Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De beteekenis van de vrijmaking voor theologie en leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beteekenis van de vrijmaking voor theologie en leven

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

(XIX, slot)

Ik denk o.a. aan het bekende gegeven uit de roomsche theologie van de z.g. v e r i t a t e s c'atho-1 i c a e, de z.g. katholieke waarheden, die van de dogmen verschillen. Het d o g m a is volgens de Roomsche theologie onmiddellijk in de Openbaring, begrepen. Dat geldt b.v. van dogmen als de schepping of de triniteit, die rechtstreeks uit de Openbaring zijn af te leiden. Maar daarnaast zijn er z.g. katholieke waarheden, als b.v. het leergezag van de kerk. Deze liggen met één wortel vast in de Openbaring, maar met de andere liggen ze vast in de natuurlijke rede.

Iets dergelijks zien we nu bij deze conceptie. Er zijn tal van elementen in verwerkt, die uit de Schrift geput zijn. Kuyper kan boeiend schoone bladzijden schrijven over de wereld vóór den zondeval, over de beteekenis van Christus voor het verlossingswerk, over God in Zijn majesteit als Schepper en Verlosser. Maar tegelijk ligt de andere wortel van zijn denken vast in de ervaring van deze tijdelijke werkelijkheid. Hij accepteert daar heel wat van en tracht dat vervolgens door het begrip der gemeene gratie in overeenstemming te brengen met het dogma van den val en van de erfzonde en van de radicale verdorvenheid van den mensch. Maar dat paralyseert zijn geheele denken en belet het door te stooten tot de werkelijke situatie van den gevallen mensch en de gevallen wereld. Dat belet zijn denken ook door te stooten tot de werkelijke universaliteit en diepte van het verlossingswerk in Jezus Christus. Dat belet zijn denken eveneens de kerk te zien en te beschrijven in conformiteit met Schrift en belijdenis. Want wat wij zoo juist bij de gemeene gratie zagen, zien we nu ook bij zijn worsteling met het dogma van de kerk. Ook daar doet zich hetzelfde verschijnsel voor.

Eenerzijds lezen we bij hem, vooral bij zijn strijd in de Hervormde Kerk, prachtige schriftuurlijk-confessioneele gedachten over de kerk. Maar anderzijds vinden we, zoodra hij gaat theoretiseeren, een kerkbegrip, dat ver afwijkt van Schrift en Belijdenis. Héél de leer van de z.g. pluriformiteit der kerk is hieruit te verklaren. Ook die leer ligt met één van haar beide wortels vast in de ervaring. Kuyper is gestooten op de veelheid van kerkinstituten, hij is geboeid door de waarheidselementen, die bij al die instituten nog wel te vinden zijn (overal zijn, om met Calvijn te spreken, nog wel r u i n a e van de kerk). Nu gaat hij trachten een harmonie te vinden tusschen het spreken van de Schrift eenerzijds en de werkelijkheid der vele kerken anderzijds.

Zoodoende groeide bij hem, naast de „Veritas catholica" van de gemeene gratie, die van de pluriformiteit der kerk, beide op de Synode van 1936 gestempeld tot een „gangbare meening". De Gereformeerde Kerken, in Nederland werden belast, naast de dogmen van de kerk, die zij beleden in haar Confessie, met „gangbare meeningen", „Gereformeerde waarheden", die als een looden last het leven dier kerken hebben gedrukt.

Ja, dat is de tragiek geworden van heel de kerkhistorie van de laatste halve eeuw in ons vaderland, dat deze „Gereformeerde waarheden" aanvaard zijn als dogmen van de kerk en dat de kritiek, die er van het begin af geweest is, langzamerhand is ingesluimerd.

Want heel deze strijd is niet nieuw. Wie de kerkgeschiedenis en de dogmenhistorie van de vorige eeuw in ons vaderland bestudeert, komt tot de conclusie, dat de wortels van het debat, waarin wij vandaag verwikkeld zijn, reeds tot in de vorige eeuw teruggaan. Het is alleen zoo tragisch, dat het debat toen ontijdig afgebroken is, en vsdj het thans, vijftig jaar later, weer jïioeten opnemen.

