Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Betceucen zondec noodzaak

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Betceucen zondec noodzaak

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kerkeraad van Utrecht-Noord-West heeft niet alleen — zie verleden week — zonder noodzaak zich „pijnlijk getroffen" gevoeld, doch kwam ook zonder reden tot het „betreuren". In zijn publiek stuk, dat stante pede in „De Roeper" gepubliceerd werd, wordt verteld, dat de kerkeraad „ernstige be.zwa-I' e n" heeft tegen een handeling van deputaten (voor samenspreking). Dat zijn, alfabetisch gerangschikt, na het overlijden van de broeders Kouwenhoven en Greijdanus: L. Doekes, P. Groen, B. Holwerda, H. J. Schilder, K. Schilder, G. Visée, A. Zijlstra (als secundus teekende de laatste maal i.p.v. prof. Greijdanus: ds C. Vonk).

„Ernstige bezware n". Toen ik het stuk doornam, heb ik eens achter het oor gekrabd; ik las daar van een zonde, die ook ik — met genoemden mee — zou begaan hebben, en ik wist op geen stukken na, wat dat nou weer wezen moest. Want ik kon me van het geval niets herinneren. Maar ja, als een kerkeraad het zegt, nog wel een die voorgelicht is en voorgezeten door een synodelid, ds M. de Goede...... Lag het soms aan mijn verdringing ?

Laat ons zien.

Dit is het bezwaar van Utrecht-Noord-West: bovengenoemde deputaten h e b b e n de p o r t e ­ feuillekwestie gesteld. Dat is nummer één. Nummer twee is de t ij d, w a a r o p ze dat deden: reeds aanstonds bij hetcontactmet C o m m i s s i e I.Goed onthouden: dat contact is er dus geweest, volgens den kerkeraad. Bn dat drukt blijkbaar ook „De Roeper". De bekendmaking van de zienswijze van deputaten aan Commissie I heeft allereerst deze commissie der Amersfoortsche sjrnode beïnvloed. Want die commissie ontleende een van haar beweegredenen er aan, om zóó en niet anders te adviseeren. „Welken invloed deze mededeeling op de beslissingen van de Generale Synode gehad heeft, is uiteraard niet na te gaan", zoo voegt de kerkeraad er aan toe; maar men begrijpt, waar dat heen kan: stille invloeden? Utiliteitspolitiek?

De kerkeraad is dan verder vriendelijk genoeg om op te merken, dat die samensprekingsdeputaten wel

„récht hadden" op een gelegenheid om „aan commissie I hun zienswijze bekend te maken". Zelfs is hij zoo bedachtzaam, „aan te nemen" (!), dat de opvattingen van die samensprekingsdeputaten zijn voorgelegd door Commissie I aan de synode. Hij voegt er aan toe: „met den zakelijken inhoud van hun argumenten was de Generale Synode dus volledig bekend". De keten wordt hoe langer hoe langer

Nu ben ik zoo vrij, teneinde tusschen den kerkeraad en mij alles vlak te houden, een tekstcritische conjectuur aan te durven: ik lees in dezen laatsten kerkeraadsvolzin niet „dus", zooals er staat (want dan klopt de zin niet op den voorgaanden), doch „dan".

Goed zoo, van beide kanten de hand aan de klep van de pet.

Maar dan komt het: „m aar dan betreurt d e Ke rkeraad deze wijze van doen, welke de Kerkeraad met leedwezen in het rapport gelezein heef t".

Ziezoo, nieuw zondegeval. Beïnvloeding eener commissie door een mededeeling: denk er aan, als je onzen zin niet doet, dan treden we af.

Eén van beide:

die mededeeling was officieel, en dan staan alle samensprekingsdeputaten schuldig: Doekes, Groen, Holwerda, Schilder (H. J.), Schilder (K.), Visée, Zijlstra; de kerkeraad spreekt van „deputaten"; en in deftig „kferklatijn" beteekent dat niet zoozeer: twee van hen, doch het heele gezelschap.

O f, die mededeeling — „we stellen de portefeuillekwestie" — was offi ei e us; en dan hebben zeker die twéé het gedaan, die zoowel samensprekingsdeputaat als lid van Commissie I zijn geweest; en U hebt al gelezen, dat de kerkeraad dit lidmaatschap van deputatenkring en daarna^) van Commissie I, ernstig afkeurt. Onvoorwaardelijk. Het zijn de heeren Zijlstra en Schilder (K.). Hebben die soms namens hun mededeputaten gedreigd met de portefeuille? En zoo , , hun" zaak gewonnen? Hebben zij het Amersfoortsche besluit, dat fundamenteele kerkelijke w e t t e n aantast, en dat niet „pro", doch „contra" hun principalen is, het booze Amersfoortsche besluit, helpen doordrijven ? Op die manier ? Door deze „w ij z e van do en ? "

We houden maar op.

