Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Een Man van smarten” (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Een Man van smarten” (III)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jes. 53.

Op aanschouwelijke wijze voorgesteld, zien we Immanuêl als de Man van smarten zich tot een schuldoffer stellen. Om de overtreding Zijns volks is de plage op Hem geweest. Met roeden geslagen, met doornen gekroond, Zijne handen en Zijne voeten met nagelen doorboord, met schande overdekt, zal Hij Zijne ziele uitstorten in den dood. Bij de goddeloozen zal Zijn graf zijn, onder de overtreders zal Hij geteld worden. Lijden alleen kan echter niet Bevrijden van de straf. De bezoldiging der zonde is de dood. Ook dien bangen en bitteren, dien smartelijken en van God vervloekten dood des kruises moet de Man van smarten, moet de Borge des verbonds onderworpen zijn.
Met den dood zouden Zijn lijden en Zijne offerande volmaakt zijn.
Hoe ontzettend was de dood voor Gods Zoon!
Hoe lang en bitter was Zijn lijden in die ontzaggelijke uren Zijner verlating aan het kruis. In welk eene onpeilbare diepte van smart en lijden doet het sterven van Christus ons blikken.
Hij, die anderen uit den dood had opgewekt, sterft zelf den vloekdood. Ook den dood moest Hij overwinnen. Zonder te sterven kan Hij van den eeuwigen dood niet verlossen.
Kan de dood voor een’ mensch van gelijke bewegingen als wij al zoo verschrikkelijk zijn, wat moet het dan voor Hem zijn geweest, die stierf, beladen met de zonde en schuld van al Zijne uitverkorenen. De mensch sterft om zijne eigen zonden; — Christus stierf voor de zonden van anderen. Den mensch worden allerlei verkwikkingen aangeboden tot het uiterste einde toe; — Christus werd aan ‘t kruis gelaafd met edik! Dit was de verkwikking, welke de wereld Hem toediende! Dat was de laatste lafenis, Gods heilig kind Jezus aangeboden!
Hoe hard was Zijne sponde, hoe vreeselijk Zijne omgeving, hoe onuitsprekelijk zijn lijden gedurende die lange en bange uren aan ‘t kruis. Ten laatste zal de dood aan Hem Zijn wezenlijk werk volbrengen. Ziel en lichaam, zoo harmonisch met elkander vereenigd, zulten van elkander scheiden. Onder ‘t roepen met groote stem: »Vader! in Uwe handen beveel ik mijnen geest,” buigt de Man van smarten het hoofd, om met heldere zelfbewustheid te sterven. Zoo gaat de Zon der gerechtigheid onder. Zoo eindigt de Vorst des Levens Zijn dierbaar leven. Ondoorgrondelijk wonder! Christus is getrouw tot in den dood. Wat nooit eenig schepsel heeft gevoeld, dat heeft Hem getroffen. Hij vond benauwdheid en droefenis. Die oogen, waaruit zooveel liefde en vriendelijkheid straalden, zijn nu gesloten. Dat aangezicht, eens op Thabor zoo blank gelijk de zon, is nu verbleekten met sporen van diepe smart geteekend. Die handen, zoo zegenend menigmaal uitgebreid, en die voeten, zoo bereid om tot bedrukten en ellendigen zich te hulp te spoeden, zijn met bloed en wonden overdekt. Geheel dat gezegende lichaam, dat nooit door zonde was besmet, hangt koud en roerloos aan ‘t kruis. Welk een aanblik! Hoe past hier in ‘t bijzonder op den Man van smarten het woord: »Hij was veracht en de onwaardigste onder de menschen,” Toch sterft Christus niet als een onzer. Schijnbaar overwonnen, wordt Hij zelf al stervende overwinnaar, ook over den dood, waaraan Hij, geheel vrijwillig, maar overeenkomstig den raad Gods, zich onderwierp. De mensch is in zijnen dood geheel lijdelijk. Meestal worstelt ieder Adamskind tegen den dood, zoolang hij kan. Christus daarentegen neigt Zijn hoofd om te sterven.
‘t Was; of Hij den dood wenkte om te zeggen: volbreng gij nu uw werk, naardien het mijne is geschied.” Klaar bleek dit in ‘s Heilands roepen: »Het is volbracht!” Met de woorden der Schrift op de lippen sterft Hij. Later, na Zijne opstanding, zal Hij ‘t zelf verklaren: smoest de Christus niet deze dingen lijden en in Zijne heerlijkheid ingaan?”
Zijn sterven was ongemeen smartelijk en vreeselijk, maar ook, gelijk wij nader zullen zien, bijzonder vruchtbaar.
Denken we voor een oogenblik het Borgschap weg van Christus lijden en blijven we alleen op het uitwendige zien, dan doen wij, gelijk helaas zoovelen doen, en zien in Christus lijden en sterven niets anders dan een voorbeeldig martelaarschap,
Maar we zeiden het immers reeds, dat zulk eene beschouwing van Christus’ lijden en sterven niet betaamt. Het is niet in overeenstemming met de H. Schrift. Doch, omdat velen in ‘s Heilands lijden niet anders zien, trekt de Persoon van den Man van smarten hun ook niet meer dan ieder martelaar aan.