Reeds in de vorige eeuw is de strijd aangebonden tegen de speculatieve elementen in de theologie van dr Kuyper. Wie de dogmatische beschouwingen leest van mannen als Bos en Beuker, van De Cock Jr en van Bavinck eveneens, valt het op, hoe dicht zij zich aansluiten bij het concrete spreken van de Confessie, en hoe wars zij zijn van alle speculatie. Ik denk ook aan de vlijmscherpe kritiek, welke F. M. ten Hoor geoefend heeft op Kuyper's kerkbegrip. Ik denk ook aan den zwaren strijd, die er gevoerd is rond de opleiding tot den dienst des Woords. Van 1892 tot 1902 is er in de vereenigde Kerken gestreden over de Theologische School en de Theol. Faculteit der Vrije Universiteit. Dat was waarlijk niet alléén een kwestie van Kamper chauvinisme. Maar achter dien strijd lag bij de mannen uit de oude Christelijke Gereformeerde Kerk de groote vrees voor de suprematie van de speculatieve wetenschap over de Kerk en de theologie. Men leze maar eens de brochure van Lindeboom: Bewaar het Pand U toebetrouwd! Dan ziet men wel hoe bij deze mannen de vrees leefde, dat de eenvoud van het spreken van Schrift en belijdenis verduisterd zou worden door den geest van de speculatieve idealistische negentiende eeuwsche wetenschap. Zeker, het theologisch werkapparaat van deze mannen was niet opgewassen tegen den scherpen geest van dr Kuyper. Zij beschikten niet, zooals hij, over de hulpmiddelen van het moderne denken. Men leze maar eens de meesterlijke analyse door Holwerda in Rondom 1905 van den strijd van Kuyper en T. Bos. Het valt dan op, hoe Kuyper Bos telkens weet te verstrikken door zijn dialectisch denken. Maar door dit alles is het debat toen vastgeloopen. Ten Hoor en Beuker konden het in het door Kuyper geschapen geestelijk klimaat niet uithouden en gingen naar Amerika. Bavinck met zijn steeds tot synthese neigenden geest was al evenmin tegen Kuyper opgewassen, hoewel hij in zijn Gereformeerde Dogmatiek telkens weer de fijne puntjes van Kuyper's systeem tracht af te slijpen. Zijn in exegetisch opzicht vaak zuiver tastende geest bewaarde zijn Dogmatiek door haar breede schriftuurlijke fundeering voor de uitwassen van de nieuwere theologie en bood daardoor tegenover Kuyper een waardevol tegenwicht.

Zoo kwam door dit alles de verstarring der geesten in de Gereformeerde Kerken. Bavinck trekt zich terug in zijn filosofische en paedagogische studiën. Kuyper zelf is oud geworden. Zijn epigonen zullen voor bijna een halve eeuw de Gereformeerde Kerken beheerschen. Als vsrij hier van epigonen spreken is dat waarlijk niet alleen in afkeurenden zin bedoeld. Integendeel, het is een knappe school, welke uit Kuyper's colleges is voortgekomen. Mannen, die wisten wat zij wilden. Op het gebied van de exegese hebben zij bergen werk verzet. Men denke alleen maar aan de reeks Korte Verklaring. En op dogmatisch gebied moet hier genoemd worden dr Anthony Gerrit Honig, die op den leerstoel van Bavinck te Kampen gekomen is en zijnerzijds alles gedaan heeft om de Pacificatie van 1905 eerlijk ten uitvoer te leggen. Zijn Handboek van de Gereformeerde Dogmatiek ~ vormt in zekeren zin de dogmatische afsluiting van deze school. De excessen van Kuyper tracht hij zooveel mogelijk af te snijden;

Berkouwer wees er nog op, hoe Honig" ook ia den strijd rond de rechtvaardiging ", , van eeuwigheid" voorzichtig enkele excessen van Kuyper heeft gecorrigeerd^"^). Ik denk ook aan Honigs breede kritiek op de z.g. doopsgenade. Te midden van het veldwinnend subjectivisme van de ethische theologie heeft een man als Honig de gereformeerde theologie voor afglijden in die richting helpen bewaren. Kuyper heeft ongetwijfeld een school gevormd van mannen van formaat, allen zoo omstreeks 1900—1910 in het ambt gekomen.

