Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Avondgedachten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Avondgedachten

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZATERDAG.

Job, 13 : 1. Zijne ure. „Dit is uwe ure zeide de Heere tot de overpriesters (Lnc. 22 : 53), die Hem gevangen namen. Welk eene tegenstelling de ure van Christus en de ure van hen! De macht der liefde en de macht van den haat! De macht des Lichts, en da macht der duisternis! Onverzoenlijk is de strijd en waar de boosheid schijnt te overwinnen, daar is het begin van haar nederlaag. Zoolang de jongste dag niet daar is aal de machtsopenbaring van beiden te sterker worden, maar op dien dag, in die ure wordt alles aan Jezus voeten gelegd Zijne ure was reeds die Zijner verheerlijking, maar de verheerlijking als het Lam van God. Toen het voor Johannes zijne ure was, de tiende, vond hij zijn Zaligmaker, toen die voor Paulus sloeg, lag hij neder op Damaskus weg. Zalig hij, voor wien niet die der eeuwige duisternis, maar de ure van Christus zegepraal hier in het hart en eenmaal voor de eeuwigheid aanbreekt.

ZONDAG.

Mat. 26 : 15. Wat wilt gij mij geven,? Geld is Judas meer waard dan Jezus, dan zijn zielrust, dan zijn zaligheid. Voor een handvol geld, een slavenprijs biedt hij zijn meester aan. Hij weet, wat dan het lot zal zijn van Hem, dien hij drie jaren heeft kunnen beschouwen als den Schoonste der men schenk in deren, als den Zone Gods; Hij weet wat lijden Hem dan wacht, maar hij verdooft die gedachte en biedt Hem te koop en handelt als of het koopwaar was. Vervloekte gouddorst! O hoe velen zijn reeds bezweken voor den glans van den Mammon! Hoevelen verkochten hunne eigene ziel om dat, waarvan ze geen penning kunnen medenemen naar het graf, waarvoor ze geen seconde levens kunnen koopen. Wie Jezus discipel wil zijn moet alles schade en drek achten om zijnentwil. Is Israels wet reeds kostelijker dan robijnen en dan het fijnste goud, wat moet mij dan mijn Jezus niet zijn?

MAANDAG.

Joh. 13 : ‘21. Toen voer de Satan in hem. Lang had de Heere den schuldigen discipel beveiligd, maar te vergeefs. Geene waarschuwing baatte. Eindelijk laat de Heere hem los, die zich vrijwillig aan het werk der duisternis overgaf. Toen nam de Satan, die zoo lang en zoo listig en machtig hem aangezet had, geheel en al van hem. bezit. Was vroeger op het «ga weg Satan«, de vorst der duisternis uit Petrus verdreven, Judas was hem overgegeven en ging doof en met hem uit, als de Heere het „wat gij doet, doe het haastelijk uitsprak. Zoo wordt de mensch eindelijk des duivels prooi; indien hij naar zijne verleidingen hoort. Waakt en bidt! Zoo dicht was hy bij Christus geweest. Zoo geheel had hij het uiterlijk van een discipel gehad, dat zijne medejongeren aan zijne oprechtheid niet twijfelden, maar in zijn hart bleef de kanker voortvreten. Ontzettend te vallen iti den muil van dien menschenmoordenden leeuw. Hij zoekt ook de uitverkorenen te verleiden.

DINSDAG.

Joh. 13 : 38. Zult gij uw leven voor Mij zetten? Dat dacht Petrus, en het was geen leugen met bewustheid. Dat meende bij, maar de mensch is wel terecht door Paulus geteekend als die van zichzelven zeide : «-het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade dat ik niet wil, dat doe ik. Petrus kende ziehzelven niet, en alleen een diepe val, met heete tranen beweend, kon hem redden en leeren, wat hij later aan de gemeente betuigde, dat hij door de kracht Gods bewaard was geworden. Ook hij werd alleen behouden door de kracht van zijn Goddelijken Meester, die voor hem bad, door den Hoogepriester, die zijne ziel tot een rantsoen stelde voor velen en onder die velen ook voor Simon Jona-zoon. Wees niet hooggevoelende maar vrees. Gij kunt niets voor Hem doen noch zijn, dan wat Hij u geeft te doen en te zijn. Zijne kracht wordt in zwakheid volbracht.

