Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vrijwillige liefde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrijwillige liefde

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

»Ik zal hen vrijwilliglijk liefhebben.” Hozea 14 : 16

Niet alle liefde is van denzelfden oorsprong. Liefde van menschen is in vele gevallen eene voorwaardelijke liefde. Gods liefde is eenig. Eenig in oorsprong en aard, eenig ook in hare openbaring. In God is de liefde volmaakt. Zijn wezen is liefde. Die liefde is ondoorgrondelijk. Liefde en rechtvaardigheid zijn in God één.
De eene deugd van Zijn goddelijk wezen sluit de andere niet uit. De eene volmaaktheid kan niet van de andere gescheiden worden.
Door dit wel onder de aandacht te hebben, wordt de liefde Gods tot zondaren zoo groot, zoo diep, zoo wondervol, zoo aanbiddelijk. De mensch kan de liefde in God niet opwekken,— kan in niet één enkel opzicht God bewegen tot liefde. God was bewogen, in en door zichzelven, met Adams geslacht. Het begin dier liefde moet niet in den tijd maar in de eeuwigheid worden gezocht, Reeds van eeuwigheid, in den Baad des Vredes, gaf de Vader den Zoon, en de Zoon gaf zichzelven tot Middelaar en Borg voor al Gods uitverkorenen.
In menschen beeft God een welbehagen. Aanstonds na den val van Adam is Gods liefde tot zondaren geopenbaard in de Paradijsbelofte. Met Abraham en zijn zaad maakte God Zijn verbond.
Israël nam Hij tot Zijn Volk, en aan dit volk komt allereerst de belofte toe: nik zal hen vrijwilliglijk liefhebben.”
Ook dat Israël had zich die liefde niet waardig gemaakt. Rechtvaardig had de Heere dat volk kunnen verderven.
Hoevele waren hunne zonden; hoe groot was de afval, hoe menigmaal had men de Heere tot toorn verwekt.
Wat moest dat volk menigmaal om zijner overtredingen wille de slaande hand des Heeren onder vinden.
Toch wordt dat volk niet uitgeroeid, niet verteerd. Telkens hernieuwt de Heere zijne beloften: altijd gedenkt God Zijn verbond. Zelfs als dat Israël van God verlaten schijnt, als het onder vreemde macht en in een vreemd land moet zuchten, verre van Gods altaren verwijderd, dan nog heeft de Heere Zijn Israël niet vergeten. Ter bestem- der tijd zal het wederkeeren, het zal in zijn land wonen, God zal zich zijner ontfermen. Het zal eenmaal de beloofde Spruit van Davids geslacht aanschouwen. De zonde van menschen kan de liefde Gods niet opheffen. Israël mag zijn’ Messias verwerpen, maar Gods liefde tot zondaren zal daarmede van de aarde niet verdwijnen. Integendeel, de zaligheid uit de Joden, thans. den heidenen gepredikt, doet de gansche aarde weer- galmen van Gods lof.
Elk voorwerp dier goddelijke en ver- kiezende liefde moet met aanbidding en dankzegging erkennen: Gods liefde is eene vrijwillige liefde. Uit vrije gunst opgezocht, getrokken uit de macht der duisternis, geleid tot Christus, Vereenigd met Christus, hopende op Christus, kan Gods kind niet anders dan »amen” zeggen op dit woord. Alle roem van menschen is uitgesloten. Het is niet desgenen, die wil, noch desgenen, die loopt, maar des ontfermenden Gods. Bij de vraag waarom? zinkt onze ziele in ’t stof om met aanbidding en verwondering te erkennen: Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Menschen zijn in den regel afkeerig van hunne vijanden, God daarentegen heeft hen vrijwilliglijk lief, die van nature zijne vijanden waren. Die liefde bereikt haar toppunt, haar hoogste open- baring in het lijden en sterven van Gods Zoon. Buiten Christus is God een verteerend vuur en een eeuwige gloed, bij wien geen zondaar wonen kan, maar in den Zoon Zijns welbehagens, openbaart Hij zijne vrijwillige liefde.