Maar wie de teekenen der tijden verstaat, ook in theologisch opzicht, ziet, hoe deze school op een einde loopt. En hoe thans de Gereformeerde theologie om vernieuwing roept. De problemen, welke de barthiaansche theologie ons thans voorlegt, en waaraan ook de gereformeerde theoloog zich niet onttrekken kan, kunnen alleen opgelost worden, als wij terugkeeren naar den eenvoud van het spreken der Schrift en van de Confessies. Ook de concrete situatie, waarin het kerkelijke en politieke leven in ons vaderland zich bevindt, roepen om een oplossing van tal van vragen.

Ik denk b.v. aan de plaats en aan de "taak van de Overheid in het leven van ons volk. Artikel 36 heeft een nieuwe actualiteit verkregen. Ons volk en in het bizonder de Overheid is weggerukt uit het rustige min of meer christelijke klimaat, waarin de eerste veertig jaren van deze eeuw nog verliepen. De nationaal-socialistische overheersching heeft ons weer teruggeworpen op de eerste vragen van de christelijke behjdenis. En Vide zal zeggen wat ons nog vanachter het ijzeren gordijn wacht. De theologie van Barth heeft ons gesteld voor ingrijpende vragen naar de verhouding van algemeene en bizondere openbaring. Ze heeft ons weer gesteld voor de vraagstukken, welke er liggen rond het dogma van zonde en genade en wij zullen thans met alle kracht ons geloof weer hebben te belijden, dwars tegen dit modemisme van de twintigste eeuw in.

Maar dat zal alleen kunnen als vsaj als Gereformeerden al die problemen, die er sinds de vorige eeuw nog liggen, weer gsian zien en gaan behandelen. Wie ds geschiedenis van de Gereformeerde Kerken van 1886 tot 1892 bestudeert, ziet, hoe er toen met de kerkvraag is geworsteld en die verbaast zich als hij thans broeders in eigen kring hoort zeggen, dat wie weer belijden gaat de ware kerk tegenover de v a 1 s c h e, met 'n nieuwe leer komt. Wij kunnen niet volstaan met een voorzichtige correctie en restauratie van Kuyper's theologie. Als ik het goed begrepen heb, is dat de bedoeling van de boeken van prof. Berkouwer. Met groote voorzichtigheid wordt steeds getracht Kuyper te

sparen en zijn theologische gebouw wat te corrigeeren en hier en daar bij te polijsten. Maar daarmee komen wij er niet. Hoe waardevol dit werk moge zijn, wij moeten de grondslagen van Kuyper's gebouw waar noodig vernieuwen. Wij zullen ook niet trachten een nieuw dogmatisch systeem op te bouwen. Iemand heeft er eens op gewezen dat de Gereformeerde theologie in den bloeitijd nimmer getracht heeft de dogmatiek op te bouwen in een grootsch systeem, maar dat de vaderen zich altijd hebben gebonden aan de z.g. Loci-methode. Zij bouwden geen systemen, maar zij behandelden den inhoud der Schriften onder een reeks van gezichtspunten, die met God begint en met het laatste gericht eindigt. Deze wijze van handelen behoedt den dogmaticus voor het bouwen van grootsche concepties die misschien een tijdlang boeien, maar die op den duur toch niet houdbaar blijken tegenover het concrete spreken van de Schrift. Het is dan ook opvallend, dat, wanneer Kuyper zijn Looi schrijft, hij misschien het meest de Schrift laat spreken uit al zijn werken. In die Loei was hij strikt gebonden aan de stof, die de Gereformeerrde Dogmatiek hem verschafte en heeft hij veel bruikbaar exegetisch materiaal verwerkt.

