Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Avondgedachten (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Avondgedachten (I)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met Gods Woord eiken dag te beginnen is voor ons zoo noodig. Te midden onzer bezigheden, onzer bemoeienissen en ervaringen kan dat Woord ons een lamp en een licht, een sterkte en een troost zijn. ,,De Wekker” wil geenszins afbreuk doen aan waarlijk Christelijke Scheurkalenders, welke voor elken morgen een tekst geven, dien de lezer in de vroegte zoekt, gelijk Israel het Manna, als hij nog buiten de legerplaats van aardsche bekommeringen en beslommeringen vertoeven mag. Niet het minst in de avondure, als de rusttijd is gegeven, valt de macht der zonde op den mensch. Op de legerstede doet zij hare aanvallen en verwekt ijdele droomen, of al de zorgen van het leven vervullen de ziel en nieuwe plannen en voornemens en vooruitzichten en begeerlijkheden verdrijven den slaap. Maar als een woord Gods ons bezigheid geeft, eene gedachte van het Koninkrijk der hemelen ons vervult, dan vindt de booze met zijne zeven geesten het huis niet ledig en voor ,,er staat geschreven” vlucht hij weg. Moge ons blad in de poging om voor eiken avond een uitdeeler te zijn van het brood, dat wij uit den rijken Schatkamer mogen verzamelen, gezegend zijn en onze lezers ook hierin vinden, wat het hart aftrekt van de wereld met haar lief en leed, opdat zij insluimeren met de bepeinzing van ‘s Heeren getuigenis en wakker geworden, den psalm op de lippen kunnen nemen (Ps. 3: 3): Ik lag en sliep gerust, van ‘s Heeren trouw bewust, tot ik verfrischt ontwaakte*. Met die bede schrjjven wij voor onze lezers wekelijks, zoo lang de Heere wil.

Avondgedachten.

Zaterdag.

Hand. 26: 22, Morgen zult gij hem hooren.
Agrippa begeerde Paulus te hooren; de dag van morgen werd er toe bestemd. — Nog slechts weinige uren, dan is het weer mijn rustdag, dan mag ik opgaan met de gemeente om te hooren van Hem, dien mijne ziel liefheeft, omdat Hij mij eerst heeft liefgehad. Neen, ik ga naar geene andere plaats dan waar de volle raad Gods verkondigd wordt, —daar waar mijn Heiland ten hoogste wordt verheerlijkt, want er is geen ander Heiland. Mag ik Hem zien, dan gevoel ik mij gesterkt. Reeds het hooren van Zijn naam heeft wonder machtigen invloed op mijn hart. Hij is mijn licht, mijne troost, mijne kracht, mijne hoop, mijn alles. Sterk, Heere! den dienaar, opdat hij vol des Heiligen Geestes, U in al Uwe majesteit en liefelijkheid predike. Bereid mijn hart tot een vruchtbaren akker voor het zaad des levens!

Zondag,
Luk. 24: 29. Blijf met ons, want de dag is gedaald.
Geloofd zij de Heere! Hij was met mij. Ik heb Hem mijne schuld mogen belijden en Hij heeft mij getroost. Wat is dat Evangelie dierbaar! Ik hoor er de stem van mijnen Koning in. Ik gevoel daarbij Zijne nabijheid. Dank, Heere! dat Gij het mij vergundet, één dag van de zeven te rusten, waar wij hadden verdiend geen uur gratie te hebben van het; ,,in het zweet uws aanschijns zult gij uw brood eten.* Nu is die goede dag weer gedaald. Och, blijf met mij en al de mijnen, met al de Uwen. Mis ik U, wat rest mij dan” Waar zou ik kracht vinden tot den strijd, waar opgewektheid tot het leven Gods? Bij U is het hart brandende in mij. O, God mijns heils! begeef, verlaat mij niet in de uren van den nacht en word ik wakker, doe mij dan nog bij U zijn!

Maandag.
Deut. 10: 20. Gerechtigheid, gerechtigheid zult gij najagen, opdat gij leeft.
Gij, Heere Jezus, zijt Jehovah Tsidkeenoe, de Heere onze gerechtigheid. Ik heb geene gerechtigheid voor God, dan de Uwe alleen. En toch mijn verlangen is om rechtvaardig te leven, naar het gebod des Heeren. Die begeerte hebt Gij zelf toch in mij gelegd, want in mijn eertijds had ik de wereld lief, maar sedert Gij mij kendet, en mij U kennen deedt, vrees ik en haat ik die zonde. Ik zoude zoo gaarne U geheel willen leven, U volmaakt willen dienen en onberispelijk leven voor menschen, — door al mijn wandel U prediken. is Uw bevel aan Israëls rechters, maar ook aan mij: ,,Gerechtigheid, gerechtigheid zult gij najagen, opdat gij leeft;” maar ik klem mij dan ook vast aan Uw eigen woord, o God! (Spr. 8: 20); ,,Ik doe wandelen op den weg der gerechtigheid!” Heere! heilig mij !

