Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Evangelie van Johannes (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Evangelie van Johannes (V)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 vs. 8

Reeds had de Evangelist zijne lezers verzekerd dat de Dooper wel eene goddelijke zending had, verheven om den inhoud der verkondiging en begeerlijk om de heerlijke vrucht, maar dat hij toch slechts kwam om te getuigen. lets hoogers is den mensch niet gegeven. Nogmaals moet hij dat duidelijk verklaren, opdat niemand den heraut des Konings eere geve. Daarom zegt hij: „hij was het licht niet, maar (was gezonden), opdat hij van het licht getuigen zou.” Het Woord is de zon, van waaraan alles wat van Gods wege licht verspreidt, zijn kracht te danken heeft. Zijne Apostelen zijn de sterren, die het zonlicht tot ons brengen, en daarom ook van den Heere mochten hooren: Gij zijt het licht der wereld. Laat Uw licht alzoo schijnen (Mat. 5:14, 16); Johannes de Dooper „was eene brandende en lichtende kaars” (Joh. 5:35), maar van den Zone Gods zingt Zijne kerk met een Simeon (Luk. 2:32): „een licht tot verlichting der heidenen en tot heerlijkheid van Uw volk Israël.” ’s Heeren „aangezicht is, gelijk de zon schijnt in hare kracht” (Openb. 1:16), en daarom omdat gij de Zijnen zijt en in Zijn licht wandelt, en Zijn licht in u is, omdat gij Hem liefhebt, moet ook gij zijn naar Debora’s lied „als wanneer de zon opgaat in hare kracht” (Richt. 5: 31), van morgenrood al opgaande tot liefelijker en zichtbaarder glans totdat wij Hem gelijk zullen zijn als wij Hem zien gelijk Hij is. Immers het is zoo gelijk A. M. Schuurmans zeide, dat men eer met een houtskool de zon zou kunnen teekenen dan den Christus schilderen, maar dat de Christenen de beste beeldtenissen des Heeren zijn. Bij die hoogheid, die heerlijkheid de diepste ootmoed want de schitterendste ster is zonder zon een stikdonkere bol. Dit Woord was het waarachtige licht (vs. 9), hetwelk verlicht een iegelijk mensch, komende in de wereld.” Tegenover het mindere is Hij het volmaakte licht, dat ieder mensch, zoowel Jood als Heiden beschijnt. Augustinus verklaart dit met het beeld van een schoolmeester, die alleen in een stad een school heeft, en aller meester wordt genoemd, ook ai is het, dat velen niet tot zijne school komen. Zoo wordt tegenover het Joodsche particularisme de tijd des Nieuwen Verbonds, als het van God gewilde universalisme gesteld, waarbij het niet meer is Jood of Griek, man of vrouw, dienstknecht of vrije, maar onder alle natiën Gods kinderen worden geboren. Hij is de Zaligmaker der wereld; dat is, niet van den Jood alleen maar ook van Heiden en Samaritaan. Het woord „komende” kan zoowel slaan op „ieder mensch”, als op „licht.” Alle anderen, ook Calvijn, verklaren het in den eersten zin. Zoo zou het dan beteekenen ieder mensch, die geboren wordt. Juister wordt het toegepast op »licht” (vgl. 3:19; 12:46; 18:37). „De komende”, de naam, waarmede de Messias wordt aangeduid, is een veelbeteekenende naam. Hij is gekomen als openbaarder Gods in de wereldschepping, in de wetgeving, in Bethlehems nacht, alle die eeuwen door, en van daar in Jeruzalems verwoesting, in de Reformatie, altijd door. Zoo dikwerf eene ziel wordt bekeerd is de Christus gekomen. Hij komt en zegent zijn volk, en redt het. Hij komt aan het sterfbed der Zijnen om ze te brengen in de bereide plaats en Hij zal komen, zoolang tot de laatste uitverkorene is rijp geworden voor den hemel. „Zie Ik kom” was Zijn woord onder Israel (Ps. 40:8) en de oude gemeente zong (Ps. 118:26): „Gezegend is Hij, die daar komt in den naam des Heeren”. „Ik kom haastelijk” roept Hij het Nieuw Testamentische Israel toe,en elke geloovige ziel antwoordt „Amen. Ja kom Heere Jezus” (Openb. 