Mededeelingen en Opmerkingen

Nog werd ons van zeer vele zijden met deze woorden gevraagd: »wij misten in den laatsten tijd zooveel in de prediking wat zoo noodig is en waaraan onze ziel behoefte heeft. Het was alsof het geslacht der goddeloozen was uitgestorven en alle kerkgangers heiligen waren. Wij hoorden steeds meer wetenschappelijke voordrachten, maar niet het bevindelijke leven voorgesteld, niet hoe de zondaar op den weg komt, wat hij daar ervaart; wel het uitwendig leven, de Christelijke zedeleer, maar minder het inwendige leven, den omgang, de worstelingen met God. Mogen wij verwachten, dat dit in de herleefde Christelijke Gereformeerde Kerk anders zal zijn?”
Wij gevoelen het bezwaar dier broederen, die zoo vraagden, gelijk wij de bedoeling begrepen van hetgeen uit Gouda op de agenda onzer vergadering werd gebracht: »dat de onderwerpelijke leer gehandhaafd worde.”
Hierop is ons antwoord: van een, die het inwendige leven niet bij evaring kent, kan moeielijk worden verwacht, dat hij dit bespreke. Spreekt hij anderen aan, het ware zal altijd ontbreken. Ernstig moet daarom worden toegezien, wie als leeraren worden toegelaten, ook, of wel beginselen van genade zijn bij ben, die tot den dienst des Woords worden toegelaten. Is de ziele zelve in levende gemeenschap met den Heere, dan zal zij ook dat leven openbaren, er niet van kunnen zwijgen. Wij hopen te waken en te bidden, maar de gemeente beseffe wel, dat zonder gedurig toevloeien der olie de lamp niet kan branden, en als de Heere Zijnen discipelen geen brood in de banden legt, zij niets hebben om uit te deelen wat voeden kan. Niet alleen om, maar ook voor leeraren moet gebeden, Men vergete daarbij niet, dat ook kennis geboden is; dat wij niet alleen het onderwerpelijke behoeven, maar ook het voorwerpelijke. Met eene mag evenmin als het andere worden gemist. Duidelijke Schrift verklaring is noodig; uiteenzetting der waarheden onmisbaar. Geen geloof zonder bevinding; geene bevinding zonder geloof. In den mond van twee getuigen zal alle woord bestaan. Over Gods waarheid moet ons Geestes licht opgaan, en alle bevinding moet aan het Woord Gods worden getoetst.
Wat in het eerste deel der klacht werd gezegd, dat het soms is alsof er eene gemeente van enkel vromen aanwezig was, is gevolg van de leer in menig artikel door ons bestreden (»Wedergeboorte en doop”). Wij zouden daarom dan ook, indien de Heere ons jongelingen gaf, die zeker niet aan de Vrije Universiteit durven toevertrouwen. Wij kunnen onzen broederen ten opzichte van dat bezwaar wel in zooverre gerust stellen, dat wij, als Christelijke Gereformeerden, op onze Synode volkomen eenstemmig waren, en besloten is, niemand als lid toe te laten of te behouden, veel minder als prediker, die zulk eene in ons oog verderfelijke leer aankleeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen