Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geen andere naam

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geen andere naam

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En de zaligheid is in geenen anderen; want er is ook onder den hemel geen andere naam, die onder de menschen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden” Hand. 4:12.

Hoeveel geld de Joodsche overheid ook heeft betaald, en hoe sterk men er ook voor geijverd heeft, om de waarheid van de opstanding des Heeren te loochenen, de waarheid heeft over den leugen gezegevierd. Christus is opgestaan ten derden dage naar de Schriften, en Zijne vele verschijningen, veertig dagen lang, hebben het feit der opstanding met het onbedriegelijk en onloochenbaar historisch bewijs der waarheid bezegeld.
Niet van den dooden, maar van den levenden Christus kon kracht uitgaan, en de geschiedenis heeft geleerd, van hoedanigen aard deze kracht is. Als de Apostelen optreden om het Evangelie des kruises te prediken, treden zij op in den naam van hunnen Zender. In dien Naam doen zij teekenen en wonderen. Waar of wanneer ook ter verantwoording geroepen, wijzen zij op dien Naam, als den eenigen, onder den hemel tot zaligheid geopenbaard.
De man, die kreupel was geweest en aan de poorte des tempels had gezeten, maar door Petrus en Johannes was genezen, dient hier tot bewijs. In plaats echter van zich te verheugen over de genezing van dien ongelukkige, vergaderen de oversten, de ouderlingen en schriftgeleerden met Annas, Kajafas en anderen te Jeruzalem en roepen de Apostelen ter verantwoording, ontevreden als zij zijn, omdat zij het volk leerden en verkondigden in Jezus de opstanding der dooden.
De haat en de afkeer, dien deze menschen tegen Jezus hadden geopenbaard, dien ze ten kruisdood hadden overgegeven, was dus nog niet veranderd. Men nam tegenover de Apostelen dezelfde houding aan. Zoo ontzettend is de aard en de macht van het ongeloof, dat de
welsprekendste bewijzen de menschen niet tot overtuiging van de waarheid kunnen bewegen.
Wat was er op den Pinksterdag te Jeruzalem veel gebeurd!
Hoe wonderbaar was de prediking der Apostelen gezegend.
Hoe duidelijk was gebleken, dat eene onweerstaanbare kracht en werking van den Heiligen Geest de harten der menschen had verbrijzeld en veroverd.
Dit was niet geschied door eene geheimzinnige kracht van die eenvoudige Galileërs, maar door de kracht van het Woord, hetwelk het den H. G. daartoe beliefde te gebruiken.
In den naam van den Heere Jezus geschiedden teekenen en wonderen. Aan dien Naam was eene geschiedenis verbonden, die Naam zou over de geheele aarde worden gepredikt.
Die naam is een geheel eenige Naam.
In dien Naam zal alle knie worden gebogen; want die Naam is de Naam van den Koning der koningen en van den Heere der heeren. Dien Naam zingen de hemelingen lof, terwijl die Naam van Jezus, den Zaligmaker van al Zijn volk, gelijk is aan eene uitgestorte, welriekende olie.
In geen anderen naam onder den hemel is de zaligheid geopenbaard, Wat menschelijk vernuft ook kan uitdenken, of wat ook door menschelijke kracht kan tot stand worden gebracht, niemand zal ooit vermogen, op eene andere wijze dan door dezen Naam zalig te worden.
Al de macht, welke zich van af den beginne tegen de Christelijke Kerk heeft te werk gesteld om haar te verdrukken en te vervolgen, had het voornamelijk op dezen Naam gemunt.
De diepste oorzaken hiervan moeten worden gezocht in de vijandschap van den mensch tegen God. Het Evangelie, dat in Jezus’ Naam wordt gepredikt, is een Evangelie, niet naar den mensch.
Dat Evangelie getuigt niet alleen tegen de zonde, maar het veroordeelt ook alle eigengerechtigheid.
De Naam Jezus beteekent Behouder, Zaligmaker.
De verklaring van dien Naam werd reeds gegeven door den Engel, die de geboorte des Heeren aankondigde, met de woorden: „Gij zult, zijnen Naam heeten Jezus; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hunne zonden.”
Menschen hadden weleer den naam van Behouder en Verlosser gedragen. In de dagen der Richteren en der Koningen, zoowel als in den tijd, waarin een Mozes en later een Jozua leefde, had de Heere menschen als middelen in Zijne hand gebruikt om groote verlossingen te bewerken.
