Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De reehtsgeldigheid der kerkelijke goederen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De reehtsgeldigheid der kerkelijke goederen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is voor de kerken A., en in in zonderheid voor degenen die uit die kerken geneigdheid toonen, om zich meer bij de Christ. Gereformeerden te scharen, van beteekenis te weten hoe het staat met de rechtsgeldigheid der kerkelijke goederen.
Rechtsgeldigheid, in den zin van het woord, hebben alle, gezindten voor zoover zij voldoen aan de Wet op de Kerkgenootschappen van 1853.
Hiervan zijn en waren o. m. uitgesloten »de Ned. Geref. Kerken” (Doleerende), zoolang zij onder dien naam zijn bekend geweest. Zij wilden echter niet onder dien naam als een kerkgenootschap bekend staan: dit bracht hun begrip der Doleantie als van zelve mede, dewijl zij, volgens dat begrip, altijd het oog er op gericht hadden en nog hebben, om, zoo mogelijk, nog eenmaal in de rechten der Ned. Herv. Kerk in zake de goederen te treden; daarom moest ook de naam «Geref. Kerken” bij de »vereeniging” in ’1892 dienst doen, n. l. om weer tot den oorspronkelijken naam van voor 1816 terug te keeren; — geen andere naam kon ’t immer vermogen.
Om nu rechtsgeldigheid voor de goederen te hebben, zijn zij tot de vereeniging »de Kerkelijke Kas” gekomen, waardoor de goederen niet aan de kerken, maar aan de Kerkelijke Kassen behooren; — wij hebben dit vroeger breeder omschreven en gaan daarom hierop nu niet verder in.
De Christ. Geref. Kerk echter heeft op 24 Maart 1870, na de Synode te Middelburg, aan de Wet van 1853 voldaan en heeft hierdoor rechtsgeldigheid verkregen. Dit heeft zij gehad tot 17 Juni 1892, — tot aan de vereeniging.
De vereeniging der Christ. Gereformeerden met de Ned. Gereformeerden tot één lichaam, onder een tot nu toe onbekenden naam, na de wet van 1853, is in het oog der Regeering een nieuw lichaam, vroeger niet bekend, en moet daarom voldoen aan bovengenoemde Wet om rechtsgeldigheid te verkrijgen.
Dit is echter niet gebeurd, en zal, zoolang het Doleantiebegrip niet gestorven is, ook nimmer gebeuren; want immers zou daardoor het schip der Doleantie volkomen stranden, dewijl er dan als van zelve geen (vermeend) recht meer zou zijn op de goederen der Ned, Herv. Kerk. Ofschoon aan deze Wet door de "vereenigde Kerken” niet is voldaan, hindert dit den Doleerenden of Kerken B. niet; — zij zijn gedekt en gewaarborgd door de »Kerk. Kas”. Doch hierin vooral komt de dwaasheid en onkunde uit van de leiders der Kerken A, die voor deze zaak geen oogen hadden, hoewel wij er genoeg op gewezen hebben.
De Regeering beschouwt dus »de Geref. Kerken” als een apart lichaam, doch als een dat niet voldaan heeft aan voornoemde Wet; en derhalve worden de Kerken A door de Regeering niet anders beschouwt dan de Kerken B„ aangezien de Regeering geene Kerken A of B kent, maar allen »Geref. Kerken”.
Nu is in 1870 rechtsgeldigheid verleend aan de »Christ Geref. Kerk,” volgens het reglement van 1809. Onder dien naam dus en volgens dat reglement ! De naam en het reglement waren dus bekend; personen kent de Regeering in dezen niet. Deze rechtsgeldigheid gaat dus niet op de personen over, buiten dien naam en buiten dat reglement; van zelf dus ook niet onder eenen anderen naam als Geref. Kerken (zonder reglement van ’69). Hieruit blijkt, dat de Geref. Kerken A., thans vereenigd met Kerk B., bekend bij de Regeering als een geheel nieuw lichaam onder een nieuwen naam, niet de minste aanspraak kunnen hebben op de rechtgeldigheid verleend in 1870; — zij hebben dit verloren of prijsgegeven door de »vereeniging.”
En aangezien de Kerken A geen »Kerk.Kas” hebben, gelijk de Kerken B., is waarlijk hare positie in zake de kerkelijke goederen zoo rooskleurig niet.
Och, wat hebben zij zich toch onnoozel aangesteld en, bewust of onbewust, zich totaal in de banden der Doleerenden overgegeven !!
Hoe hebben de Doleerenden zich van een glimlach kunnen onthouden, als ze zagen op de onnoozelheid der »Geleerden” van Kerken A, vooral toen A nog meende zeer actief te zijn, met in de voorwaarden der vereeniging te zetten : geene ineensmelting voor dat de Kerk. Kas is opgeruimd! Belachelijk immers! want veel gemeenten saletten reeds in één, en waar is »de Kerk. Kas” opgeruimd!? De Kerken A. zullen nog dankbaar zijn, dat er een »Kerk. Kas” is, want zij hebben thans niets, dat hen waarborg geeft; — het -oude is verloren en een nieuwe hebben zij niet.
De Kerken A. rest niets anders, dan zoo spoedig mogelijk »de Kerk. Kas” algemeen te maken voor alle kerken. En daarom dan hebben ze zoo mogen toornen op die Kas, en zoo weinig waarde mogen hechten aan het reglement van ’09. Ze hebben het niet vermoed, dat »de Kerk. Kas” hunne toevlucht nog zal worden, tenzij …. een ander »kasje” wordt opgericht.
Nu klagen L. L. e. a. over voorwaarden der vereeniging, dat ze door de » Doleerenden” niet nageleefd worden, maar waar blijven nu de Kerken A bij de ineensmelting met de naleving. Waarom ruimen ze de "Kerk. Kas” niet op?
