Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ingezonden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ingezonden

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijnheer de Redacteur!
Hoewel geen geboren zoon der Scheiding en dus ook in de geschiedenis der Kerk van 1834 niet voldoende onderwezen, maar sedert 1884 de Ned. Herv. Kerk verlaten hebbende en daardoor waarschijnlijk eenigszins bekrompen in mijn’ blik, betrekkelijk het kerkrecht der Christ. Geref. Kerk, meen ik toch omtrent haar welzijn eene kleine opmerking te mogen en te moeten maken.
Laten wij eerst zien, wat erin 1886 geschied is.
Wij willen gaarne toegeven, dat bij enkele hoofden en leidslieden der Doleantie de politiek, de eigen eer en eigenliefde niet altijd buiten doel en gedachten is gebleven; ook geven wij gaarne toe, dat er gevolgd zijn of om hunne broodwinning, of uit hartstocht, of door persoonlijke liefde voor een’ leeraar, ja, wie weet om welke verkeerde en bedekte redenen nog al niet meer, maar ook is het niet tegen te spreken, dat er toch ook gevonden werden, zoowel onder de predikanten als onder de leden, die zich niet langer konden buigen onder de besturen der Ned. Herv. Kerk, en die zeer goed zagen, dat de Ned. Herv. Kerk door hare leervrij heid eene valsche Kerk geworden was.
Het zijn juist deze laatsten, die zeer nabij de Chr. Geref. Kerk stonden, maar door de verwatering in de Chr. Ger. Kerk huiverig waren, zich bij haar te voegen.
Deze personen nu kwamen zeer spoedig tot de ontdekking, dat de Doleerende Kerk ook niet was, wat zij zochten, zoodat dikwijls in gezelschappen en samenkomsten de bede werd geuit, dat het den Heere mocht behagen eene Scheiding te geven uit de Scheiding en eene Scheiding uit de Doleantie, opdat datgene, dat naar den eisch des Woords bij elkander behoort, tot elkander kwam.
Wat nu is geschiede
De Synode van 1892 is hiertoe door den Heere gebruikt. Vele leden der Christ. Geref. Kerk konden zich in die Christ. Geref. Kerk niet naar hartelust bewegen. Zij wilden meer vooruit (vergun mij dit woord) en dit kon nooit beter bereikt worden dan door ineensmelting met de Doleantie.
De bewijzen zijn nu, na verloop van twee jaren, duidelijk voorhanden, dat er zoowel leeraars als leden zich in de Christ. Geref. Kerk bevonden, die geheel met de theorie van Dr. Kuyper vereenigd waren. Als men nu dit verloop zoo ziet, dan wil ik wel gelooven, dat vooral ouden van dagen met smart zien, dat de Synode van 1892 de Christ. Geref. Kerk heeft verkleind; maar ..... laten wij toch wel opmerken en bedenken, dat zij, die zich kunnen vereenigen met de leer, thans in de zich noemende Geref. Kerken in Nederland geleerd en gedreven, dat zij, zeg ik, toch ook eigenlijk niet tot de Christ. Geref. Kerk kunnen behooren.
Vergun mij nu te zeggen, dat het mijne meening is, dat het de roeping der Wekker is, de verdwaalden en misleiden toe te roepen en te waarschuwen, dat zij eene andere leer belijden dan eertijds, maar dat men hen, die met de leer van Dr. Kuyper meegaan, stil moet laten gaan en laten blijven, waar zij zijn, omdat zij door hunne belijdenis geene leden der Christ. Geref. Kerk kunnen en mogen zijn! Maar laat ons ook tevens eene liefelijke stem laten hooren tot die broeders en zusters, die ter goeder trouw met de Doleantie van 1886 zijn medegegaan en nu zuchten tusschen hardheid en liefdeloosheid aan de eene en onzuivere leer en dwang aan de andere zijde.
Waarlijk, Mijnheer de Redacteur! ik geloof vast, dat de daden der Synode van 1892 een zegen des Heeren zijn aanZijne Kerk, want wat er bij behoort, komt zeker terug en wat er niet bij behoort, is gelukkig nu uitgetreden.
Maar laten wij nu toch niet door hardheid, door kortzichtigheid of door voorliefde tot de Kerk van 1834 de vruchten van dezen zegen moeten missen, maar laten wij toch allen, in woord of in geschrift, door liefde en zachtmoedigheid trachten te vergaderen, wat bij elkander behoort. Dan moge de Christ. Geref. Kerk klein blijven in ledental, toch zal zij aan haar doel beantwoorden, nl. de eer des Heeren en do zaligheid der zielen.
Utrecht, Jan. ’95.

DAS.


