Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van crisis tot crisis....

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van crisis tot crisis....

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

(I)

Het leven onzer dagen ontplooit — of, beter gezegd: ontbindt — zich in een razend snel tempo. Er gaapt tusschen onze huidige krankzinnige wereld en die van vóór 1914 vermoedelijk een dieper en breeder kloof dan tusschen het rijk van Keizer Wilhelm n en dat van Karel V. De wereld is immers steeds kleiner geworden. Tengevolge van de ont'wikkeling der techniek zijn de afstanden verdwenen. De afstand Amsterdam-Batavia is momenteel niet' zoo groot als die van Amsterdam^Rotterdam voor anderhalve eeuw. Het is thans mogelijk, dat één man door de gansche • bevolking der wereld gehoord word op hetzelfde moment waarin hij spreekt. Wat in de éêne hoek der aarde geschiedt is onmiddellijk overal bekend en laat onmiddelHjk overal zijn invloed gelden. Geestesbewegingen krijgen al meer een planetair karakter. En feitelijk zijn er maar twéé grootmachten onder de menschheid, die meespreken: Rusland en Amerika.

Verklaarde Stalin niet onlangs, dat West-Europa zoowel in een wereldoorlog als in den wereldvrede een te verwaarloozen factor is?

Deze hevige versnelling van hêt levenstempo is er ook ten opzichte van het kerkelijke leven te bespeuren.

De Roomsch-katholieke kerk zal spoedig haar antichristelijke ont'wikkeüng voleinden. We konden dezer dagen immers lezen, dat volgens welingelichte vaticaansche kringen het volgende jaar het dogma van de hemelvaart van Maria zal worden afgekondigd. Op de vergoddelijking van den paus in 1870 is dan die van Maria gevolgd. En in die beide ongehoord-brutale declaraties heeft dan de roomsche kerk zichzelf „tot den hemel toe verhoogd", ja, zich in eigen macht en kracht en deugd in den hemel ingedrongen. Voorts is de idee van de ééne wereldkerk niet langer meer een illusie. Haar contouren teekenen zich reeds boven den gezichtseinder af. Wordt deze eeuw naar het woord van aartsbisschop William Temple niet „de eeuw van de oecumenische beweging"? En met, of liever in en door deze oecumenische beweging breekt zich een nieuw beüjden, een nieuwe theologie, een nieuw geloof, ja, een nieuwe religie baan in de menschheid en verovert de harten en zielen van duizenden.

En ons nederlandsche kerkelijk leven vertoont in nauw verband met wat in de wereld gaande is niet minder groote evoluties. De Hervormde Kerk is in de laatste 'jaren anders geworden. Ze is niet langer een conglomeraat van richtingen, bijeengehouden door een a-kerkelijke organisatie en de mythe van een Vaderlandsche Kerk. De richtingen zijn aan het verd'wijnen. Nadat ze bijna een eeuw het aspect van het leven der Ned. Herv. Kerk hadden bepaald, verzwakken ze zienderoogen in kracht en vervaagt navenant haar beeld. Ook in de Herv. Kerk geeft een nieuw belijden, een nieuwe theologie, een nieuw geloof, ja, een nieuwe religie een geheel nieuw kerkehjk ideaal, dat met een nieuw pathos wordt nagejaagd.

Speciaal voor wat Groen van Prinsterer de .gereformeerde gezindte noemde is deze ontwikkeling der dingen van geweldigen invloed geweest. Was het voor een vijftig jaar inderdaad zóó, dat de in verschillende kerkelijke gemeenschappen levende gereformeerden, eenzelfde belijdenis onderschreven, en die behjdenis ook, globaal genomen, op dezelfde wijze lazen en verstonden, thans is dat totaal anders geworden. Speciaal onder den invloed van Karl Barth is de idee van behjdenis en behjden zélf radicaal" veranderd. En het benauwende, verwarrende en verwoestende van deze nieuwe situatie is, dat menschen, die met dezelfde woorden „belijden" zóó oneindig ver van elkaar staan, dat ze elkaar niet eens meer begrijpen, laat staan een eenheid vormen. , /