Och, broeders, haast u! vertrekt en blijft niet langer in de chaos van verwarring; want het wordt een onderling verwoesten en ten slotte zeggen de Doleerenden: „alles mijn!!”
Na de kennisgeving aan de regeering door »de Geref. Kerken,” en na het antwoord van den Minister daarop, hebben zij eene drukte gemaakt en het voorgegeven als eene bijzondere gunst des Heeren, dat de Minister daarop heeft geantwoord, zóó als dit geschied is. Och, arme! de Minister neemt alle zulke bekendmakingen als kennisgevingen aan, indien er maar niets in de stukken, statuten of reglementen gevonden wordt, dat in strijd is met de Politiewet.
De Minister plaatst zich niet op het standpunt der rechtsgeldigheid der goederen; dit is aan den Rechter overgelaten; derhalve is in die kennisneming niets, letterlijk niets buitengewoons te vinden, en er is geenerlei reden in om den menschen wijs te maken, dat de Heere hierin Zijne gunst heeft geopenbaard. Wij wenschen uit de volgende stukken (»Hoe beschouwt gij de vereeniging”) juist bet tegendeel aan te toonen.
Weet ge, op welk standpunt de Minister staat? (En Z.Ex. kan en mag niet anders.) Als b.v. de Modernen zich apart hadden georganiseerd en zich bij de Regeering bekend gemaakt onder den naam van »de Geref, Kerken”, dan bad de Minister geantwoord: »goed, — voor kennisgeving aangenomen”; of als de »Geref. Kerken zich hadden bekend gemaakt, b.v. als Renegate Kerk, dan had de Minister ook geantwoord: »goed,voor kennisgeving aangenomen!” Het is den Minister hetzelfde, welken naam gij wilt dragen, hetzij als kerk of als vereeniging; wat gij gelooft of belijdt, daarnaar vraagt de Minister niet, als de stukken maar niet met de wet strijdig zijn. Op geen ander standpunt kan en mag Z.Ex. zich plaatsen. En iets anders dan een zeer logisch gevolg van dat standpunt hebben »de Geref. Kerken” dan ook niet in hun antwoord ontvangen. En nu is, volgens hunne bepalingen, de kerkeraad ter plaatse de hoogste macht;—geene macht staat daarboven. En dit is ook geheel in den haak, dewijl zij, »de Geref. Kerken” geenen genootschappelijken band hebben, maar afgeronde op zichzelfstaande kerken. Indien nu zoodanige kerkeraad verklaart zich voortaan te scharen bij de Ghrist. Geref, Kerk en geene gemeenschap meer wil hebben met de overige Geref, Kerken, — welke macht 2ou dit kunnen betwisten? Volkomen vrij kunnen die kerke» handelen,— blijven of gaan.
De kerken A zijn nog in het rustig bezit der goederen en wij, Christ. Gereformeerden, hebben besloten onze oude broederen niet in die rust te zullen storen; wij willen geene processen tegen hen voeren; wij lijden liever schade voor zooverre wij als eene kleine minderderheid in sommige plaatsen bleven staan, doch daar, waar de kerkeraad met de gemeente (althans het grootste deel) Christ. Gereformeerd blijven wil, dan blijven gij ook evenzoo in het rustig bezit der goederen. En indien zij hierin ook maar eenigermate bemoeilijkt worden, zouden wij als vanzelf genoodzaakt worden ons broederlijk besluit in te trekken om het den Rechter eens te laten uitmaken, wien de goederen toekomen. De adviezen der voornaamste rechtsgeleerden in den lande werken mede, dat wij weten, wat wij zeggen. Doch wij twijfelen niet of de Kerken A zullen bij eenig nadenken, dankbaar, zeer dankbaar, zijn, dat wij hen nog in het bezit laten. En wij worden om ééne gewichtige reden gedrongen den vrede op dat punt te bewaren: wij hopen n.l., als al de kerken A., vóór zij ineen gesmolten zijn, genoeg gevoeld hebben van de tuchtiging des Heeren, dat de Heere zich weer over hen zal ontfermen en Hij hen weer zal vergaderen en toevoegen tot de overgeblevenen, waarvan nu reeds de teekenen aanwezig zijn. Want al had men zich voorgesteld het werk des Heeren van 1834 uit te roeien, de Heere zal Zijn volk na de tuchtiging weer genadig zijn en Zijn werk in het leven behouden. Dan zijn we weer broeders als te voren en verdrijven te zamen den vijand, die werd binnengehaald, omdat niet genoeg de wacht is gehouden tegen aanvallen en verzoekingen! Ditmaal genoeg.

Utrecht (Burgstraat), Juli 1893.

P.S. Wij hebben aangaande deze zaak meer te zeggen; doch wij bewaren dit nog een paar weken; — de Kerken A hebben nu vooreerst genoeg ter overdenking. Hopende, dat hierdoor de oogen een weinig open zuilen gaan, wenschen wij vóór de Augustus-Synode der Geref. Kerken den sluier verder op te lichten en met eene ernstige waarschuwing tot hen te komen. De liefde tot onze oude broederen dringt ons; we kunnen en mogen hen niet ongewaarschuwd laten vernietigen.
Alleen dit moeten we er nog bijvoegen. De »Doleerenden” slapen niet; en zorgeloosheid kan naberouw worden. —

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juli 1893

De Wekker | 4 Pagina's

De reehtsgeldigheid der kerkelijke goederen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juli 1893

De Wekker | 4 Pagina's