Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Avondgedachten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Avondgedachten

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZATERDAG.

Openb. 2: 5. Doe de eerste werken. Voor hem, die van den weg afdwaalden is geen ander redmiddel dan terug te keeren en weder op nieuw de reis te aanvaarden. Ach! hoe menigmaal zwerven wij van onzen God af en laten invloed uitoefenen op ons hart, die er geen recht op heeft. Hoe menigmaal verzwakking van geloof, verkoeling van liefde, verslapping der hope! Ons eerste werk, dat de Heere ons te doen gaf, was „genade” roepen. Hoe moeielijk en verootmoedigend het ook zij, mocht ik altijd, waar ik dwaalde, genade bezitten, om als schuldige voor God te verschijnen, met gebeden en smeekingen, opdat ik de vrucht van den boom des levens niet misse!

ZONDAG.

Openb. 2: 10. Zijt getrouw tot den dood. Er is geen storm noodig om mij te doen wankelen, een zachte windstoot reeds is genoeg, en de eisch is zoo zwaar, boe billijk die ook is. Mijn Heiland, die Zijn leven voor mij gaf, mag wel eischen, dat dood noch leven, noch engelen, noch machten in staat zijn mij van Hem te scheiden. Dit gevoel ik en ik begeer met mijne gansche ziele een getrouw volgeling des Heeren te zijn. Maar bij wien vind ik daartoe de kracht, die mij ontbreekt; dan bij uzelven, Heere! Maak Gij mij getrouw tot den dood en de kroon des levens, mij geschonken, zal Uw eigendom eeuwig zijn.

MAANDAG.

Openb. 2: 13. Gij houdt Mijnen naam. De Heere bewaart de Zijnen. Wat er ook te Pergamus mocht zijn, de wortel diep in de aarde geschoten, was niet meer uit te roeien door Balaäms noch Nicolaieten leer.Welk een rust;,welk eene zekerheid! Toch is mij dit niet genoeg. Die onverliesbare naam moet door mij hoog worden gehouden, worden verheerlijkt. Geen Lots rechtvaardigheid is mij voldoende, een Abrahams godzaligheid is mijn zoeken en strijden. Christus gaf mij Zijn naam en ik weet wat het zegt Christen te heeten. Laat in mij Uw naam blinken op aarde opdat ik eens den keursteen met den nieuwen, den hemelschen naam moge ontvangen.

DINSDAG.

Openb. 2: 23. Die nieren en harten onderzoek Eens was ik een vreemdeling in mijn eigen hart, maar de Heere, die mij in mijne dwaasheid kende, ontdekte mij aan mjjzelven en doet het dagelijks meer. Zoo dikwijls weder een schuilhoek opengaat sta ik verbaasd, dat God zïch over zulk eenen ontfermen kon. Maar Hij wist wie ik was, toen Hij mij Zijnen Vader beleed, en Hij weet ook, wat Hij zelf in mij heeft gewrocht. Ruim, Heere! altijd meer die ongerechtigheid op, en zie steeds meer uw eigen werk in hart en nieren. Houd mij voor uwe toekomst bereid, wanneer gij uwen getrouwen de morgenster geven zult.

WOENSDAG.

Openb. 3: 2. Ik heb mee werken niet vol gevonden voor God, Dat belijden wij ook zelve. Maar een klein beginsel der gehoorzaamheid bezitten Gods gezegenden; wij zien nog door een spiegel in eene duistere rede Wat zijn wij anders voor God dan ellendigen ? Maar zijn wij noch onze werken volmaakt, indien wij genade bezitten, dan jagen wij er naar, of wij het ook grijpen mochten. Vallen wij moegetobd en afgezwoegd zoo vaak ter neder, dit beurt ons op, dat onze plaatsbekleeder onze werken vol zal maken. Hij zal niet rusten voor Hij Zijne zaak zal voleindigd hebben. Hij zal mijn naam geenszins uitdoen uit het boek des levens.

DONDERDAG.

Openb. 3: 8. Gij hebt kleine kracht. Wonder heerlijk Gods woord! Juist daarom kan niemand de geopende deur sluiten omdat ik kleine kracht heb. Het is zoo, Gods kracht wordt in zwakheid volbracht, Hij is de God der hulpe voor hen, die in zichzelven niets zijn. Niet mijne onmacht, maar mijne inbeelding van iets te zijn, iets te vermogen is mijne schade, is voor mij een struikelblok, een berg, die voor mijn oog ’s Heeren Almacht verbergt. Breek af, mijn God! in mij, al wat hoog is. Maak mjj recht klein, dan zal ik recht groot zijn in U en niemand zal mijne kroon nemen.

VRIJDAG

Openb. 3 : 20. Ik zal tot hem inkomen en Ik zal met hem Avondmaal houden. Zooals Laodicea geteekend wordt zouden wij zeggen, is het vonnis onherroepelijk geveld; het is uitgespuwd. Maar neen! de Heere kan zich nog ontfermen, en zoo zeer ontfermen, dat Hij klopt en roept, wil binnentreden en in de innigste zielsgemeenschap zijn. Hij is God en geen mensch; zoo zou geen mensch kunnen zijn, maar zoo kan mijn Heiland zijn. Zulk een is mijn Liefste. Daarop en daarop alleen rust mijn vertrouwen, dat ik eenmaal als overwinnaar met Hem zal zitten in Zijn troon.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1895

De Wekker | 4 Pagina's

Avondgedachten

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1895

De Wekker | 4 Pagina's