Over gereformeerd kerkrecht - pagina 19
scil. regiminis, et jurisdictionis: seu clavem ordinis et jurisdictionis. Alii, distinguunt clavem scientiae, et sententiae, seu Potestatis sententiandi... Commodissime etiam dividitur in 1. Dogmaticam. 2. In Gubernationem seu Ordinantem. 3. In Judicantem seu Disciplinarem", Voetius, Pol. Eed. 1, p. 117 et 118, ed. Rutgers p. 101 et 102. Dit zegt in de Nederlandsche taal: „De deelen van deze (kerkelijke) macht Vk'orden verdeeld óf ten opzichte van het object, dat haar bezighoudt, óf ten opzichte van het subject, dat haar bezit. Op de eerste manier wordt zij verdeeld in dogmatisch, wetgevend, regelend of besturend, en onderscheidend of beoordeelend. Anderen beperken haar tot twee leden: de macht n.l. van bestuur en rechtspraak, of van den sleutel van ordening en rechtspraak. Anderen onderscheiden den sleutel van kennis, en dien van uitspraak, of van de macht om de beslissing te geven... Zeer geschikt wordt zij ook verdeeld in: 1. dogmatisch, 2. in besturend of ordenend, 3. in oordeelend of rechterlijk". Dr H. Bouwman geeft dit op deze wijze aan: „Christus schonk aan de plaatselijke kerk de volledige kerkelijke macht, namelijk de bediening des Woords en der Sacramenten, de regeermacht en de oefening der kerkelijke tucht", Geref. Kerkrecht II, blz. 22. Zoo hebben ook de meerdere kerkelijke vergaderingen macht, autoriteit, potestas, en wel eene drievoudige: dogmatica, regiminis, iurisdictionis, van leervaststelling, van regeering, van tuchtoefening. Maar geene eigene, oorspronkelijke, van de tot haar behoorende kerken onafhankelijke, onbeperkte, doch eene afgeleide, beperkte. Dat zegt Voetius uitdrukkelijk en duidelijk: non originalis, sed derivata et delegata: niet oorspronkelijk, maar afgeleid en gedelegeerd, of opgedragen. Ook vloeit dat voort uit het wezen of karakter der meerdere vergaderingen als gedeputeerden-samenkomsten, en niet kerken, noch in aard aan kerkeraden gelijk. Zij zijn gebonden en beperkt, niet alleen door Heilige Schrift en Gereformeerde belijdenis, maar ook door Kerkenordening en lastbrief en eventueele instructie. En in hare tuchtoefening mogen zij zich niet losmaken van de medewerking der betreffende kerk. Het kerkverband brengt niet mee, zooals Voetius het uitdrukt: subordinatio, subiectio, obedientia, imperium proprie dictum = ondergeschiktheid, onderwerping, gehoorzaamheid, eigenlijk gezegd recht van bevelen, dan voorzoover door de kerken onderling afgesproken en in de Kerkenordening omschreven. Consensus mutuus Ecclesiarum ad talem correspondentiam et confoederationem is hier fundamentum institutionis secundae, d. i. de wederzijdsche toestemming der kerken tot zoodanige correspondentie en confoederatie is hier tweede grondslag van instelling. Hare beslissingen hebben Goddelijk gezag inzoover zij met Gods Woord overeenstemmen. En zij hebben verder gezag, inzoover zij naar de door de kerken tezamen overeengekomen regeling van het kerkverband, de kerkenordening, genomen zijn. De kerken toch hebben afgesproken, zich dan en dan, in die en die gevallen, aan de afspraken der meerdere vergaderingen te zullen houden, en die te zullen uitvoeren, art. 31 K.O. En het gegeven woord bindt, zoolang men het niet teruggenomen heeft. Ook wanneer eene beslissing is naar Gods Woord, en de kerken deswege