Welnu, de genoemde — en andere! — evoluties in de religieuse en kerkelijke wereld hebben óók de synodaal gebonden gereformeerde kerken aangegrepen en daarin een nieuwe situatie in het leven geroepen. En het is noodig, dat we ons daarvan ter dege rekenschap geven. Wij mogen de broeders en zusters daarin nóóit loslaten. Zij kwamen eenmaal mét ons aan één Avondmaalstafel. Zij bedienden met ons, in één gemeenschap, het heilige ambt. Zij zijn in groeten getale van ons vleesch en i)loed. We moeten daarom mèt hen en vóór-hen worstelen in gehoorzaamheid aan Jezus Christus en het woord des HEEREN. Wij moeten ons blijven beijveren om hen te overtuigen, dat ze God hebben bedroefd en vertoornd en dat het nu met hen mis móet gaan! Wij moeten hen in liefde en trouw toonen waarin ze den HEERE verlieten, hoe de wereld onder hen doorwerkt en nu haar duizenden verslaat. Wij moeten dat vooral doen, wanneer hun kerkelijk leven een hoogtepunt beleeft, een stroomversnelling ontvangt, misschien zelfs in een andere koers wordt gedreven door een generale synode. Is deze niet speciaal voor hen het hoogtepunt, de beheerschende en bepalende factor van hun kerkelijk leven.

Wanneer wij het voor-den-oorlogsche leven van de kerken, welke door afscheiding of doleantie tot reformatie waren gekomen, overzien, ontdekken we daarin een gropte veelvormigheid.

Vooreerst leefde daarin het geestelijk nakroost van de oude afgescheidenen. Voor het overgroote deel bestond dat uit eenvoudige menschen. Van diepzinnige, theologische speculaties en constructies moesten ze niet veel hebben. Ze accentueerden krachtig, dat het op een leven van berouw en bekeering aankwam. Gods volk moest persoonlijk, krachtig, „be'vindelijk" eigen zonde en verdorvenheid leeren kennen. Aan praten over zonde en zondigheid had je niets! Evenzoo kwam het aan op een levend, werkzaam geloof in Je2MS Christus en in Gods woord. Een geloof, dat zich ook en vooral openbaarde in een zich innerUjk losmaken en ook uiterlijk distancieeren van.de wereld. Met het fijne gevoel van een uit de Schrift levend geloof reageerden zij tegen allerlei orthodox geredeneer waar het leven des Geestes niet in doortrilde. En ae trokken zich huiverig terug uit gezelschappen en organisaties waarin het woord „christeUjk" of „calvinistisch"

met klem; werd gedeclameerd, maar de ernst en warmte en de heiligheid des Geestes werd gemist. In het onderling gesprek — de herinnering daaraan is een van ide kostbaarste schatten in mijn leven — sprak men over den strijd tegen de zonde, de listen waarmee Satan Gods volk verleidt, het leven en de worsteling des geloofs, de lieflijkheid eii de grootheid van Christus. De kerk stond voluit in het middelpunt van het leven. Maar dan niet de kerk als organisatie, als macht, maar de kerk waarin en waardoor God zijn volk toespreekt, bedreigt, troost, opbouwt, de kerk als gemeenschap der heiligen. Ook gaven ze zich gaarne en van harte in een waarlijk Geestelijken strijd in de wereld van de pftlitiek en het onderwijs. De lectuur van deze mannen en vrouwen — en ze lazen véél — bestond vóór alles uit de Heilige Schrift! Ik heb er wel gekend, die lange avonden — in den lichtkring van de petroleumlamp — gebogen zaten over den Statenbijbel en met groote zorgvuldigheid „de kant" navorschten. Voorts ging hun hart uit naar practischreligieuze lectuur. Daaraan gaven ze verre de voorkeur boven oude en nieuwe dogmatische tractaten.

•Met groote, spontane felheid reageerden deze broeders tegen Kuyper's veronderstelde-weder|geboorteleer. Deze ervoeren ze als een fatale bedreiging van het Schriftuurlijke leven des geloofs. Wie uit zoo'n theorie leefde moest komen tot valsehe gerustheid. De strijd des geloofs moest in de-slachtoffers van deze constructie worden verlamd. En daarom: nooit zouden ze hun kinderen als metterdaad reeds wedergeboren beschouwen om ze daarna, geleid door deze visie, als zoodanig op te voeden. Dat de kinderen Gods beloften ontvingen, daar leefde hun hart in. En dat God die kinderen tegelijk opriep tot berouw, geloof, bekeering en ze bedreigde met de zwaarste straffen, als ze van zijn wegen afweken, daardoor werd hun gansche zijn en doen en spreken beheerscht. Maar de constructie van een in de harten hunner kleinen reeds tot stand gebrachte wedergeboorte, dife verfoeiden ze, die was voor hen gevaarlijk, dood verstandswerk.