22:20). Verblijd in die heerlijkheid, welke dan zal worden geopenbaard, als Hij komt op de wolken, is het één geroep van den Geest en de bruid over de geheele aarde: „Kom”, en die het hoort zeggen „Kom!” en die dorst heeft kome (Openb. 22:17). Zoo kondigde Hem een Jakob aan (Gen. 49:10) en de laatste der oude profeten (Mal. 3:1). Zoo kende Hem de Samaritaansche (Joh. 4; 25), en noemde Hem de Dooper (Joh. 1:15, 27, 30). Zoo getuigde de Heere van zichzelven (Joh. 3: 31.) en ook daar waar onze overzetters niet anders om duidelijk te zijn, konden vertalen dan „die komen zou”, laat ons den oorspronkelijken tekst lezen „de komende in de wereld” (Joh. 6:14; 11:27).
Mocht Hij meer en meer komen in de gemeente, in onze woningen, in onze harten en het ons ernst zijn met de bede van het Hooglied (4:10 v.): „O fontein der hoven, put der levende wateren, die uit Libanon vloeien ! Ontwaak, noordenwind! en kom gij zuidenwind! doorwaai mijnen hof, dat zijne specerijen uitvloeien. O dat mijn Liefste tot Zijnen hof kwame en ate zijne edele vruchten.” Tegenover het zijn bij God (vs. 1 en 2) stelt ons nu de Evangelist het: „Hij was in de wereld” (vs. 10), en nevens zijn komen (vs. 9) het reeds gekomen zijn, maar wat baat het als het oog verblind is, en de hand verlamd is, dat zij niet grijpen kan. Zoo was het: „de wereld is door Hem gemaakt, en de wereld heeft Hem niet gekend.” Ja nog erger; zelfs het nakroost van Abraham, dat uit alle volken tot de Godskennis verkoren was, het volk met de schaduwen van het toekomende, met de openbaring des heils, de drager der belofte, was niet vatbaar voor het licht. „Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.” Ofschoon Zijn hand de wereld voortbracht, zij kende Hem niet, maar vau Israel had wat beters mogen verwacht worden. Daar had Ps. 110: 3 in vervulling moeten gezien zijn: „Uw volk zal zeer gewillig zijn op den dag Uwer heirkracht in heilig sieraad.” Hij was in de eerste plaats gezonden tot de verlorene scnapen van het huis Israels (Mat. 15 24), maar „hoewel Hij zoovele teekenen voor hen gedaan had, nochtans geloofden zij Hem met” (Joh. 12:37).
Er is een schilderstuk, waar gij het kindeke Jezus aanschouwt, liggende op den moederschoot. Gij bevindt u in een stal en ziet eene kribbe en daarbij een os en ezel en eenige mannen neergebogen. Toen dat penseel over dat doek ging vertoefde zeker de schilder met zijne gedachte bij het derde vers van Jesaja’s eerste hoofdstuk: „Een os kent zijnen bezitter en een ezel de krib zijns heeren; maar Israel heeft geene kennis, mijn volk verstaat niet. Wee het zondige volk, het volk van zware ongerechtigheid!”
Is dan de Christus tevergeefs geboren? Immers Schriftgeleerde, noch Overpriester richten naar Bethlehem de schreden, zij buigen zich liever voor een aardschen koning, die tegen God wil strijden en de heilige plaats der geboorte met onschuldig kinderbloed bevlekt. Geen Davids zoon duldt de Idumeeër op den troon. Hij, hij alleen moet over Israel den Koningstitel dragen. Wie van hen, die de wereld gelijkvormig zijn geworden, waagt zich dan nog naar het Broodhuis
(= Bethlehem), om te aanbidden? Toch liggen er mannen in die stal geknield; toch zoeken straks de Magiërs den geboren Koning der Joden, en vinden Hem, niet meer in den stal, maar opgenomen in een huis. Die eersten zijn de herders uit Efratha’s velden, die anderen, ze zijn uit de heldenwereld. Wilde Israël niet komen bij het schijnsel der kaars (de Dooper), de wijzen, zij kwamen als eerstelingen door de ster Gods aan den hemel zelven voorgelicht. Dat het niet te vergeefs was verheft Johannes’ziel tot eene hymne in de verzen, welke volgen (vs. 12 enz.)

v. L.
(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1895

De Wekker | 4 Pagina's

Het Evangelie van Johannes (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1895

De Wekker | 4 Pagina's