We zitten verlegen.

Niet vanwege de beweerde zonde (zie hieronder), maar omdat we niet weten, hoe we schrijven moeten. Val ik scherp uit over dezen onzin, dien ds M. de Goede zijn kerkeraad had moeten besparen (want h ij kon beter weten), dan zegt men: scherp. Doe ik het gemoedelijk, dan komt er in „De Roeper" een protest: Schilder moet niet zoo vaderlijk doen Vader Pictor

Hoe het zij, ds M. de Goede was lid van de generale synode van Ajnersfoort. Hem willen wij niet v e r w ijt e n, dat hij ter vergadering der synode geen woord van protest tegen deze thans onthulde misdaad gesproken heeft (ook wijzelf zien vele dingen pas later). Niettemin, wijselijk had hij toch wel gehandeld, als hij vóór hij zijn naam onder dit kerkeraadsstuk zette, en zijn scriba diens naam liet zetten, eens had geïnformeerd, b.v. bij ds H. J. Schilder, stadgenoot: zeg jó, hoe zit dat? Zijn jullie in Commissie I geweest? Hij had dan zeker antwoord gekregen: mij niets van bekend. Hebben jullie dan een briefje geschreven, dat ds Den Boeft, praeses van Commissie I, in handen gestopt is? Antwoord ware geweest: nooit van een briefje gehoord, en je hebt het tamme briefje van ds Doekes, secretaris van deputaten, toch zelf gelezen? Hebben sommigen van jullie deputaten dan mondeling of schriftelijk in de beslotenheid van Commissie I mededeelingen gedaan namens jullie allemaal, dat jullie zouden bedanken, als het niet ging naar jullie zin? En wisten „ze" dat zoo prompt? Is het dan besloten? Antwoord ware geweest: ik weet van een besluit niemendal, en ook niet van een mededeeling in een commissiekringetje, waar niet ik, H. J. Schilder, maar u zelf, collega de Goede, dagelijks mee omgaat: vraag het dan zelf aan de brs Zijlstra en S c h i l d e r (K.); en steek nou eens op, want je bent zoo'n aardige vent, als je geen spoken ziet.

Dit gesprek heeft blijkbaar niet plaats gehad.

Maaraldatandere, waar o verdie kerkeraad zoo met 1 e e d wl e z e n aan het treuren is, evenmin.

Het is van a tot z fictie.

Geen deputatenbesluit.

Geen deputatenbezoek.

Geen portefeuillekwestie.

Geen mededeelinkjes van de heeren Zijlstra of K. S. aan de commissie.

Niks, en niemendal, dat de kerkeraad van Utrecht-Noórd-West niet ook zélf heel doodgewoon weet. En die kerkeraad, die van zijn „smart" spreekt, had zich de handteekening onder een loos alarm-stukje kunnen besparen, door zijn praeses naar b e w ij z e n te vragen: hij was toch synodelid geweest, en één der samensprekingsdeputaten was toch jaren lang met hem aan één kerkeraadstafel geweest?

Het heele aaneenrijginkje van vermoedens 'en fantasieën gaat terug op wat er in het rapport Samenspreking van Commissie I staat. Acta, bl. 149:

„Onze huidige deputaten hebben duidelijk genoeg uitgesproken, dat zij b ij het 1 i c h t, " dat z ij bij de verzending hunner jongste missive h a d d e n (het staat er nota bene nog wel met zooveel woorden bij K. S.) er niet aan denken konden, medewerking te verleenen aan de door de synodocratische deputaten gewenschte werkwijze Tenzij onze deputaten van meening zouden veranderen, zou dus (alzoo concludeert d e commissie, K. S.), ingeval deze synode nog door deputaten met gelijken last zou willen doen handelen, naar nieuwe gegadigden voor dit deputaatschap moeten worden gezocht".

Dat is nou alles. Maar staat daar dan niet zoo.iets als Utreoht-N.-W. „vermoedt", en met smart constateert?

Nee, meneer.

Geen woord is er gekikt tusschen deputaten en commissie. Geen woord gefluisterd, noch door br Zijlstra, noch door K.S. Die heeren plegen niet over kerkzaken te fluisteren, meen ik te weten.