Dezer dagen kwam mij een stuk onder oogen, waarin deze visie der afgescheidenen op bizonder duidelijke wijze aan den dag komt. Ik neem het daarom — al is het in het kader van deze artikelen feitelijk te lang — hier op. Het is te markant om het niet algemeen bekend te maken.

Op de vergadering van de Vereeniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs, gehouden 25 Mei 1899, werd de volgende stelling besproken:

Onderwijzers aan s(cholen voor Gereformeerd Onder'wijs hebben hun leerlingen te beschouwen, dus óp te voeden en te onderwijzenals wedergeborenen.

In de discussie over deze these voerde o.a. het woord de bekende Ds Th. Bos, van Bedum. Hij sprak als volgt:

, , Het koniit er op aan, de bedoeling van die stelling goed te vatten. Hier moet aan éon breederen grondslag worden gedacht en van uit dat oogpunt beschouwd, de vraag bezien. Br behoort verband te bestaan tusschen wedergeboorte en opvoeding. De tweeërlei opvatting aangaande de wedergeboorte brengt als vanzelf tweeerlei richting in de opvoeding. Br is een Doopersche en een Gereformeerde opvatting en richting; de eerste is uitsluitend particularistisch. Volgens haar is het: , , Deze en die is in Sion geboren". 'De Vrijmachtige doet hier en daar een greep uit het gevallen menschdom; samenhang tusschen de vrijmacht Gods en het verbond der genade kan bestaan, maar is dan toch een feit, waarmede wij kortzichtige menschen niet hebben te rekenen. Deze richting beschouwt de Christelijke school als een van God verordineerd middel, om de kinderen door bekeerlng tot het Koninkrijk van Christus toe te bren-. gen. De Gereformeerde richting gaat verder. Zij betwijfelt of weerspreekt geenszins de souvereine vrijmacht Gods; evenmin de eeuwige verkiezing; maar zij houdt daarbij vast aan de Godsopenbaring, dat de Heere verbondsgewijze handelt; dus in-organisch verband. In Zijne .souvereine vrijmacht wederbaart Hij de kinderen dus niet, omdati ze uit geloovige ouders zijn; maar daarentegen die kinderen, welke Hij in Zijne vrijmacht besloten heeft te wederbaren, doet Hij over het algemeen uit geloovige ouders geboren worden. Toch weer niet alle. Zij zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn. Maar opmerkelijk is voor ieder, die oogen heeft en ziet, dat die verbondslijn in de bekeering van menschen, 't zij oude of jonge, niet te miskennen valt. — Dus moeten wij wel letten, of we met verbondskinderen te doen hebben. Ook in de school moet daarmede worden gerekend. Doch ook weer niet als wedergeborenen; dat is te particularistisch. Als Idnderen des Verbonds. In het verbond als zoodanig liggen al de weldaden. Verbondsgewijze is een woord, breed van opvatting. Het onderwijs mag dus in geenen deele zijn, als dat van heidenkinderen. In het bidden, spreken, vermanen, bestraffen moet zeer zeker met de leer des Verbonds gerekend worden; het moet er alles op ingericht zijn. De vermaning tot bekeering mag volstrekt niet achterblijven; eer behoort die aangedrongen te worden door het verschrikkelijke, om als „kind des Verbonds", niet als , , wedergeborene", verloren te gaan. In bovenbedoelde stelling behoort daarom „wedergeborenen" door „kinderen des Verbonds" te worden vervangen".