Zoo willen vrij thans eindigen. Wij hebben een poging gedaan een schets te geven van het denken van Abraham Kuyper, zooals dat in zijn geschriften over de Gemeene Gratie gestalte verkregen heeft. Wij zijn er ons van bewust, dat lang niet alles verwerkt is, wat hij geschreven heeft. Dat viel ook niet binnen het bestek van deze artikelen. Het is slechts een poging de grondslagen van deze structuur bloot te leggen en daaruit de lijnen te trekken voor onzen tijd. En wanneer wij doorloopend kritiek geoefend hebben, is dat ook in het minst niet geweest om afbreuk te doen aan den genialen geest van den ontweirper van deze conceptie. Integendeel, het feit alleen al, dat wij, om de problemen van eigen tijd te verstaan en op te lossen, ons intensief met deze conceptie bezig moesten houden, bewijst reeds zijn importantie.

Maar daarmede zijn wij er niet van ontslagen door te dringen tot in den wortel van deze structuur. En dan houden wij staande, hetgeen wij boven reeds betoogden, dat wij één van de grondfouten zien in het vastleggen van den eenen wortel van deze conceptie in de tijdelijke werkelijkheid, zooals die zich in de naieve ervaring aan ons voordoet. Zoowel op het punt van de gemeene gratie als van de pluriformiteit van de kerk, zien wij bij Kuyper een accommodatie aan de gegeven werkeüjkheid. Hij heeft verzuimd zoowel de resultaten van den cultuurarbeid der ongeloovigen als de verwarrende realiteit der bestaande kerkinstituten te beoordeelen en te verklaren vanuit het Woord Gods. Hij heeft zoowel hetgeen het Woord hem eenerzijds openbaarde als wat de werkelijkheid anderzijds hem presenteerde, trachten te harmoniëeren door het invoeren van het begrip gemeene gratie en van de mede daarmee samenhangende pluriformiteit der kerk. De op deze gronden door hem geconstrueerde harmonie blijkt thans onhoudbaar. Wij zullen zoowel de producten der ongeloovigen als de verwarrende veelheid der kerkinstituten hebben te beoordeelen en te verklaren vanuit de norm van het Woord en de wet Gods alleen.

Zoo alleen maken vrij ruimte voor het nakomen van onze roeping, die wij als Gereformeerde Christenen vandaag hebben. Dan komen de dingen ook zoo simpel te liggen. Wij gaan dan weer zien, dat wij staan op één werkvloer, door God zelf gelegd. Want de aarde is des HEEREN mitsgaders hare volheid. Waar ik mijn voeten zet. ga ik op dien door God gelegden en door Zijn almachtige en alomtegenwoordige kracht van Voorzienigheid van oogenblik tot oogenblik in stand gehouden werkvloer.

En op dat eene terrein, dien eenen werkvloer, waarop God mij stelt, heb 'ik mijn ambt te bedienen, het ambt aller geloovigen, dat God mij oplegt. Wij zullen weer terug moeten keeren tot de Gereformeerde ambtsidee. Zoo ga ik mijn roeping weer zien. En al werkende, ga ik steeds meer ervaren dat het Woord van mijn God een lamp voor mijn voet is en een licht op mijn pad. Ik ga dat Woord en de bediening van dat Woord weer zien als het centrale in mijn leven. Daarom kan de kerk, waar mij dat Woord bediend wordt, ook niet ter zijde worden geschoven als een heilsinstituut, lederen Zondag zet de HEERE mij in het licht van Zijn Woord en de lichtbundels daarvan boren dwars door de kerkmuren heen en ze zetten het gansche leven in het volle licht van Hem en van Zijn geboden en beloften.