In de prediking van het Evangelie wappert de standaard vlag-, waarin de gansche wereld het lezen kan: »alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn Eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe,” Die liefde is waardig alom vermeld en uitgeroepen te worden. Die liefde is ondoorgrondelijk voor de engelen, zij is de grond der lofzangen van de gezalfden voor Gods troon, zij is en blijft de roem van al Gods kinderen op aarde. Aan die liefde dankte Israël zijn volksbestaan; in die liefde wortelt het leven van het uitverkoren volk van God, Zoo lang de wereld op hare grondvesten staat, zal die liefde op aarde worden vermeld. Sterker dan de dood en harder dan het graf, is deze liefde als een vuur, dat door vele wateren niet kan worden uitgebluscht.
In de gewijde historie schittert die liefde heerlijker dan het goud, met on- verwelkten glans. Die liefde is door gewijde dichters bezongen: zij is alle eeuwen door gebleken: door haar wordt ons gepredikt genade en barmhartigheid. Die liefde richt de gebogenen op, brengt bet ver afgedrevene nabij, geneest wat krank en sterkt wat zwak is, Gods liefde tot Israël was zichtbaar in de vuur- en in de wolkkolom. In die liefde heeft Gods oude volk gedeeld tot in het laatste nageslacht.
Alleen door die vrijwillige liefde Godes is het, dat er nog een volk op aarde leeft, dat den Heere vreest,
Welk eene onderscheiding, te mogen deelen in Gods vrijwillige liefde. Dit te zien, te gelooven, te gevoelen verootmoedigt den zondaar voor God. En waar die liefde Gods in het hart wordt uitgestort door den H. Geest, wekt die liefde tot wederliefde.
Gods volk is een vrijwillig volk. Zij dienen den Heere niet uit dwang. Door God zelf gewillig gemaakt is hun ook bij den voortgang niet anders noodig, dan Gods vrijwillige liefde, waardoor alle vijandschap en tegenstand bij en in hen overwonnen wordt. Wie God lief- heeft, heeft zijne geboden lief en leert met zijn gansche hart getuigen: »Heere! uwe geboden zijn niet zwaar.” Wat de heerlijkheid des hemels, en wat de vreeselijkheid van de hel niet vermogen, dat vermag- de liefde Gods.
Deze doet het meest harde hart smelten, gelijk het ijs smelt door de kracht der zonnestralen. Wie in de kracht dier liefde nooit heeft gedeeld, hare werking nimmer heeft ondervonden, kan het zich onmogelijk begrijpen, dat Gods oprechte kinderen zooveel liefde tot den Heere en Zijnen dienst kunnen hebben, dat het hart zoo van liefde kan branden, gelijk we lezen van de Emmausgangers tegenover Christus. In Christus wordt Gods liefde verpersoonlijkt aan- schouwd; daarom hebben de oprechten Hem lief. Die liefde doet de ergernis des kruises overwinnen.
Al de schande en al de smaad van Golgotha kunnen de liefde Gods in de harten van Johannessen en Maria’s niet uitblusschen. Die liefde in aan u verheerlijkt, doet u de wereld en al haar begeerlijkheden vaarwel zeggen om, als Mozes, liever met het volk van God veracht en versmaad te worden, dan, een’ tijdlang de wereld en haar loon genietende, eeuwig te moeten omkomen. Die liefde vergaat nimmermeer. Gods liefde is niet alleen eene vrijwillige, maar ook een eeuwige, eene onberouwelijke liefde.
De Heere is met het maaksel Zijner vingeren niet bedrogen. Neen, Hij weet, wat van Zijn maaksel is te wachten,
Met uzelven moogt ge bedrogen zijn, maar God, de Heere, is met u niet bedrogen. Zijne liefde behoeft door U niet opgewekt, zij kan door u niet ver- diend worden. Vóór gij nog het aanzijn hadt, was Gods liefde als eene werkzame liefde uwer gedachtig. Eer iets van u begon te leven, was alles in Gods boek geschreven.
Wat het verstand van menschen en van engelen te hoog en te wonderbaar was, dat beeft Gods liefde uitgedacht en daargesteld, om u te verlossen en zalig te maken. Die liefde is dan ook eene hoogte, die niet te meten, eene diepte, die niet te peilen, eene lengte, die niet te overzien is, maar die Gods kind door het geloof doet jubelen: »noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch hoogte, noch diepte, noch eenig ander schepsel zal ons kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 oktober 1893

De Wekker | 4 Pagina's

Vrijwillige liefde

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 oktober 1893

De Wekker | 4 Pagina's