Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De eerstgeboorte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De eerstgeboorte

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toch was het (menschelijker wijze gesproken) geen wonder, dat Jacob deed wat hij kon om eenige verzekering te krijgen, aangezien de omstandigheden hem niet zeer gunstig waren. Hij wist maar al te goed, dat zijn vader meer liefde had voor Ezau dan voor hem; misschien heeft hij wel eens eene enkele maal met zijn’ vader over de belofte gesproken, doch het antwoord daarop kon hem slechts beangst maken, daar zijn vader niet genegen scheen te zijn, het recht der eerstgeboorte op Jacob over te brengen. De groote liefde tot Ezau, of liever tot het wildbraad, dat Ezau zoo smakelijk voor hem kon maken, (iets, dat hij dikwijls scheen te doen) behaagde den vader zoodanig, dat Ezau in bijzondere mate de liefde zijns vaders daardoor won. Voorzeker was dit een groot gebrek in den vromen Izak, om, waar Ezau toch woest en onheilig leefde, hem evenwel boven Jacob lief te hebben; het leven van Ezau kon hem toch niet aangenaam zijn, maar moest hem smart veroorzaken; en daarbij was hij, even goed als zijne vrouw Rebekka, bekend met de belofte des Heeren, over Jacob uitgesproken; doch ondanks dit alles had het lekkere wildbraad zijn hart toch voor Ezau ingenomen; hij moest het echter later ervaren, ofschoon hij het anders wilde, dat de raad des Heeren bestaan zal. Er bestonden dus uitwendig wel redenen voor Jacob om te twijfelen, of het hem wel ooit gelukken zou; van daar, dat, toen hij de gelegenheid geopend zag om er eenig recht op te krijgen, hij dit zoo zeker mogelijk waarnam; hij liet het daarom Ezau niet alleen zeggen, maar met een’ eed bevestigen, opdat hij het niet herroepen zou.
Nu was Jacob, naar hij meende, heel wat gevorderd; Ezau althans zou hem het recht der eerstgeboorte niet meer kunnen betwisten. Was nu hierdoor ook zijn vader maar in de genegenheid tot hem gekeerd, dan zouden zijne bezwaren opgelost zijn geweest; doch daarin werd geene verandering bespeurd. Dit was en bleef derhalve voor Jacob een groot bezwaar, dat hem, bij de gedachte aan de toekomst, zeker wel redenen gaf om zijne klacht ook te openbaren aan zijne moeder, die hem zoo hartelijk lief had, om door haar gewezen te worden op de macht en trouw des Heeren, en om verzekering te ontvangen van haar geloof aan de vervulling der belofte.
Zoo verliepen er een aantal jaren, waarin Jacob nu eens hoopte en dan weer bevreesd was, totdat intusschen Izaak oud was geworden en nog geene verandering ten gunste van Jacob te bespeuren was. Terwijl nu Izaak de last des ouderdoms begon te drukken, zoo zelfs, dat zijne oogen verdonkerd werden en hij niet meer zien kon, begon hij zich het mogelijke van een onverwacht sterven voor te stellen. Toen deze gedachte hem aangreep, bracht liet hem voor den geest, dat nog gewichtige zaken moesten geschieden, eer hij het hoofd gerust kon nederleggen; en allereerst matte op hem de taak den aartsvaderlijken zegen uit te spreken.
Dit was een zegen van groote beteekenis, waarin niet alleen de zegen des Heeren werd toegewenscht, maar in profetischen geest verklaard werd, wat in de navolgende dagen geschieden zou en de lichamelijke en geestelijke beloften, aangaande de kinderen gedaan, bij wijze van testament werden verzekerd.
Hoe zal Izak dit nu maken? Wien zal hij den zegen geven? Want nu zal het er op aankomen, om hierin naar den wil des Heeren te handelen en niet naar eigen voorliefde. Of was reeds Izak dienaangaande veranderd, zich bewust zijnde, dat niet Ezau, maar Jacob de zegen toekwam ? Integendeel! Als het aan Izak staat, dan zal hij zeker den zegen geven aan Ezau, die, bij zijn reeds goddeloos leven, tot vermeerdering van het verdriet zijner ouders, vrouwen genomen had van de Kanaäniten. En toch, ofschoon Izak dit leven van Ezau moest verdrieten en hoewel hij zich bewust was, dat de Heere het goede over Jacob en niet over Ezau had gesproken, dit alles kon Izak niet bewegen om van zijn voornemen af te zien. Wat blijkt hieruit niet duidelijk, hoe het gebrek en de zwakheid dezen ouden vromen vader blijft aankleven!

U. J.H.W.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1894

De Wekker | 4 Pagina's

De eerstgeboorte

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1894

De Wekker | 4 Pagina's