WOENSDAG.

Joh 15 : 17. Dit gebied IK: u, opdat gij elkander liefhebt. Dat was het bevel van den Heere bij het vooruitzien van Zijn ontzettenden dood. Dat moest hij nog eerst Zijnen discipelen op het hart drukken. Dat bevel geldt ook ons, die belijden: ik geloof de gemeenschap der heiligen» Als de eerste liefde het hart ontgloeit, hoe lief zijn dan broeders en zusters, maar ach als straks het vuur begint te dooven, hoezeer verflauwt dan ook die eensgezindheid, hoe los wordt dan de liefdeband. Zoo staat de betrekking tot den Heere en die tot de geloovigen met elkander in nauw verband. Waar de liefde is, daar is leven, daar is de Heere, en waar de Heere is daar is leven. Daarom roept het ook Johannes in zijnen ouderdom nog de gemeente toe: ,Kinderkens hebt elkander lief».

DONDERDAG.

Joh. 17 : 1. Hij hief Zijne oogen op naar den hemel. Dat roept ons toe : ,zoo iemand in. lijden is, dat hij bidde. indien de gevaren dreigen, indien de onverbiddelijke dood nadert, bidt». Maar de Heere bad niet eerst toen, gedurig zonderde Hij zich af tot gebed, en als der schare het brood zou worden gedeeld, dankte Hij. Wie in nood en dood bidden wil, moet kennis hebben aan het woord: "In den aangenamen tijd heb ik u verhoord, en in den dag der zaligheid heb Ik u geholpen.” Maar onze tekst zegt meer. Christus heeft het daadzakelijk bewijs gegeven, dat Hij onze Hoogepriester is, die voor ons bidt. Hij is heengegaan naar de plaats, waarheen Hij Zijne handen ophief, en Zijne geloovigen heffen nu daarheen dankbaar het oog en mogen betuigen: alzoo Hij altijd leeft, om voor ons te bidden. Als Hij voor ons den Vader bidt en de Heilige Geest bidt in ons dan mag zeker worden gejubeld: de overste der wereld heeft aan ons niets. Al zoekt hij dan te zitten als de tarwe, het geloot zal niet ophouden en ook voor ons wordt niet tevergeefs de plaats bereid om te zijn, waar Hij is.

VRIJDAG

Joh. 17 : 17. Heilig ze in Uwe waarheid. De Heere beeft gebeden, dat zijne geloovigen één zouden zijn, maar ook den grond aangewezen, waaruit die onderlinge liefde, dat één zijn van hart en ziel voortspruiten moest. Hij bad: „Be-waar ze in Uwe naam, die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn”, en wederom gaat voor de herhaalde bede van. die eenheid deze: „Heilig ze in Uwe waarheid.” Zonder bewaring Gods tegenover den booze, zonder het. leven in de waarheid ook geen leven in de liefde, maar verdeeldheid. Belijdenis en leven naar den wille Gods, dan wordt de gemeenschap der heiligen gesmaakt. Wij zouden bijna vragen: «Leeft de Hoogepriester opgehouden te bidden, of kan hij geene krachten doen vanwege het ongeloof? ‘ Niet aan Hem, aan ons de schuld. Och! dat de gemeente in deze dagen zijn er lijdensgeschiedenis zich tot God bekeerde, opdat op Paasch- en Pinksterfeest Zijn volk eendrachtig mocht zijn!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 maart 1896

De Wekker | 4 Pagina's

Avondgedachten

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 maart 1896

De Wekker | 4 Pagina's