Na Ds Bos nam Prof. Noordtzij het woord. Hij „betreurde de fout, die in de meeste kringen van Bijbelsche Christenen gevonden wordt, n.l. een miskenning van het organisch verband, waarin alle menschenkinderen tot elkander staan, en van het feit, dat God uit kracht van Zijn scheppingsplan ook nadat de zonde intrad, organisch werkt. God schiep niet vele menschen, maar één, n.l. Adam. In dezen, als in den wortel, zat het geheele menschelijke geslacht; gelijk in een vrucht de kiem zit van al de vruchten, die uit haar zullen voortkomen. In Adam, die zondigde, zondigde' als zoodanig zijn geheele "nakomelingschap. In aansluiting aan het beeld van Adam als wortel van de gansche menschheid, zegt dan ook de Heilige Geest door den mond van Paulus: , in welken allen gezondigd hebben". Geen individu is los van Adam. Diezelfde gedachte moet worden vastgehouden bij het Genadeverbond. In dat ééne zaad, Gen. 3 : 15, zat elk individueel zaad; het wordt tegelijk grondslag en seheute. Het bijzondere ontwikkelt zich uit het algemeene. De eene valt af, de andere draagt vrucht. Het Genadeverbond is dan, ook geen woord, dat vergaat, of geloochend mag worden; het gaat van den Logos uit en wordt door den Logos in woorden vertolkt, in daden omgezet. Alzoo ontwikkelt zich de Gemeente in de bedeeling van het Genadeverbond in en uit Christus. Dé samenhEing is, vóór de deelen uitspruiten, door den Heiligen Geest, naar Gods wil, geordend en wordt daarnaar uitgewerkt. Zijne actie kan tegengewerkt worden voor zoover de Heilige Geest dit gedoogt. Men kan nu wel spreken van wedergeboorte, maar aanvaarde dan ook de consequentie, „dat er individueele leden zijn, die in de geboorte blijven steken". Durft men dit laatste niet aan, dan ook geen spreken vajx wedergeborenen. Men gebruike dat Zwoord in dezen zin liever niet; het kan gevaarlijk worden als een mes in de hand van een kind. In genoemden zin komt het o.a. voor in het dankgebed na de bediening des Heiligen Doops.

Bn nu wat de vraag zelve betreft. Hoe staat de onderwijzer er tegenover op de Chr. School? Ze is voor hem eene levensvraag bij het .onderwijs. Deze twee punten verlieze hij nooit uit het oog:1. Hij late de gedachte bij het kind niet toe, dat het buiten dit organisch verband zou staan, maar stelle zulks vooral ook bij vermaningen aan het kind gestadig voor oogen. 2. Hij doe telkens uitkomen dat er voor hen, die onder het Genadeverbond leven, mislukking mogelijk is; en dringé het kind op dien grond met al den drang der liefde tot bekeering. Christus zegt: , Ik ben tot een crisis in de wereld gekomen". Door Zijne verschijning wordt een schifting of scheiding onder de menschen verzoorzaakt. Menschelijke actie kan Hem afstooten. Zoo ook met heC werk van den Heiligen Geest. Diens werk kan afgestooten, wederstaan worden. Men denke aan het: ijlieden weerstaat altijd den Heiligen Geest, van Stefanus. Daarop moet den kinderen worden gewezen.

Maar dewijl er nu een algemeene en een bijzondere roeping is, zoo door het Woord als door den 'Geest, uit kracht van het verbond der genade; en het woord , , wedergeboren" in verschillende beteekenissen kan worden gebruikt, — zoo zij men met dat woord uiterma.te voorzichtig; „kinderen des Verbonds" zou spreker liever gebruikt zien".

Ten slotte verklaarde de vergadering het eens te zijn met de volgende stelling:

„De Christelijke onderwijzer heeft zijne leerling; en te beschouwen als kinderen, die al de beloften Gods hebben; ' hij legge deze waarheid ten grondslag bij hunne opvoeding en bij alle onderwijs, dat 14} hun geeft".

(Zie: J. Kuiper, Geschiedenis van het Christelijk Lager onderwijs in Nederland, p. 325 v.)

De geestelijke nakomelingschap van deze afgescheidenen — niet te verwarren met hun „vleeschelijk" nakroost! — leefde steeds in de Gereformeerde Kerken voort. Niet in de voorste linies. Niet op de hoogste plaatsen. Neen, maar in de achterste linies. Men vond ze onder de stillen in den lande. Met een andere dan platonische liefde droegen zij de Theologische Hoogeschool in hart en gebed. En zeer velen vonden in „De Wachter" hun lijforgaan.

Maar naast deze stroomingen waren er ook nog andere in de Gereformeerde Kerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 september 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Van crisis tot crisis....

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 september 1949

De Reformatie | 8 Pagina's