Haarlem
Gisteren was het voor de Chr. Geref. gemeente alhier eene blijde dag. Na nog geen jaar geleden in bet bezit gekomen te zijn van een eigen bedehuis, mocht ze de belofte Gods: „Uwe oogen zullen Uwen leeraar zien,« omtrent haar vervuld vinden. Aan den morgen toch van dien dag trad voor de gemeente op de WelEerw. heer Mindermap, van Gouda, die (als zijnde haar geachte consulent, de WelEerw. heer Wisse, van ’s-Hage, daartoe uitgenoodigd, tengevolge van diens veelomvattenden arbeid onmogelijk in de gelegenheid om die plechtigheid te verrichten,) haren beroepen en van Utrecht tot haar overgekomen leeraar, den WelEerw heer Schotel, bij baar inleidde met de woorden van Paulus uit 1 Korinthe 3 : 9a: Want wij zijn Gods mede-arbeiders; en naar aanleiding van dien tekst zijn aandachtig gehoor bepaalde bij de juiste plaats waar de waarlijk geroepen dienaar des ”Woords ten opzichte van God en de gemeente staat, ter-wij hij vervolgens stilstond bij eene gewichtvolle taak, eene krachtige steun, eene heerlijke plaats en eene dringende aanbeveling. Des avonds aanvaardde haar veelgeliefde vroegere leeraar opnieuw zijnen arbeid ia haar midden, naar luid van den last zijns zenders uit Lukas 14 : 23b: „En dwing ze in te komen, opdat mijn huis vol worde.”
Nadat ZEerw. de talrijke opgekomenen de gelijkenis, waarin de tekst voorkomt, even had toegelicht, ging hij, vervolgens op den tekst nader in, door den last van den dienaar des Evangelies te ontwikkelen, daarin bestaande, om menschen te dwingen tot bet inkomen in Gods huis, welke gedachte spreker drie vragen er beantwoording stelde: 1o Waartoe; 2o Met welk doel en 3o Tot wat einde de menschen moeten gedwongen worden.
Beide keeren was het nette en doelmatig ingerichte kerkgebouw — vooral des avonds — met een talrijke schare gevuld. Dat het den Koning Zijner duurgekochte kerk behage de vele wenschen, op dien dag uitgesproken, te vervullen, opdat onze ons teruggegeven leeraar tot op hoogen ouderdom onder ons moge werkzaam blijven en tot eenen uitgebreiden zegen nog worde gesteld voor de kerke Gods in ons vaderland in het algemeen, en voor onze gemeente in het bijzon-der, is de hartelijke en vurige wensen van
den kerkeraad.
Haarlem, 7 September 1896.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 september 1896
De Wekker | 4 Pagina's