Ja, zoo regeert het Woord, dat mij in de ware kerk gepredikt wordt, mijn gansche leven. Als het God behaagt mij in een Overheidsambt te zetten, word ik evengoed door datzelfde Woord geregeerd als wanneer ik niet in dat ambt sta. Ook de Overheidspersoon kan zijn roeping niet klaar en duidelijk zien vanuit een of ander gemeene-gratiebegrip of vanuit de idee van de „souvereiniteit in eigen kring", maar alleen vanuit het Woord en de wet van God. En dat Woord, dat mij des Zondags gepredikt wordt, kan ik weer niet losmaken van Jezus Christus, mijn heerlijk Hoofd in den hemel, door Wien de Vader alle ding regeert. Zoo hangen alle dingen samen. Prof. Greijdanus heeft het eens zoo schoon zoo uitgedrukt: „Zoo is dus de beteekenis en de roeping der kerk voor het koninkrijk Grods, ja voor het geheele wereldleven, alomvattend. Niet om zelve op staatkundig en maatschappelijk gebied den daar noodigen arbeid te verrichten of daar­ voor regelingen te ontwerpen, maar wel om Gods Woord Zijn licht daarover te doen uitstralen voor of tegen iedereen, en bij alles, om op den eisch van dat Woord te wijzen, en den zegen voor te stellen, dien God heeft toegezegd op het handelen naar Zijn Woord, ook bij alle overheidstaak en economische en maatschappelijke en overige werkzaamheid "io8')_

Daarom zullen wij weer met kracht ons geloof hebben te belijden aangaande de radicale verdorvenheid van het menscheUjk hart en de vruchten daarvan eenerzijds en universaliteit van de genade in Christus Jezus anderzijds. Wij zullen met kracht hebben te belijden, dat Christus Zich een kerk vergadert door Zijn Geest en Woord uit het gansche menscheUjk geslacht en tegelijk met het Kort Begrip hebben te belijden, waar Hij dat doet, namelijk, waar Zijn Woord recht verkondigd, de sacramenten zuiver bediend en de tucht geoefend wordt, om de zonden te straffen.

De inzet van ons beUjden is het vasthouden van den vollen ernst van den val in zonde en van de verlossing in Christus, geschonken en beloofd in de gemeenschap van de heilige en algemeene c h r i s t e 1 ijl k e kerk. Het gaat vandaag in dezen strijd niet om een positie meer of minder, om een zetel meer of minder, een organisatie meer of minder. De inzet van dezen strijd is het volle, vrije, zuivere I Evangelie der vrije genade alléén. Wie den v a 1 en de radicaliteit der zonde niet ziet, kan ook geen oog hebben voor den rijkdom der genade. Die kan ook niet zien de unieke positie van Christus' kerk in het geheel van Zijn machtig verlossingswerk. Daarom gaat het in dit belijden om het geloof, eenmaal den heiligen overgeleverd. Het gaat erom of wij in dit ten ondeigang neigende West-Europa zullen belijden, dat Jezus HEER is tot heerlijkheid Gods des Vaders. HEER in den vollen schriftuurHjken zin van het woord. Het gaat erom, dat wij niet door versteende en versteenende menschelijke concepties ons het uitzicht zullen laten verduisteren op Gods groote en onoverwinnelijke werk tot schepping en herschepping van Zijn wereld. En daarom, met volle erkenning van alles, wat de Vader der geesten ons in Abraham Kuyper schonk, willen wij dienzelfden Vader der geesten danken, dat Hij ook ons reformatie gaf en dat Hij ons geeft om in het midden van de twintigste eeuw het vaandel op te heffen van de reformatorische belijdenis. Gods Woord houdt stand in eeuvrigheid en zal geen duimbreed wijken. Het Woord, dat zullen zij laten staan! Met di; woord van Gods groeten knecht Luther willen wij deze studie eindigen.


10') Dr G. C. Berkouwer, Geloot en Rechtvaardiging, 1949, pag. 162.

ifs) In Referatenbundel, Amerstoortsch Congres van Gereformeerden, pag. 51.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 augustus 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

De beteekenis van de vrijmaking voor theologie en leven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 augustus 1950

De Reformatie | 8 Pagina's