Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Profetie en vervulling van het lijden van den Zaligmaker (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Profetie en vervulling van het lijden van den Zaligmaker (II)

Een worm en geen man.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

»Maar ik ben een worm en geen man.” Ps. 22: 7a.

»O! hoe duister, hoe ontzettend,
»Zielverscheurend, hartverplettend
»Was dat schrikverwekkend uur,
»Toen het vlek’loos Lam geslacht werd
»En de losprijs aangebracht werd
»Der gevangen creatuur:

»Toen de losgelaten booze
»Aan den schuld- en zondelooze
»Zijn’ verwoede klauwen sloeg;
»Toen de Godmensch voor de zijnen
»Doodsbenauwdheid, hellepijnen
»In ’t geheiligd lichaam droeg!”

Wie in den 22sten psalm eene profetie leest van het lijden van Christus, zegt onwillekeurig »amen” op hetgeen onze vaderlandsche dichter Da Costa in bovenstaande, o, zoo diep gevoelde gedachte uitdrukt, waar hij, als een zone Abrahams, het lijden van Hem, dien hij als zijn’ Verlosser kende, bezingt Dat »amen” spreke onze ziele uit bij de bepeinzing van hetgeen de koninklijke en profetische zanger uitdrukt in de woorden: »Maar ik ben een worm en geen man.”
Was koning David een voorbeeld of eene type van Christus, we weten uit de geschiedenis, aan hoeveel lijden en vernedering de man naar Gods harte is onderworpen geweest.
In het N. Testament hebben we echter afdoende bewijzen in de aanhalingen uit dezen psalm, dat we hier niet slechts aan David, maar bijzonder aan den Messias hebben te denken, waarom deze psalm onder de Messiaansche psalmen wordt geteld.
Maar wie peilt de diepte, in woorden uitgedrukt, als we hier lezen ! Allereerst treft daarbij onze aandacht de tegenstelling met hét naast voorafgaande: »Op u hebben onze vaders vertrouwd, zij hebben vertrouwd en Gij hebt hen uitgeholpen. Tot U hebben zij geroepen en zijn uitgered; op U hebben zij vertrouwd en zijn niet beschaamd geworden.” En dan volgt, in tegenstelling met hen, die door God zijn gered en verhoord, de teekening van Een voor Wien geen antwoord was op Zijn gebed. En van dien Eénen wordt gezegd, waar Hij sprekend wordt ingevoerd: »Ik ben een worm en geen man,” Ja, dat was Hij, toen de Zoon des menschen was overgeleverd en de prooi Zijner vijanden was geworden.
Welk schepsel is nietiger, weerloozer en meer veracht dan een worm, die op de aarde kruipt! Aan zulk een hulpeloozen, machteloozen en verachten worm was de Zone Gods, de Eeniggeborene van den Vader gelijk geworden, toen Hij, in Gethsemané en aan ’t kruis, in ziel en lichaam zoo aller vreeselijkst moest lijden; toen Hem in den hof het bloedig zweet werd uitgedrukt. O, wonder aller wonderen! mag onze ziele wel uitroepen, als we Hem zien knielen onder het groene loover van den Olijvenhof; als we, in de donkerheid van den nacht, Hem in zieleangsten en benauwdheden hooren uitroepen: »Mijne ziele is geheel bedroefd tot den dood toe.” Terwijl de Heere zwoegt en zoo bitter lijdt, slapen zijne discipelen: geen oog had medelijden met Hem, Hij treedt de pers alleen, geheel alleen: niemand ondersteunde of vertroostte Hem.
En als deze zoo uiterst bange ure is doorworsteld en Hij, door Judas verraden, door de bende gevangen genomen, gebonden wordt weggeleid van het eene gerecht tot het andere en ten laatste aan het vloekhout tusschen twee moordenaren sterft, na al de martelingen en al de folteringen, daaraan voorafgegaan, leer dan bij dat kruis van Golgotha, wat Gods profeet eeuwen te voren door den II. Geest voorspelde: »een worm en geen man!” Verworpen en veracht door het volk, was al in de herberg dezer wereld voor Hem geene plaats meer. Een moordenaar werd geacht en gewaardeerd boven Hem. ’t Was niet het woord en de wensch van enkelen, maar het was een algemeene eisch van het volk: »weg met dezen van de aarde!” En toch had Hij, die tot deze diepste diepte aller vernedering en in die grootste aller smarten gezonken was, geen enkele ongerechtigheid bedreven.
Niemand kan Hem overtuigen van zonde. Deze Rechtvaardige had geen kwaad gedaan; geen onrecht was op Zijne lippen gevonden. Hem werd kwaad voor goed vergolden, doch toen Hij gescholden werd, schold Hij niet weder. Hij was en bleef onder al Zijne smarten, het zwijgende en het geduldige Lam Gods.
Een worm maakt geen geluid, doet geen angst- of smartkreet hooren, als die vaneen gescheiden of door ’s menschen voet vertreden wordt, Neen, dan kan die worm alleen kronkelen en in elkander krimpen van smart, maat dat wordt sprakeloos en zonder eenig geluid te geven, geleden. De mensch, die blind is, wordt van dat lijden van een’ worm niets gewaar.
