Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De beteekenis van de vrijmaking voor theologie en leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beteekenis van de vrijmaking voor theologie en leven

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(X)

6. PLUKIFOBMIXEIT EN CONFESSIE,

We raken hier het kardinale punt. Is de leer van de z.g. pluriformiteit te verbinden met de Gereformeerde belijdenis? Kunnen wij zeggen, dat iemand, die voor zichzelf de pluriformiteit aanvaardt, „staat op den grondslag van de drie Formulieren" ?

Kuyper was op dit punt eerlijk. Zooals - wij zagen erkende hij, dat er een kloof gaapte tusschen de confessie en de leer der pluriformiteit. Maar niet iedereen is daarvan overtuigd. Hier ligt een diep ingrijpende kwestie. De Gereformeerde Kerken zeggen immers te belijden de drie Formulieren van Eenigheid. Maar juist op zoo'n belangrijk punt als dat van de kerk, is er een sterke confessioneele onklaarheid. Omstreeks 1920 is er een poging gedaan opheldering te brengen. Dr Buizer, die de leer van de pluriformiteit aanhing, diende op grond daarvan een gravamen in tegen art. 29 van de N.G.B., dat immers spreekt van de ware en de valsche kerk. De synode heeft dat gravamen afgewezen, omdat zij van meening was, dat de belijdenis zich wel verdraagt met de leer der pluriformiteit.

Dr K. Dijk heeft toen een poging gedaan deze uitspraak wetenschappeUjk te fundeeren. Hij heeft voor de Gereformeerde predikantenconferentie een referaat gehouden, dat uitgegeven is onder den titel: Buiten de Kerk geen Zaligheid, Artikel 27 tot 29 der Nederlandsche GeloofsbeUjdenis. Het is van belang dit referaat vandaag opnieuw te overwegen. Daarin immers vindt ge alle argumenten bijeen, die de aanhangers van de leer der pluriformiteit hebben aangevoerd om deze theorie te kunnen bUjven combineeren met het aanvaarden van de belijdenis. Het referaat is bovendien verschenen vóór Schilder zijn aanvallen op de pluriformiteit begon en geeft dus een zekere afsluiting van het debat, tot het opkomen van de nieuwere reformatorische strooming. Het geschrift is voorts een typisch specimen van het z.g. „interpreteeren" van de belijdenis, waardoor, met handhaving van den •tekst van de belijdenis, er een geheel anderen inhoud in wordt gelegd.

Dr Dijk bespreekt in dit geschrift eerst art. 27 van de beUjdenis en natuurlijk komt onmiddelHjk de kwestie naar voren, over welke kerk art. 27 spreekt. Is die dezelfde als in de art. 28, 29 en 30, of heeft de beUjdenis hier een andere kerk op het oog? Gaat het in art. 27 over de onzichtbare kerk naar Kuyperiaansch model en pas later over de "zichtbare geïnstitueerde kerk? Het is interessant den gang van het betoog te volgen.

Dr Dijk meent, dat art. 27 niet handelt over de g e-institueerde kerk. „Van dit instituut kan immers niet gezegd: Deze kerk is geweest van den beginne der wereld af en zal zijn tot het einde toe, evenmin; ook mede is deze heilige kerk niet gelegen, gebonden, of bepaald in een zekere plaats maar zij is verspreid en verstrooid door de geheele wereld, tervrijl de eenheid waarvan hier sprake is, geen institutaire of confessioneele eenheid is, maar aldus omschreven wordt: nochtans tezajnengevoegd en vereenigd zijnde met hart en wil in eenzelfden Geest, door de kracht des geloofs" ''^).

Waar spreekt dit artikel dan over? Dijk zegt: , , Op die vraag geven de uitdrukkingen eenig en katholiek, heilige vergadering, ware vergadering der Christgeloovigen enz. het antwoord, want deze wijzen alle op de eene Christelijke kerk als lichaam van Christus, als den tempel des Heeren, als de br-uid van Christus, als de Gesanomtheit aller geloovigen, die zich over het rond der aarde verspreidt"''^).

Het is duidelijk, wat dr Dijk - wil. Art. 27 zou handelen over het onzichtbare lichaam van Christus, dat gedacht wordt als het geheel van de uitverkorenen, los V a n en als het ware achter de concrete geïnstitueerde ker k'e n t 3 denken.