Dinsdag.
2 Sam. 12: 13. Ik heb gezondigd legenden Heere,
Zal er dan geen avond komen, waarin ik niet schuldig sta voor mijn’ God? Hoe ik mij ook voorneem te waken en met God te leven, bij het overpeinzen van den afgelegden weg is het telkens weder zoo duidelijk voor mij, dat ik zondaar ben. Neen! ik was niet onafgebroken bij Hem; ik vraagde niet bij alles: wat wilt Gij, Heere? Ik moest Hem zoo liefhebben en ik was zoo koud; ik moest voor Hem ijveren, en ik was zoo traag. Schuldig! Schuldig! Heere Jezus! er is voor mij geen raad dan bij u. Ik moet vergaan, zoo gij mijn voorspraak niet zijt. Maar dit weet ik: gij laat de uwen niet wegzinken in hunne schuld. Ik mag immers mijn hoofd rustig ternederleggen en bij het ,,ik heb gezondigd tegen den Heere,” ook voegen: ,,al die schuld vergaaft Gij mij?”

Woensdag.
1 Thess. 5: 16. Verblijdt u in den Heere.
De weg door het Bakadal gaat naar den berg der vreugde en het dal Achor is het dal der hope.
Zonder droefheid over eigen schuld geen vreugde in God. Smart over onze ellende vereenigd met de vreugde over de redding, geven te zamen het loflied dat Gode aangenaam is, gelijk de lage en hooge tonen des orgels saamsmelten tot één geheel. Toch moet het zijn als bij den Zerubbabels-tempel en het loflied 't heerlijkst klinken. Hij redde mij uit hellesmart tot liet leven Gods Christus mijn broeder, God mijn Vader, de Heilige Geest levende in mij, de Hemel mijn Vaderland! O, ik moest jubelen en opspringen van vreugde over zoo groot een’ zegen. Wat is het lijden te waardeeren bij zulk eene schat? Ach, wat ben ik ondankbaar, ongevoelig voor die eeuwige ontferming! Zoo dikwerf moedeloos en troosteloos en dat terwijl ik zulk een Jezus heb, Heere! ik schaam mij voor u! Ik wil voortaan in het gezicht uwer eeuwige liefde zingend voorwaarts gaan, al is het ook door dalen des doods, Niet in de wereld wil ik het zoeken, maar in u alleen. Och! schonkt Gij mij de hulp van Uwen Geest; want er is geen verblijden in den Heere zonder dat het blijdschap is door den Heiligen Geest.

Donderdag.
Ps. 119: 94 Ik ben Uwe.
De Uwe, niet als uw slaaf, hoewel ik verkoren heb eeuwig in Uw huis te zijn, en gij mijne ooren hebt doorboord, maar de Uwe, als Uw kind. Gij hebt het mij zelf gemaakt. Gij vondt mij in bloed. Gij haaldet mij van den zwijnendraf. Gij hebt de zeelen Uwer barmhartigheid mij toegeworpen en ik ben niet in den kuil verzonken. Hoogte noch diepte kan mij scheiden van de liefde Gods. Zalig, wonderzalig leven! Hij fluistert mij toe: ,,Gij zijt de mjjne.” Dan durf ik antwoorden: ,,lk ben de Uwe.” Ik kan, ik wil geens andere zijn, want hij is mijn Bruidegom, — Hij, die de banier draagt boven duizenden. Waarom zocht Hij mijne hand? Ik ben immers zwart. Toch mint Hij mij met onveranderlijke liefde. O, dierbare Heiland. Gij zult mij niet verlaten. In den nacht des doods, in den dag des gerichts, als mij bange is, als ik niet een uit duizend kan antwoorden, dan zal ik dat woord slechts herhalen: ,,Ik ben Uwe.”

Vrijdag.
1 Kor. 6: 20 Gij zijt duur gekocht.
Dat zegt de Apostel omdat het zoo zeker is, omdat het zoo wonderlijk is, omdat het zooveel beteekenend is, tweemalen in zijnen brief (7: 23). Geen zilver of goud verloste ons uit onze ijdele wandeling, maar het bloed van het onstraffelijk Lam. Wat kan een mensch geven tot lossing zijner ziel? Maar wat het schepsel niet kon, vermocht de liefde van den Schepper. Hij kocht mij uit de hand van duivel en van hel, uit mijne ijdele wandeling, uit de slavernij der zonde. Nu ben ik Zijn eigendom; en gaf Hij zulk een bloedprijs voor mij, dan wensch ik ook alles voor Hem te zijn. Dat Hij zulk een prijs betaalde voor dat nietig schepsel, dat nooit voor Hem kon zijn of doen, begrijp ik niet; maar ik bewonder het, en het vertroost mij; want Hij niet nauwgezet bewaken en getrouw bewaren, waarvoor Hij zooveel heeft betaald. Ja, Hij heeft mij in Zijne handpalmen gegraveerd, ingebonden in het bundeltje der levenden bij God. Neen! ik kan niet verloren gaan.

v. L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 1895

De Wekker | 4 Pagina's

Avondgedachten (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 1895

De Wekker | 4 Pagina's