Niemand onder de menschen had echter ooit een mensch van de zonde kunnen verlossen.
Wel geloofde Israel aan de mogelijkheid dier verlossing, maar alleen door Hem, die in de schaduwen en offeranden werd voorgesteld als de door God beloofde Verlosser, die in de volheid des tijds komen zoude. En toen die gezegende tijd was aangebroken, waar Koningen en Profeten verlangend naar hadden uitgezien, — toen de beloofde Spruit van David, als het beloofde zaad, was verschenen, — toen op onwederlegbare wijze was gebleken, dat deze Jezus waarlijk de Christus, de van ouds beloofde Verlosser, was, heeft men niet in Hem geloofd.
Toch was in Hem de Zoon van Gods welbehagen aanschouwd, — de eenige Naam, onder den hemel tot zaligheid geopenbaard. De menschelijke rede wilde zich niet onderwerpen aan de onfeilbare uitspraken van Gods heilig Woord.
Aan zulk een Koning wilde men niet gehoorzamen, naardien men meende, dat Jezus een Koning zonder kroon, een Koning zonder heerlijkheid was.
En nu die Koning is verheerlijkt, gezeten aan Gods rechterhand, en overeenkomstig Zijn Woord en Zijne belofte Zijne goddelijke kracht en heerlijkheid in en door Zijne nederige dienaren openbaart, wil men met geweld alle heerlijkheid van den Naam van Jezus doen verdwijnen.
Maar neen, die macht is niet te keeren. Zoo min het ooit een mensch zal gelukken, het licht van de zon uit te blusschen, zoo min ook zal het ooit aan nietige stervelingen mogelijk zijn, de heerlijkheid van dien eenigen Naam te doen vergaan.
Al de eeuwen door heeft die Naam geschitterd als de zon aan den hemel. Hoe fel on- en bijgeloof tegen dien Naam ook hebben gewoed, nog steeds heeft die Naam Zijne kracht en Zijne glorie behouden.
Allen, voor wie het door Gods genade ooit eene vraag mag worden, uit behoefte aan verlossing geboren, of er nog een middel is om de straf, op de zonde bedreigd, te ontgaan en weder tot genade te komen, vinden alleen in den Naam van Jezus een bevredigend antwoord.
Denk voor een oogenblik dien Naam weg, en we staan als alle Heidenen voor de vraag: wat is waarheid?
Nu genade en waarheid door Jezus Christus den Heere is geworden, zien we, door het geloof in Hem, een weg tot ontkoming aangewezen, het eenige middel tot zaligheid, in Hem geopenbaard. En op de vraag, wie en wat Jezus dan voor den zondaar is en zijn wil, wordt bij monde van alle oprecht geloovigen getuigd, dat Hij de Gegevene is van den Vader tot wijsheid, rechtvaardigmaking, heiligmaking en volkomen verlossing.
Daarom wordt in den Naam van Jezus genade en vrede verkondigd aan Joden en Heidenen, met de gewisse belofte, dat allen, die in Hem gelooven, niet zullen verloren gaan.
Als dood en verderf u van buiten bedreigen, — als vrees en benauwdheid u folteren, — als ge geen raad en geene uitkomst meer weet, dan waarborgt u de Naam van dien eenigen en eeuwig gezegenden Verlosser, dat er bij en door Hem uitkomsten zijn zelfs tegen den dood, In dat geloof vreezen des Heeren apostelen geene dreigementen van menschen, — vreezen zij geene kerkerstraf, — vreezen zij zelfs den dood niet; want met en door Christus zullen zij eens meer dan overwinnaars zijn.
Dit is de steun en de hope van allen, die den Heere Jezus liefhebben. Zij weten, hun Verlosser leeft.
Als hun getrouwe Zaligmaker zal Hij de Zijnen leiden naar Zijnen raad, om hen daarna op te nemen in heerlijkheid. In Zijnen Naam gedoopt, in Zijnen Naam gezegend, in Zijnen Naam gepredikt vergeving van zonden, dan worden ellendigen gered en getroost, om in den God huns heils zich te verheugen en met David te getuigen: „De Heere is mijn Herder; mij zal niets ontbreken!” Gelooft in den Heere Jezus Christus, — dat is en dat blijft het antwoord aan allen, die als de stokbewaarder leeren vragen: „Wat moet ik doen, opdat ik zalig worde?”

W.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1895

De Wekker | 4 Pagina's

Geen andere naam

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1895

De Wekker | 4 Pagina's