Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rondom de Stalen-berijming van 1773

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rondom de Stalen-berijming van 1773

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Yll slot)

We zagen dus, dat de gedachte al meer veld won, dat het tijd werd om naast den psalmbundel een gezangenbundel samen te stellen. Zoo komt Jozua van Iperen in zijn genoemd werk ronduit voor de gezangen op. Ahasverus van den Berg gaf in 1778 anoniem een „Proeve van geestelijke Oden en Liederen" uit, waarin hij vertaalde liederen van duitsche dichters als Cramer, Klopstock, Lavater publiceerde.

Mr P. L. v. d. K a s t e e 1 e, die in 1773 als commissaris namens de Staten Generaal bij het werk der coromissie, die een nieuwen psalmbundel samenstellen moest, aanwezig was geweest, deed in 1790 een bundel gezangen het licht zien. En dan was er verder het werk van van Alphen, Reinvis Feith en anderen. En hoogelijk werden al deze vruchten der romantiek, die den (christen-)mensch in het middelpunt stelden, gewaardeerd en als evangelisch geprezen.

En zoo mocht in 1803 ds v. d. Berg het nadertig jaar beleven, dat zijn wensch, destijds uitgesproken voor de Staten Generaal in tegenwoordigheid van stadhouder Willem V, in vervulling ging. Nu niet meer in het regeeringscentrum Den Haag, in het Mauritshuis, maar in de consistorie van de Utrechtsche Domkerk, kwamen de afgevaardigden van alle provinciale synoden samen om een gezangenbundel samen te stellen. Deze commissie koos ds v. d. Berg tot praeses. In den gezangenbundel vaji 192 gezangen, vonden er 14 een plaats, die hijzelf gedicht had en 40, die hij uit het Duitsch vertaald had. Hij was het ook, die 4 Sept. 1805 in het Noordeinde te Den Haag den Raadspensionaris Rutger Jan Schimmelpennuick toesprak, om den gezangenbundel bij de „Hooge Regeering" aan te bevelen en om bescherming tegen overlast en geweld te verzoeken, bij de invoering.

Bij de beoordeeling van den psalmbundel van 1773 diene men de historie van den gezangenbundel van 1805 niet buiten beschouwing te laten! Tusschen beide bundels is nauwe verwantschap, zoowel wat betreft den geest die er uitspreekt als wel wat de s a m e n s t e l l i n g en invoering aangaat. Het isl niet toevallig, dat meer dan een derde van de gezangen (72 van de 192) afkomstig is van drie personen, die bij de psalmberijming betrokken waren (ds v. d. Berg, mr V. d. Kasteele, ds Schutte)! Men kan in zekeren zin zeggen, dat de invoering van de psalmen in 1773 e.v. een proefinvasie is geweest voor de groote gezangen-invasie in 1805 e.v. Op den geest van de staatscommissie na 1773 wordt een eigenaardig licht geworpen, als we in 1805 personen uit die cormnissie alles op alles zien zetten om den onbijbelschen gezangenbundel den kerken op te dringen, die eigenlijk bestemd was om de psalmen aan te vullen of te vervangen^). En het zij herhaald: de verklaring bij de gezangen, geraffineerd opgesteld in dezelfde bewoordingen als de verklaring bij de psalmen, doet ons zien, dat men met orthodoxe vlag een vrijzinnige lading durfde te dekken.

D'e historie van den gezangenbundel van 1805 doet veel verstaan: zij brengt ons in kennis met den „geest" van de berijming van 1773. Gezien de voorkeur van berijmers en samenstellers voor irenische subjectivistische gezangen is het zeer begrijpeüjk, dat deze brave en plechtige menschen vreemd stonden tegenover de psalmen, die steeds spreken van de oorlogen-des Heeren en Zijn toorn tegen de gerusten in Sion. Laat ons ons niet verwonderen, dat zij de liederen van de voor hun besef „arme joodsche godsdienst" niet begrepen hebben; wat zij zochten: den verstandigen, indivldualistischen, strijdloozen, deugdzamen, evangelischen christenmensch uit de gezangen, vonden zij niet in de psalmen. Om dit gemis te vergoeden, deden ze hem hier en daar in hun psalm, ber ij mingen optreden.

Het bovenstaande bedoelt niet de stof inzake de psalmberijming uit te putten — er komt veel bij ter sprake! — maar wel eenigszins den doopceel J; e lichten van deze statenberijming, met welker goede en kwade eigenschappen we minstens eiken Zondag in aanraking komen-). Deze thans gebruikte berijming is opgesteld in een ongereformeerd klimaat; houdt geen voldoende rekening met de melodische accenten; is een kind van staat, dus een onwettig kind; is een zusje van den gezangenbundel van 1805.