Maar dr Dijk weet wel, dat hier de Achillespees ligt van zijn gansche constructie. En er was althans één dogmaticus in zijn dagen, die deze constructie doorzag. In noot 66 geeft Dijk ook blijk, dat hij dezen stillen opponent kent. Hij verwijst hier naar een reeds eerder door hem vermeld gevoelen van T. Bos in diens Negen Dogmatische Onderwerpen, waarin deze kritiek oefent op het hanteeren van het begrip „lichaam van Christus". Het citaat is te mooi om het hier niet in zijn geheel over te nemen.

„Wij moeten", zegt T. Bos, „wanneer wij in de taal der belijdenis spreken, niet redeneeren over het zoogenaamde mystieke Lichaam van Christus. Van dat mystieke Lichaam van Christus kan niet gezegd wor^ den, dat er daarin onder de goeden hypocrieten of geveinsden vermengd zijn. Van dat mystieke Lichaam van Christus kan ook niet gezegd, dat het uit het gansche menschelijke geslacht wordt vergaderd, „van den beginne der wereld af". Dat zoogenaamde mystieke Lichaam van Christus moet van eeu-wigheid zijn, en onvermengd, zonder geveinsden er onder. Óver zoo iets wordt in onze Belijdenisgeschriften niet gehandeld. Er wordt gehandeld over de algemeene christelijke Kerk""*). K. Dijk vermeldt deze meening van Bos, zonder er echter diep op in te gaan. Dat is jammer, want Bos treft hier het kuyperiaansche kerkbegrip in het hart. Hij heeft scherp gezien, dat Kuyper de kerk verlegt van het concrete vergaderen van Christus in den tijd naar het speculatief in de eeuwigheid gestelde Lichaam van Christus.

Dr Dijk doet deze diepingrijpende opmerking van T. Bos af met de opmerking: „Wij spreken hier niet over het gevoelen van Ds Bos, dat n.l. van het mystieke lichaam van Christus niet gehandeld wordt. Dit dogmatisch geschil is voor ons onderwerp van minder belang, daar ds Bos erkent, dat hier de Ecclesia invisibilis (onzichtbare kerk) bedoeld wordt" '^).

Maar dr Dijk heeft Bos hier niet nauwkeurig gelezen. Bos zegt niet, dat in art. 27 van de onzichtbare kerk sprake is, zooals dr Dijk suggereert, maar hij zegt, dat de belijdenis hier handelt over inwendige genadegaven. „Die inwendige genadegaven kan men niet zien, en daarom kan men dat de onzichtbare zijde der vergaderden of der Kerk noemen" '-). Zoo ziet men, hoe de werkelijk diep ingrijpende kritiek van de zijde van de oude A-theologen, om eèn uitdrukking van de schrijvers van Rondom 1905 te gebruiken, werd ter zijde geschoven met een nietszeggende opmerking.

Dr Buizer legt in zijn gravamen K. Dijk ook 't - vuur na aan de schenen. Hij wijst op de uitdrukking uit art. 27: hoewel zij somvnjlen een tijd lang zeer klein en als tot niet schijnt gekomen te zijn in de oogen der menschen — dat kan toch alleen van de zichtbare Kerk gezegd worden?

Dr Dijk is inderdaad door deze opmerking iti 't nauw gebracht. Hij antwoordt: „Hier moet worden toegegeven, dat de opsteller een oogenblik denkt aan hetgeen - wij van de Kerk zien, want dat kan, als in de dagen van Elia zeer klein zijn, maar uit dit enkele tusschen gevoegde woord, volgt aljerminst, dat de Confessie in dit gansche artikel de Ecclesia - visibilis op het oog zou hebben'"^). Het is duidelijk, dat zoo toch niet kan weggeredeneerd worden, dat de belijdenis ook in a r t i k e l 27 wel duidehjk concrete kerkvergadering van Christus op het oog heeft en niet het vaag-speculatieve onzichtbare lichaam van Christus.


68) Dr K. Dijk, Buiten de Kerk geen zaligheid, pag. 21.

69) t.a.p.

'O) A.h.w., pag. 20.

71) A.li.w., in noot 66.

'2) Geciteerd bij K. Dijk, a.h.w., pag. 20.

f3) t.a.p.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 juni 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

De beteekenis van de vrijmaking voor theologie en leven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 juni 1950

De Reformatie | 8 Pagina's