De Schrift wijst ons op Hem, als op den Leeuw uit Juda’s stam, die overwonnen heeft. Daartoe kwam Hij op aarde. Daartoe was Hij opgegaan naar Jeruzalem. Daartoe heeft Hij zich vrijwillig overgegeven. Toen het voor de hel scheen gewonnen, was het juist voor eeuwig voor haar verloren. Toen de Zon der gerechtigheid voor altoos scheen ondergegaan, verborg zij zich slechts achter de wolken, om ten derden dage, met te grooter heerlijkheid, zich te openbaren. Reeds bij zijn sterven gaat kracht uit van den Man van smarten. Het scheuren van het voorhangsel des tempels, het splijten der steenrotsen, de opening der graven, het slaan van den Hoofdman op zijne borst bij het kruis, en zijn uitroep: »waarlijk, deze mensch was Gods Zoon,” — ‘t zijn alle voorteekenen van grooter dingen dan deze. Zalig daarom, die in Hem geloofd!
De wijze, waarop de Man van smarten zich onder al zijn lijden heeft gedragen, teekenen Hem weerloos als een schaap, zachtmoedig als een Lam, juist gelijk Jesaja honderden jaren te voren Hem in zijn lijden had beschreven. Hoe gewillig gaf Hij zich over, toen de bende op Hem aankwam, om Hem te vangen en gebonden weg te voeren als hun’ buit. Met welk een voorbeeldig geduld en voorbeeldige lijdzaamheid heeft de Zone Gods den hoon en den laster zijner vijanden verdragen. Bedenk, hoe Hij zweeg voor Kajafas, te midden van dat Sanhedrin, dat dorstte naar zijn bloed. Volg Hem bij alles, wat voor Pilatus en Herodes is wedervaren. Zie Hem gegeeseld met de doornenkroon en den rietstal’, als een’ spotkoning door Pilatus aan ‘t volk voorgesteld. Luister naar elk woord dat van zijne gezegende lippen komt aan het kruis. Getuigt het niet alles van Zijne vrijwillige overgave, van zijne volkomen onderwerping aan het gestreng recht van den heiligen en rechtvaardigen God?
Schier doodgemarteld en gefolterd, door alles wat laag, verachtelijk en verschrikkelijk was, was Zijn eerste kruiswoord: »Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen,” Zoo was tot het laatste oogenblik zijns levens zijn Middelaarsharte vervuld met liefde tot ellendige en verlorene zondaren.
Volkomen bereid om den laatsten penning van hunne schuld te betalen, ledigt Hij, voor al zijn arme volk, dien bitteren beker, Hem boordevol ingeschonken.
En welk eene gedachte, al dat lijden van Gods heilig kind Jezus, deden Hem niet slechts Joden en Heidenen, maar dat deden ik en gij Hem aan! Onze zonden drukten de scherpe doornen in zijn hoofd. Onze overtredingen hebben Hem zoo vreeselijk verwond. Onze ongerechtigheden hebben Hem niet slechts geschonden of van Zijne eere beroofd, maar zelfs geheel verbrijzeld.
Schrik, zondaar! bij de gedachte: van dat jammeren van Gods Zoon, van al zijne schande en al zijn lijden, ben ik de oorzaak.
Gaat ge voort om in haat en vijandschap tegen Christus u te openbaren, — gaat ge voort met feitelijk hetzelfde te doen, wat Jezus’ beulen hebben gedaan, — gaat ge voort met Hem te verraden als een Judas, of Hem te verloochenen als een Petrus, wat zal dan eens uw einde zijn? Niet slechts van vijanden, maar ook van vrienden heeft Jezus zooveel geleden.
Worden onze zonden hier niet beleden en betreurd; — wordt het bloed des Nieuwen Testaments hier veracht, voorwaar, dan blijft geen slachtoffer meer over voor de zonden.
Petrus heeft met bittere tranen zijne verloochening van Christus beweend, en allen, die als Petrus, den Heere lief hebben, zij zullen zich daardoor blijven kenmerken, dat de zonde die in hen woont, dat al hunne struikelingen en gebreken hun van harte leed zijn. Maar opziende tot Hem, die om hunnentwil en in hunne plaats heeft geleden, scheppen zij moed. Door ‘t geloof dat gansene lijden en sterven van Christus aannemende als voor hen geschied, zeggen zij met den nu zaligen Broes: »Die beschimpte Jezus is mijne eere!” Veracht door de wereld, miskend door het ongeloof, is en blijft Christus, als de Man van smarten, den geloovigen dierbaar. Leed Hij zooveel voor u, kinderen Gods! zoudt gij dan ook niet iets voor Hem willen lijden? Denk, als gij tot smaadheid dragen om Zijnentwil geroepen wordt, wat uw Heiland voor u deed, en houdt u daarbij verzekerd, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waardeeren tegen de heerlijkheid, die Gods kinderen wacht. Immers: »Indien wij met Hem lijden, wij zullen ook met Hem verheerlijkt worden.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1893

De Wekker | 4 Pagina's

„Een Man van smarten” (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1893

De Wekker | 4 Pagina's