Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Avondgedachten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Avondgedachten

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZATERDAG.

Pa. 139: 2. Gij verstaat van verre mijne gedachten. Och of er niets onreins in mij opkomen mocht, want God is te rein van oogen om het kwade te zien. Die opwellende zonden beleedigen, bedroeven Hem. Mocht ik maar veel aan Hem recht verheerlijkend denken en al wat binnen in mij ia Hem prijzen, -want ook dat verborgen aanbidden hoort Hij. Dat alziend oog schrikke mij af van het kwade en leide mij tot verhevene gedachten, maar het vertrooste mij ook, dat alle stille wenschen en onuitgesprokene gebeden Hem. bekend zijn, dat, al scheldt de wereld en miskent en verdenkt de broeder, de Heere weet hoe ik zucht en worstel, boe zeer mijne ziele Hem liefheeft en begeert voor Hem te leven. Heere! heilig mijn hart en leid mijne gedachten als waterbeken en versta ze dan in uwen hoogen hemel, o God des ontfermens!

ZONDAG.

Fa. ’2-2 : i. Gij zijt heilig, wonende onder de lofzangen Israëls. De Heere wil, dat wij zingen zullen, in de stilte in ons hart, in de eenzaamheid om den duivel verre te houden, en ook in gemeenschap mot: zijn volk. Hij roept ons toe: ^Zingt den Heere een nieuw lied”en wederom: vis iemand goedsmoeds dat hij psalm zinge". Men zingt in den hemel, dat de schare der verlosten ook hier zinge tot gedachtenis Zijner heiligheid. Maai- welk een tegenspraak! lsraël is een dwaalzieke zoon en een volk van onreine lippen. Kan daar de Heilige onder wonen ? Ja, dat wil God. Dat woord moet waarheid zijn, en dat woord spreekt van onuitsprekelijke genade. Ja dan, als wij zingen komt, de Heere neder om bij ons te zijn. Zonde sluit de lippen en verdooft elken toon des harten, maar genade maakt do tong los. Mocht Gods Heilige Geest mij zoo besturen, dat ik geloovig en dankend zingen mag in de tegenwoordigheid Gods!

MAANDAG.

Jer. 31 : 20. Te hij Mij niet een troetelkind?:’Er is geen woord,waarmede liefde kan worden uitgedrukt of Gods woord laat het ons lezen. Het volk Gods is het zwart van Zijn oog. Hij heeft alle de Zijn Zijn hart gegraveerd. Hij zou mij niet kunnen liefhebben buiten Christus. Dien wonderzoeten zegen heb ik aan mijn Middelaar te danken. Sprak ik vroeger van dien blieven Heer!”, ik kende Hem niet, en mijn hart klopte bij het uitspreken, maar sedert de ure van Jezus ontfermen mag ik Psalm 116 zingen en zeggen: ik heb Hem lief, omdat i Hij mij eerst heeft liefgehad. Maar ik heb U, Heere ! veel te weinig lief. Och! stel Uwe genade i steeds voor mij, opdat het vonkje moge worden tot een heldere vlam. Doch hoe het zij of worde, nooit zij wat ik gevoel voor u, maar alleen wie Gij zijt voor mij, mijn steun, mijne zaligheid!

DINSDAG.

Ps. 104 : 24. Het aardrijk is vol van Uwe goederen. Dit jaar kon de landman wel zingen »De velden zijn bedekt met kudden, de dalen zijn bekleed wet halmen; die van zwaarte schudden, en loonen ’s landmans zweet.” Hij gaf overvloed. Voor mensch en dier is meer dan genoeg. Ware het aardrijk een woestijn geweest of hadden de wateren het als tot een« zee gemaakt, niemand had Zijne hand kunnen afslaan, niemand God van onrecht kannen beschuldigen. God gaf zegen. Zijn naam zij geloofd. Doch ik mag het niet vergeten: het aardrijk is niet vol van onze, maar van ’s Heeren goederen. Niets is het mijne maar alles het Zijne. Wat wij genieten ontvangen wij uit Zijne hand en wat wij het onze noemen tegenover menschen daarvan zeggen wij: „alles is het Uwe” voor het aangezicht Gods. Stelt Hij dan Zijn bezit open voor mij, opdat ik er van geniete, dan z|j het in alle reinheid en matigheid en naar Zijn wil, volgens Zijne wet; daar zij het dat ik geen e vergeet van Gods weldaden. Mijne ai el vergeet ze niet, ’t is God, die ze a bewees.

WOENSDAG.

1 Tim. 6 : 11. O mensch Gods! Vroeger mensch der wereld, maar door het geloof mensch Gods! Wat een ommekeer, van een Adamszoon een kind des Heeren, van een zoon van ’t stof een hemelling, van een zondaar een heilige. Ik sprak het uit met beving. De zonde woelt in mjj, de oude stam schiet zoo vele wilde loten uit. Ik gevoel die wet in mijne leden; maar toch dien eerenaam geef ik niet prijs, die blijft onder alles, want die rust niet op vleesch en bloed, maar op hetgeen mijn Koning voor mij deed en doet en ia. Buiten u, o Heere Jezus! doemwaardig en gruwelijk, maar in U en door U van den hoogsten, den reinste», den zaligsten adel. O zaligheid! een Christen te zijn!

DONDERDAG.

Exod. 15 : 2. Deze ia mijn God. Die God, die paard en ruiter wierp in de zee, die alle de afgoden van Egypte in hun nietigheid kennen deed, die God, die zoo wonderbaar Zijn volk leidde en een pad door de groote wateren maakte is ook mijn God. Wat heb ik dan te vreezen? Welke berg is dan nog hoog’? Dwaas die ik ben. dat ik nog zoo vaak voor schaduwen sidder of draal den last, mij voorgesteld, op te nemen. De kracht van dien God wordt immers in zwakheid volbracht? Hij is mijn God geworden toen ik Hem niet zoekt. Zijne genade werd mij te sterk. Zijne overreding te machtig, toen Hij mij leidde in de woestijn, waar Hij tot mij van vrede sprak. Gezegend Pniël ! Heilrijke tiende ure! Och, dut mijn reisgenoot, mijn medesterveling Hem vinden mocht! God lof! deze Jakob behoeft niet meer te zeggen; ede God mijner vaderen Abraham en Izak”: hij mag door Gods genade bij het opgerichte altaar en het Lam getuigen: "Israëls God is God”.

VRIJDAG

Ps. 65 : 3. Gtj hoort het gebed. Dat heeft God beloofd en Hij is de God der waarheid. Wat ik ook naar Zijn woord smeeke, dat zal Hij doen. Vraag ik om brood, Hij geeft geen steen; wel omgekeerd als ik, onwetende, om een steen bid, dan onthoudt Hij dien, maar geeft in stede daarvan brood. Daarvoor dank ik Hem. Dat is nog meer te loven, dan dat Hij aan de uitgesproken begeerte voldoet. Zoo heeft de God van hemel en aarde Zijne schatkameren voor Zijn volk opengesteld, en wij behoeven niet lang als bedelaars aan Zijne deur te kloppen. Hij hoort reeds vóór dat wij roepen. Och mocht Ik aan dat woord: "Bidt zonder ophouden” kunnen voldoen. Bezat ik meer werkzaam den Geest der gebeden, Heere Jezus! leer mij bidden,

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 1895

De Wekker | 4 Pagina's

Avondgedachten

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 1895

De Wekker | 4 Pagina's