooren spreken, een stad, die baart tot een zekere rechtspositie, d.w.z. met een zeker burgerrecht, maar dan anders dan van Romeinen en van inwoners van Tarsis.

En wat die KUDDE betreft; is dat „organisch", meneer? Geen sprake van. „Organische" kudden, daarvoor moet u naar de binnenlanden van Afrika, waar Hagenbeck zijn zebra's vandaan haalt en zijn olifanten. Een WILDE kudde van WILDE beesten, die vindt ge daar. Maar als de bijbel van een kudde spreekt, dan heeft hij het over een EIGENAAR van schapen, die ze uitkoos, teeltkeus inclusief, naar transcendent behagen. En die de schapen overlevert aan een wachter. En die een stal ervoor gebouwd heeft. Kortom, het is allemaal kunstwerk, maakwerk, instituut. Wel gebruikt de eigenaar, en ook de betaalde herder, de organische neigingen van de schapen; maar er is eerst een IN ELKAAR GEZETTE kudde, en dan pas komt er een ge 1 e i d e oeconomie, en de g e - 1 e i d e epichorêgia! — zie boven — van etenswaar voor de schapen en van bakken en stroo voor de stallen. Het is niet anders dan het net van de visschers der menschen; er is geen organische school haringen, maar een door geraffineerde hersens bij elkaar gebrachte collectie visschen straks in het ruim.

Met dien wij n st o k is het niet anders, Joh. 15. Een wilde wingerd, die ergens uitbot tusschen een opening m den drogen muur? Neen, een landman is er bij, en hij heeft een s no e i m e s, en hij heeft hem geplant, en laat er m e s t om 1 e g g e n, en hakt er takken a f, en ent er loten in. Het is allemaal maakwerk, instituut.

Zoodat het ons, op dezen Pinksterdag, nuttig voorkome, dat we uit dankbaarheid voor wat de Geest ons schonk, de beeldspraak van lichaam, bruid, kudde, wijnstok van Christus beter gaan lezen. En beven voor het geweld van God, die de kerk heeft geïnstitueerd.

Het ging slecht met de kerk toen men volgende gelijkenissen kon uitspreken:

a) Inzake het lichaam: de N.S.B.rcrs waren vaak goedbedoelende menschen, ze hadden vaderlandsliefde; vaderlandsliefde is een organische trek in goeie vaderlanders; ze waren dus vaderlanders naar het onzichtbare, leve de staat als organisme: straks l^omen alle vaderlandsminnaars thuis, wat zal dat zalig zijn.

b) Inzake de bruid: eenige meisjes hadden verlangen naar een of ander huwelijksdétail; de ééne verlangde naar een aardig meubilair, een tweede naar een goed home, een derde naar een kind, een vierde naar wat anders. Organisch groeide dat; het organische — want dat is toch maar léven, meneer! — riepen ze uit als hoofdzaak; en om een huwelijkscontract waarbij de WETTIGE KOOP geregeld en met bloed bezegeld werd, maalden zij niet. Zij liepen orga-'nisch met den bruidegom mee, en zeiden: wanneer hebben we u niet verlangd?

c) Inzake de kudde: de schapen èn de bokken zeiden: alle schapep die van dezen stal niet zijn, die behoeft ons niemand toe te brengen; want Gód zal ze wel vinden, straks in de schuur pardon, in de wei, om niet te zeggen: de GesubUmeerde Jungle.

d) Inzake den w ij n s to k: als u maar een loot bentmet-s a p p e n, zoo spraken de loten van den éénen boom tegen die van den ander, met religieuze sappen, dan zal geen mensch, behalve dan een maniak, ooit m.et u praten gaan over het inenten in een anderen stam. Sappen, meneer, sappen, daar komt het op, aan. Laat Paulus maar over enten prakkiseeren.

Ik zeg: het was niet best in de kerk, toen zulke 'goddelooze gelijkenissen voor grif kerkgeld verkocht werden. Kerkgeld is soms grif te geef. Je Hoeft maar dierbaar te doen en je krijgt het.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 juni 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

De kerk, een lichaam, dat van Christus is

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 juni 1949

De Reformatie | 8 Pagina's