Mijnheer de Redacteur!
Terwijl ik dit schrijf, worden mijne gedachten bepaald bij het ontkomen aan eene schipbreuk of aan een spoorwegongeluk. Onbekwaamheid van den kapitein op een schip of eigenwijsheid van een machinist zijn meestal oorzaak van zooveel ongelukken en van den dood van tal van passagiers. Ontkomen! O, wat eene blijdschap voor degenen, die werkelijk ontkomen zijn!
Zoo gaat het ook ons op het gebied van het kerkelijk leven.
De Heere had ons doen ontkomen in 1834 van het verongelukte kerkschip van 1816; met andere woorden: Hij had ons uit de valsche kerk uitgeleid. En zoo reisden wij in het kerkschip, waarvan de Heere Jezus Christus Heer en Koning was.
En al moesten wij door verachting heen en ons vele opofferingen getroosten, onze ziel was toen vroolijk in den Heere.
De Heere heeft ons geplant, doen groeien en we zijn groot geworden. Zalig verkeer hadden wij onder elkander. Op de vergaderingen was vreugde, liefde en eensgezindheid. Doch daarna?
Met de „vereeniging” van Juni 1892 vervloog alle vrede. Alles staat tegenover elkander. Wij ook zijn meegegaan, maar..... geenszins van harte (dus schuldig’).
Onze voormannen leidden ons heen, waar we geenszins moesten wezen. Echter, er bleef nog hope over! Immers, als we elkander wat nader leerden kennen, zou het wel beter gaan, zei men. Het tegendeel echter werden we gewaar! Het belijden der Doleerenden werd leugen bevonden; want, zóó redeneerden de Doleerenden, niet zij, maar wij hadden grootelijks gezondigd, en daarom moesten wij „Gereformeerd” worden en op de lijn komen der Doleantie. Dit werden wij gewaar, als we gecombineerd vergaderd waren, hetzij op kerkeraad, classis of op hoogere vergaderingen. Zoo zagen wij reeds lang, dat samengaan onmogelijk was. De Geest van Christus ontbrak, de band der liefde was weg, de menschelijke ideën werden op den voorgrond geplaatst en de hyrarchie, waarvoor alles moest bukken, kwam op den troon.
Onmogelijk! Thans gevoelen wij, leden der gemeente, dat samengaan onmogelijk is, en roepen allen broeders in den lande toe: „Breekt met dat droeve kerkverband!”’
De Doleantiegeest begint zich te openbaren in sommige leden der gemeente, die geen besef hebben van de eere Gods. Daarom hebben wij den kerkeraad alhier toegeroepen: „breekt toch met het kerkverband, en zoo niet, dan breken wij toch!”
Onze leeraar werd bemoeilijkt in zijne zuivere prediking naar den Woorde Gods. Er wordt hem gezegd: „Wees toch zacht in het vermanen; — laat geene psalmversjes zingen, die stooten; — zwijg over de „genade in den wortel”; erken alle leden voor bekeerden; — laat toch vooral geen hard woord vallen!”
Gelukkig, onze leeraar kent zijne roeping; hij predikt de waarheid, bestraft, vermaant, ontdekt den huichelaar, blijft het wee uitspreken over den goddelooze, niettegenstaande hij gemaand werd zulks niet te doen.
Dit hebben wij met den kerkeraad besproken en het was ons tot blijdschap, dat hij hetzelfde gevoelde.
Nu zijn we gerust.
Op 28 Januari j.l. was het kerkeraadsvergadering. Een broeder uit onze gemeente was er bij tegenwoordig.
De Voorzitter deelde mede, dat vele leden der gemeente sterk aandrongen, om toch weder te keeren tot de paden der Vaderen, tot het pad van 1834. De kerkeraad was daarmede ingenomen.
O, wat waren we blijde, daar wij nu daarmede vernamen, dat we zouden verlost worden van het juk der heerschappijvoering der Classis, enz., die, na men eenmaal vereenigd heet, natuurlijk steeds zegt: dit en dat is eenmaal zus en zoo door de hoogere vergadering bepaald! —
Wij zongen, na het besluit des kerkeraads; „Door ’s Hoogsten arm ’t geweld onttogen!”
Toen het bekend werd in de gemeente, was er vreugde in vele huizen en harten, want men gevoelt zich verlost van de banden van Juni 1892. De Heere geve, dat er spoedig velen (gemeenten, leeraren en leden) mogen volgen, opdat Zijne eer en Zions welzijn bevorderd mogen worden!
Uit naam van vele leden der Christ.
Geref. Gemeente te Oud-Beijerland:

H.K.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1895

De Wekker | 4 Pagina's

Ingezonden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1895

De Wekker | 4 Pagina's