Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kort verslag van Correspondentie en Samenspreking over de Leergeschillen in de Gereformeerde Kerken van de laatste jaren - pagina 9

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kort verslag van Correspondentie en Samenspreking over de Leergeschillen in de Gereformeerde Kerken van de laatste jaren - pagina 9

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

wedergeboren is of deelt in de wederbarende genade des Geestes? „Of belooft Hij dat Zijn Woord en Geest ook aan de nageslachten dier vromen zal geschonken worden? en dat Hij zal zijn en blijven de God van hen en van hun nageslacht?" En in ]er. 31 : 31—34 belooft God dat Hij na die dagen, dat is in de dagen van het N . Testament een nieuw verbond zal oprichten met zijn volk; niet naar het verbond dat Hij met de Vaderen gemaakt had bij Horeb. E n dat Nieuwe Verbond zou daarin bestaan dat God Zijn Geest en Zijn W e t in de harten van giooten en kleinen zou geven en inschrijven, Zoodat allen, kleinen en grooten den Heere zouden kennen. W a t belooft God nu hier? dat heel het volk Gods van den Nieuwen Dag deelen zou in de wederbarende genade des Geestes, terwijl het Oude Verbond slechts voorschriften en instellingen gaf? Neen maar de Heere belooft ook in deze verzen dat Hij Zijn genadeverbond met Zijn volk handhaven zou ook onder den Nieuwen Dag en dat dat Verbond dan een Verbond der vervulling zou zijn, waarin Hij een ruime mate van Zijn Geest zou geven aan grooten en kleinen. Paulus verklaart ons Jer. 31 : 31—34 in 2 Cor. 3 : 5—11; De bediening des O. Test. der letter en der verdoemenis en van die teniet gedaan werd, — zou onder den Nieuwen Dag een bediening zijn des Geestes en der rechtvaardigheia en van wat bleef. Het beroep der Synode op deze texten om te bewijzen dat wij de kinderen der geloovigen zouden moeten beschouwen als zulken die deelen in de wederbarende genade des Heiligen Geestes is dus geheel en al ongegrond. — En daarom is die uitdrukking in die Verklaring absoluut verkeerd. — W a n t het gaat in Jer. 31 : 31—34 niet over de wedergeboorte van de kinderen der geloovigen, maar over de bediening van het Verbond Gods onder den Nieuwen Dag en dat in onderscheiding van de bediening des Verbonds onder het Oude Testament. De Synodecomniissie zegt, dat er toch tweeërlei soort kinderen in het Verbond zijn. kinderen die zalig worden en kinderen die verloren gaan; kinderen die de vervulling der belofte wel, en kinderen die de vervulling der belofte niet ontvangen. En dat dit aldus geschiedt is toch allereerst een daad Gods. Een daad van Gods \erkiezing en wedergeboorte, die Hij aan sommigen verricht en aan anderen niet verricht, met het gevolg dat het ééne verbondskind gelooft en zalig wordt en het andere Verbondskind niet gelooft en niet zalig wordt. iDenk aan Ismaël en Ezau. zoo zegt ze. Beiden waren Verbondskinderen evenzoo goed als Izaak en Jacob. Beider verbond was hetzelfde en beiden kregen het Teeken des Verbonds, n.l. der besnijdenis, dat een zegel w a s van de rechtvaardigheid des geloof.s. Maar beiden hadden het geloof van Abraham niet. Dat hadden Izaak en Jacob wel. Alzoo kregen Ismaël en Ezau wel aardsche, tijdelijke, maar geen hemelsche geestelijke zegeningen. Lsmaël was niet in het verbond zooals Izaak en Ezau was het niet in dcnzelfden zin als Jacob. Dat lag al in 's Heeren Woord tot Abraham. In Izaak zal u het zaad genoemd worden, d.w.z. uit Izaak zou het zaad, het geestelijke zaad. het volk Gods in de geslachten en de Me.ssias voortkomen. Maar die belofte is niet door den Heere aan of aangaande Ismaël gegeven. En wat Ezau betreft, reeds voor de geboorte van Ezau en Jacob had de Heere al gezegd: de meerdere (dat is Ezau) zal den mindere (dat is Jacob) dienen, in welk zeggen opgesloten lag dat niet Ezau maar Jacob den zegen der eerstgeboorte ontvangen zou. Derhalve waren Lsmaël en Ezau niet in denzelfden zin in het verbond als Izaak en Jacob. En dat ze dat niet waren lag in betrekking tot deze zaak aan de voorbeschikking Gods aangaande hen. Maar wij moeten toch, zoo betoogde men verder, de kinderen als één geheel be.schouwen en dan al die kinderen der geloovigen beschouwen naar dat deel er van dat gelooft en zalig wordt, dus naar Izaak en Jacob. En daarom moeten wij de kinderen der geloovigen als een geheel beschouwen en behandelen op grond van Gods belofte en hel spreken der Schrift als zulken die deelen in de wederbarende

5

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologische Universiteit Kampen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1946

Vrijmakingsbrochures | 22 Pagina's

Kort verslag van Correspondentie en Samenspreking over de Leergeschillen in de Gereformeerde Kerken van de laatste jaren - pagina 9

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1946

Vrijmakingsbrochures | 22 Pagina's