Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Avondgedachten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Avondgedachten

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZATERDAG.

Luk. 12: 20. In dezen nacht.

Wat zal er weer geschied zijn, als de morgen aanbreekt ? Wat zal het oog van Hem, voor wien de nacht licht als de dag, weer hebben aanschouwd, als de nieuwe morgen daagt. Hier de nacht doorzondigd, daar met gebeden doorwaakt. Deze onnadenkend in gedachten der wereld ingesluimerd, gene psalmen in stilte zingende ingeslapen en met God ontwaakt. De een vol bekommernissen over de aarde, de ander vol vertrouwen op Hem, die alles leidt en richt. Hier bij het krankbed gewaakt, daar onder Gods zegeningen klein geworden. Hier de engel des doods uitgezonden, daar het leven doorgebroken en de nieuwe naam ontvangen. Hoe zal het mij zijn ? In dezen nacht de ziel afgeëischt ? In dezen nacht als Petrus werd voorzegd, door zondige gedachten de Heere verloochend ? Heere ! ik ben tot elke zonde bekwaam, maar Gij zult mij leiden tot den dood toe. Mijn mede-zondaar! als in dezen nacht uwe ziel zal worden opgeëischt, waar is dan haar eeuwigheid ?

ZONDAG.

Ps. 139: 4. Gij weet het alles.

Wonderlijk is Uw naam, Mijn God! Alles wat in de hemelen en in de afgronden is; alles wat in de schuilhoeken, wat in den nacht geschiedt, ook alles wat bij mij en in mij is. Neen! ik kan niet genoeg vreezen voor de zonde, want ze is Gode tot droefheid. Ach! het is Hem bekend, hoe geneigd ik ben tot alle kwaad; alle die zondige gedachten en begeerlijkheden beluisterde Hij. Hoe groot moet de genade in Christus toch zijn, dat Hij nog zulk een wezen liefhebben kan, en zoo kan liefhebben als Hij lief heeft! Hij weet ook mijn lot, wat menschen mij aandoen, wat ik lijde, welke gevaren mij omringen. Dat is mijn troost, dat mijn God het alles weet. En Hij weet ook wat Hij aan mijne ziel gedaan heeft, mijne verzuchtingen, mijne gebeden, en bij al mijne ellende weet Hij alle dingen, ook dat ik Hem liefheb. Dat is Uw werk Heere! ik weet het: Gij hebt het gedaan.

MAANDAG.

2 Thess. 3 : 12. Met stilheid werkende.

Mijn dagtaak is volbracht. Hem zij dank dat ik arbeiden kan en mag. Ook in den staat der rechtheid moest gearbeid worden, en ik, zondig mensch! wat zou er van mij worden, als ik geene roeping op aarde had ? Ik zou vreezen dat het worden zou als Paulus zegt: »niet werkende, maar ijdele dingen doende.” Toen David rust nam kwam hij tot groote zonde en de straf: »nooit meer rust”, was de zegen Gods om hem verder te bewaren. Het komt er maar op aan, dat de Heere mij sterkt en zegent, want te vergeefs arbeiden de arbeidslieden als God niet bouwt. Het is maar de vraag, hoe ik onder alles verkeer en wat ik zoek, of het is in rechtmatigheid, of het is in gemeenschap met God, of ik in alles Zijne eer bedoele. Vergeef het mij, mijn God ! wat ik misdeed en och, geef genade om in alles naar U te leven!

DINSDAG.

Hebr. 2. 18. Hij kan dengenen, die verzocht worden, te hulp komen.

Als ik dat niet wist, niet voor mg persoonlijk gelooven mocht, ik was aan vrees ten prooi. Mijn vleesch begeert, de wereld vleit, de satan dreigt. Ach! waar zou ik arme heen, als ik geen toevlucht had in Hem. De zonde is zoo laag, zoo verachtelijk, zoo zielvermoordend, en die omringt mij zoo listig en bedriegelijk. Neen ! mijn Jezus, bij nacht noch bij dag kan ik, durf ik buiten U. Ik kan niets, Gij alles. Door U alleen ben ik veilig. Bij U heb ik niets te vreezen. Neen! Gij zult mij niet te schande laten worden. Gij hebt mij eenmaal voor Uwe rekening genomen, ‘t Is dan ook Uwe zaak, dat Gij mij wakende en biddende en veilig doet zijn.

WOENSDAG.

Spr. 3 : 6. Ken Hem in al uwe wegen.

In mijne wegen? Dat kan niet en mag niet, indien niet mijne wegen, wegen Gods zijn. Daarom wil ik bidden: »Heere, ai maak mij Uwe wegen, door Uw Woord en Geest bekend.” Alleen als ik op Gods weg mag zijn en die door geloof ook mijn weg is en ik op dien steeds aan Hem denk, tot Hem bid, op Hem vertrouw, zal ik gezegend zijn. Dat zal ik, want Hg, die het beloofd heeft, is getrouw. Uw wil dan Heere! en niet de mijne! Uw weg en niet mijn weg! Door licht of door donkerheid, hoe kort of hoe lang, hoe gemakkelijk of hoe zwaar, het moge mg goed zijn. Wees Gij maar gids bij dag en mijn bewaarder, die niet sluimert of slaapt.

DONDERDAG.’

Zef. 3 : 12. Een ellendig en arm volk.

Dat weet ik, dat ik in mijzelven arm en ellendig ben, dat de wereld tegen ons is, maar dat weet ik toch ook dat Gods volk een zalig en rgk volk is. Is het niet, vrg gekocht; is het niet in ‘t bezit van de schatten door Christus verworven; is het niet op reis naar den hemel? Zonder Christus: ja, dan de ellendigste der menschen en de armste van allen, maar ik hen niet zonder Christus in de wereld, gelgk ik eenmaal was en daarom omdat ik Hem heb, heb ik alles, hen ik rg’ker dan een koning en ruil ik niet met hem, die zich in weelde baadt. Dat woord: „ik weet uwe armoede, doch gg zgt rgk” geldt niet alleen Smyr-na’s gemeente, maar elke begenadigde ziel,

VRIJDAG.

Joh. 6 : 67. Wilt gij ook niet weggaan?

Heere! liever alles missen dan U. Uwe kracht is mijne sterkte; Uwe gemeenschap mijne spijz ; Uw leven is mijn leven. Hoe zoude ik dan buiten U kunnen. Och! maar steeds dichter bij U, ja ik in U en Gij in mij! Neen! ik wil, ik kan niet meer buiten U, sedert Gij uw tieflehart voor mij opendet. Maar — wat kan ik beloven ; wie ben ik, zondg schepsel? Kan ik het dan mijzelven en den Heere verbergen, hoe dikwijls ik Hem vergat, Hem uit het oog verloor? Ik gevoel eene wet in mijne leden, welke strijd voert, en waartegen alleen Uwe macht opgewassen is. Meere! houl mij bij U. Naar Uwe beloften ben ik immers in Uwe beide handpalmen gegraveerd, en daarom op Uwe vraag: „wilt gij ook niet weggaan” antwoord ik: „dat kan ik immers niet, want Gij hebt mij aan U vastgebonden.” Bind mij altijd vaster, altijd dichter bij U!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 oktober 1895

De Wekker | 4 Pagina's

Avondgedachten

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 oktober 1895

De Wekker | 4 Pagina's