dus verplicht zijn, zich daarnaar te gedragen en daaraan te houden, missen de meerdere kerkelijke vergaderingen het recht, met geweld of overheidsmacht de kerken tot gehoorzaamheid te dwingen, hoezeer eene weerstrevende kerk dan ook handelen zou tegen Gods Woord en met verbreking van haar gegeven belofte. Zoo kan eene meerdere vergadering een bindend advies geven tot censureering en excommunicatie, tot schorsing en afzetting, tot regeling zus of zoo, art. 31 K.O., vgl. ook art. 36, maar zij mag dergelijke censuur en uitbanning niet uitvoeren zonder medewerking der betreffende kerk, of beter: deze kerk heeft de uitvoering te verrichten met advies en onder medewerking en leiding der meerdere vergadering. Anders moest eene meerdere vergadering eigene, oorspronklijke macht hebben, eene rechtstreeks haar van God gegevene macht, zonder of buiten afleiding of delegatie van de kerken. En dat ontkent Voetius, en wordt door aard en samenstelling der meerdere vergaderingen uitgesloten. Niet alleen worden hare leden gekozen, maar ook zien dezen zich hun taak aangewezen door hunne zenders. Zelfs wanneer eene meerdere vergadering van eene nog in het kerkverband staande en tot haar behoorende, en dus aan hare afspraak gebonden kerk, eenig ouderling of diaken afzettingswaardig verklaart, of eenig lid der uitbanning waardig, en dezen dus harerzijds of wat haar, die meerdere vergadering, betreft, en voor zoover haar macht reikt, afzet of excommuniceert, kan zij dit vonnis niet effectief maken dan met medewerking der respectieve kerk. Dr H. H. Kuyper schreef eens: „Al hadden de Apostelen een buitengewoon ambt, dat niet tot één kerk beperkt was, maar voor vele kerken gold, men vindt nergens, dat zij de rechten der plaatselijke kerk hebben geschonden of opzij gezet... Het sterkste voorbeeld daarvan vindt men wel in hetgeen de Apostel Paulus aan de kerk van Corinthe schrijft... Want hoewel de Apostel hiertegen" — n.l. de zonde van den overtreder in I Cor. 5 : 1 vermeld — „toornt en het een gruwel noemt, zelfs bij de heidenen onbekend, denkt hij er toch niet aan dien man op eigen gezag van de kerk af te snijden, maar verklaart, dat dit eerst geschieden kan, „als gijlieden en mijn geest samenvergaderd zullen zijn" (1 Cor. 5 : 4), d. w. z. wanneer de opzieners der gemeente te Corinthe hierin met den Apostel Paulus samenstemmen". De Heraut van 8 Dec. 1901, no 1249. Dr F. L. Rutgers, tegen Dr H. G. Kleyn zich verwerende, schrijft: „Inderdaad echter hebben de Classen en Synoden zelve in den hier bedoelden tijd" —• n.l. 1571 en volgende jaren — „niets geweten van een recht, dat zij tegenover onwilligen zouden gehad hebben. Wel hebben zij in zulke gevallen zich niet altijd bepaald tot bloot zedelijken drang ...", Rechtsbevoegdheid^, blz. 57 5. En wanneer hij, blz. 179, na geschreven te hebben: „Bij onttrekking aan zoodanig verband hebben de gezamentlijke kerken evenmin dwangmiddelen tegenover de enkele kerk, als de kerkeraad die heeft tegenover het enkele lid", volgen laat: „Wel mag de classis of synode kerkeraadsleden ontzetten van hun ambt zoolang de kerk in het verband staat; maar als de kerk dat vonnis niet erkent, verblijft aan de gezamentlijke kerken geen ander verweermiddel dan om deze kerk van het verband af te .snijden", dan is het uit dit verband, en uit de door hem gebezigde woorden zelve, duidelijk, dat hij
17
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1943
Vrijmakingsbrochures | 30 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1943
Vrijmakingsbrochures | 30 Pagina's