Moge de tijd aanbreken, dat we weer onbelermnerd den Heere psalmen kunnen zingen. Psalmen. Dus geheele psalmen, naar 't oogmerk van David en Asaf. Zingen. In het gezonde rhythme der Calvinistische melodieën. Den Heere. Dus zoo, dat de kennis van Hem, Zijn Woord en heilsgeschiedenis, niet hét bezingen van eigen zielsgeschiedenis het doel is. Onbelemmerd. Noch door bombastische of moralistische berijming, noch door onjuiste weergave van den oorspronkelijken tekst. Onbelemmerd zingen van genade èn oordeel, kerkstrijd en kerktriomf. Evangelisch ).


1) Ds Jacobus Hlnloopen van Utrecht, die lid geweest was van de staatscommissie voor psalmberijming, was een gunstige uitzondering. Hij verzette zich tot zijn dood tegen invoering van gezangen. Maar na zijn sterven was ook alle verzet gebroken. Zijn zoon, Jan HJtnloopen, was sterk voor gezangen. Van hem is Gez. 49 (Verlosser, Vriend! o hoop, o lust).

2) Voor literatuur verwijzen we naar artt. van prof. Schilder in „De Reformatie" en van ds J. Meijer in „Gereformeerde Kerkbode" (nummer van 12 Febr. 1949 e.v.). Voorts zie men ds H. Hasper, Ben Reformatorisch Kerkboek en D. W. L. Milo, Van Zangers en Speellieden, waar belangstellenden ook verdere literatuuropgaven vinden kunnen.

3) De vraag dient ernstig overwogen, of het besluit van de generale synode van 1933 om de eenige gezangen uit te breiden, verantwoord was. De nieuwe gezangen ontleende men immers voor een groot gedeelte aan den bundel van 1805, zij het dat men een en ander schrapte. (Gez. 189 uit bundel-1805 had 5 verzen, — Gez. 27 uit bundel 1933 2; Gez. 130 met 7 verzen werd in 1933 Gez. 14 met 1 vers; Gez. 38 met 8 verzen werd Gez. 25

met 5 verzen). In 1933 heeft men zich voor een groot gedeelte tevreden gesteld met een selectie uit een bundel, die (om met Hendrik de Cock te spreken) „in een tijd onzer onderdrukking en overheersching van afgodische volken" is ingevoerd en bestemd was om gezongen te worden door een „christendom boven geloofsverdeeldheid".

Telkenmale in de kerkhistorie zijn de gezangen aangegrepen om de Woordverlating doorgang te verschaffen. In 1835 schreef Hendrik de Coek: „De Zoogenaamde Evangelische Gezangen de Oogappel der vervoerde en verleide Menigte in de Synodaal Hervormde Kerk, ja zelfs nog van sommige van Gods kinderen uit blindheid, en omdat zij dronlcen geworden zijn door den wijn harer hoererijen, nader nog getoetst, gewogen en te ligt bevonden, ja strijdig met al onze Formulieren van Éénheid en Gods Woord". De breeds liberalen voerden gezangen in en schaften de belijdenissen af. Vele gezangen leken hun zeer: woorden en nog eens woorden, zonder scherpe confessioneele formuleeringen.

Omstreeks 1930 werd op het zendingsterrein der gereformeerde kerken op verschillende plaatsen van Midden-Java een liederenbundel ingevoerd, waarin 48 psalmen of psalmgedeelten stonden en 123 gezangen of liederen, doorloopend genummerd van 1—171. Deze liederenbundel — met kleurloozen of ongereformeerden inhoud — was afkomstig van Oost-Java, waar een genootschappelijko zending werkte. Om. de eenheid in oecumenlschen zin onder de Javanen te bevorderen, werd de invoering op het Geref. zendingsterreiri ter hand genomen. Ds K. van Dijk van Wonosobo, die ook de 150 psalmen berijmde, heeft jaren de kerken en synodes gepoogd hiervoor te waarschuwen, zonder resultaat. Het invoeren van den onreformatorischen liederenbundel was een onderdeel van het oecumenisch drijven op Java.

Het ware beter geweest, dat de kerken hier en in Indië naar Mamix geluisterd hadden. Hij berijmde geen gebeden en dichtte geen gezangen, omdat hij bang was dat hij dan stof zou geven om „een yegellck nae zynen eygen sin. Gebeden ende Lofsangen te dichten, die men in de Gemeyute Godes naer der menschen aelwerdige (onbezonnen) eygendunkelheyt soude willen invoeren". Wèl berijmde hij lofzangen uit Oud en Nieuw Testament en bood ze de kerk onder het kruis aan. (Ook ds K. van Dijk, die zoo tegen , , den liederenbundel" ageerde, berijmde in het javaansch den engelenzang en het lied van Mozes en het Lam voor den eeredienst In de javaansche kerken). Mogen onze kerken ook ten aanzien van de gezangen, hier en op het zendingsveld, zich nader bezinnen en mogen spoedig berijmde bijbelgedeelten de in 1933 toegevoegde gezangen vervangen!

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 december 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Rondom de Stalen-berijming van 1773

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 december 1949

De Reformatie | 8 Pagina's