De Commissie I van de Amersfoortsche synode heeft, net als ieder ander kerkmensch, en net als ieder ander lichaam, en net als de kerkeraad van Utrecht, dadelijk via de krant, ennü ook nog eens extra via de Acta, bl. 108, rustend in 't kerkeraadsarchief, kunnen lezen, en dan ook metterdaad gelezen, dat in hun laatsten brief, gedateerd 13 Sept. 1948, en gepubliceerd op 18 Sept. 1948 (zoo lang had de kerkeraad dit generale nieuws al kunnen weten) door de na een dubbel overlijden (en blijkbaar in afwezigheid van ds H. J. Schilder) overgebleven deputaten Doekes, Groen, Holwerda, Schilder (K.), Visée, Vonk, Zijlstra is geschreven aan de deputaten-Ridderbos:

„Thans komt U ons verzoeken, onze synode te adviseeren, de door U bepleite gedragslijn te aanvaarden. Uit den duidelijken tekst van onze voorgaande missive was evenwel aan U bekend, dat wij de ons door de Groningsche synode gegeven opdracht nog steeds als juist erkenden. Uw verzoek komt ons dan ook onbegrijpelijk voor. In verband hiermee zij U bij dezen bericht, dat wij aan Uw verzoek niet zullen voldoen, w ij 1 ons dit — evenals aan de Groningsche Synode — zondig, schadelijk, gevaarlijk en thans zoo mogellijk nog des te meer zinlo'os dunkt te z ij n".

Daar staat het dus: wij achten het voldoen aan Uw verzoek zondig. (Voetius zou zeggen: het is niet pro, doch contra onze principalen). En we achten het ook schadelijk, gevaarlijk en zinloos. Een publieke verklaring van gevoelen: zij zijn het met Groningen eens. Daaruit kan IEDEREEN afleiden (als hij tenminste die deputaten ernstig neemt, en niet denkt, dat ze voor de stichtelijkheid zoo maar wat zeggen van diepe smart en zoo): ze denken er niet, over, dien kant op te gaan. Ze gelooven het niet te mógen.

En dat heeft nu commissie I ook begrepen.

En dat is nu die heele „chos e".

Daarmee vervalt die diepbedroefde passage uit Utrecht-N.W.

Ik val dien kerkeraad niet graag hard. Ik zal dus zijn eigen woorden gebruiken. Ik „keur het onvoorwaardelijk af", dat hij zulke dingen over de kerken uitstrooit, op grond van vermoedens, waar geen draadje houvast voor te vinden geweest is, dan alleen in een ik weet niet meer door welke misverstanden vergiftigde sfeer. Maar ook daarin konden diegenen (of: kon degene), die het door den kerkeraad geteekende stuk ontworpen hebben (of: heeft), hun (of: zijn) zware beweren over een „wij ze van do en" (!) alleen dan geweekend krijgen door den kerkeraad, als deze dan meteen demonstreerde, dat ds M. de Goede tusschen 18 Sept. 1948 en 27 October 1948 toch wel den tijd gehad heeft om zelf te concludeeren wat die commissie I uit den deputatenbrief afleidde; dat hij op 27 Oct. 1948 de kans gehad heeft, commissie I (die toen over wat deputaten gedaan hadden rapporteerde) en deputaten zelf van dat diepe leedwezen en zoo op de hoogte te brengen in de volle synode; maar dat de Acta geen woord van protest bevatten.

Men raakt aan veel gewend. Maar desondanks moet het me van het hart: het is een klein kunstje klaagcopie in „De Roeper" te krijgen of opgenomen te zien. Het is een tikje moeilijker, te bewijzen, dat er ook maar een syllabe van waar is. Nu de kerkeraad officieel spreekt, gaan we er op in. De secretaris van deputaten (ds Doekes) heeft sober en publiek gerapporteerd (alleen de stukken op tafel); noch hij noch een ander heeft verder er aan gedacht; een woordje los te laten in of buiten oommissie I, en het heele geval van dat betreuren en zoo, is een beetje klam.

Wie houdt nu de kerkelijke pers op met vervelende polemiek?

NASCHRIFT. Naar aanleiding van een desbetreffende opmerking In ons nummer van 10 September, werd ons namens den Kerlteraad van Utreoht-N.-W. meegedeeld, dat in zijn vergadering van 19 Juli j.l. besloten werd-bedoelde uitspralceu aan alle Kerkeraden toe te zenden, alsmede aan „De Reformatie", „De Roeper" en „Ons Kerkblad" (prov. Utreclit).

Al deze stukken zijn tegelijk afgegeven op het postkantoor te Utreclit, terwijl de broeder, die de verzending op zich nam, met nadruk heeft verklaard, dat het voor mij bestemde was geadresseerd aan De Redactie van „De Reformatie", de Weleerw. Hooggel. Heer Prof. Dr K. Schilder, Vloeddijk 14 te Kampen, zooals in den kop van het blad is aajigegeven.

De kerkeraad vertrouwt, Sat wij deze verklaring, ter voorkoming van misverstand, wel zullen willen aanvaarden. Wij danken hem voor zijn bericht, dat we op 21 Sept. onder de oogen kregen en aanvaarden de verklaring

van den kerkeraad onmiddellijk en algeheel.

K. S.


1) Daarna: want toen deputaten hadden gerapporteerd aan de synode, waren ze automatisch verdwenen

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 september 1949

De Reformatie | 12 Pagina's

Betceucen zondec noodzaak

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 september 1949

De Reformatie | 12 Pagina's