En zou iemand wijzen naar dat geringste aller schepselen, — wijzen op de smart van zulk een’ vertreden worm, dan zal ieder op zijne beurt zeggen: »wees wijzer, heb daar geen deernis mede; ’t is maar een worm,” Een man, als die bedreigd wordt, kan zich verzetten tegen zijn’ aanvaller; een man kan strijden tot behoud van zijn leven; een man kan de hulp van anderen inroepen, als de macht, welke tegen hem komt, hem te sterk is.
Een worm daarentegen is geheel machteloos, en aan zulk een’ worm werd Gods heilig kind Jezus gelijk, toen Zijne ure gekomen was. Wie duizelt niet bij de gedachte: de Schepper der wereld, de Heere der engelen, de eeniggeborene des Vaders aan een worm gelijk! Daartoe gaf de Zaligmaker zich vrijwillig over, daartoe leed en stierf Hij, opdat Hij de Zijnen zou verlossen van het eeuwig verderf en voor hen recht verwerven tot het eeuwig leven. Wat David, de man Gods, eeuwen te voren door den H. G. van den Christus voorspelde, zien we letterlijk vervuld in de volheid des tijds. Niet als een man, maar als een worm heeft de Heere geleden. Bleek dit niet, toen Hij, gebonden als een kwaaddoener, voor Zijne rechters stond, — toen Hij door Herodes met een’ spotmantel werd gekleed,— toen Hij door de krijgsknechten werd gegeeseld, — toen Pilatus Hem uitbracht tot het volk en zeide: »zie, de mensch.”
En toen Hij aan ’t kruis ineenkromp van smarten, versmachtte van dorst, om ten laatste als een worm te sterven, die zonder tegenweer, zonder vriend, zonder medelijden, zonder eenige hulp van menschen den vreeselijksten dood ingaat! Aan zulk eene vernedering, aan zulk een onbeschrijfelijk lijden kon alleen de eeuwige liefde zich onderwerpen; — liefde, die alles verdraagt; liefde, die alles overwint; liefde, die voor niets terugdeinst; liefde, die alle verstand te boven gaat. Welk een getuigenis, welk eene prediking aan eene wereld vol zonde en ongerechtigheid! Welk eene prediking, die lijdensprediking aan Adams geslacht. Welk eene voorstelling aan menschen, die buiten en zonder Jezus voor eeuwig moeten omkomen. In die prediking wordt de liefde Gods tot redding van verlorenen ons aanschouwelijk voorgesteld. Die prediking houdt in eene ernstige waarschuwing en eene troostvolle openbaring. Eene ernstige waarschuwing aan allen, tot wie het Evangelie van Christus’ lijden komt, naardien hieruit is af te leiden, wat zij te wachten hebben, die eenmaal sterven zonder deel te hebben aan den Borg; menschen, die met eene openstaande rekening hunner bij God gemaakte schulden voor Zijn aangezicht moeten verschijnen. Als God Zijnen eeniggeboren Zoon niet heeft gespaard, maar Dien heeft overgegeven om te lijden als een worm, hoe zal Hij dan u sparen, indien gij geweigerd hebt naar Hem te hooren, die ook u tot bekeering riep en u verkondigen liet, dat alleen door ’t geloof in Hem ontkoming is voor u aan de eeuwige straf!
Troostvol daarentegen is deze openbaring van Jezus’ lijden voor allen, die in waarheid tot Hem de toevlucht nemen. Bij het zien van al uwe schuld, bij de bewustheid uwer zoo diepe verdorvenheid, bij het bedenken van al uwe ongerechtigheden, bij het opblikken naar de heiligheid en de rechtvaardigheid Gods komt dat lijden en die vernedering van den Heere Jezus u verzekeren: dat is Hij niet voor zich, maar voor zondaren onderworpen geweest. Al dat lijden en die smarten zijn ter verklaring en de omschrijving van de woorden: »Gij zult Zijnen naam heeten Jezus, want Hij zal Zijn volk zaligmaken van hunne zonden.” Daarom zegt elk geloovig kind des Heeren »amen” op het woord der profetie: »Door Zijne striemen is ons genezing geworden.” Van uit deze duizelingwekkende diepte opziende naar boven, zien we thans Jezus met eer en heerlijkheid gekroond.
Hij, die op aarde een worm en geen man was, is thans verhoogd aan de rechterhand des Vaders. Daar leeft en bidt Hij voor al Zijn volk. Moet dat volk op aarde Hem gelijkvormig worden in Zijn lijden, het zal ook deelen in Zijne heerlijkheid.
«Geliefden! het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; maar wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen.” Op aarde een worm, maar in den hemel aan Christus gelijk!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 februari 1894

De Wekker | 4 Pagina's

Profetie en vervulling van het lijden van den Zaligmaker (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 februari 1894

De Wekker | 4 Pagina's