Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland, gedurende de laatste eeuw (VI)

Bekijk het origineel

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland, gedurende de laatste eeuw (VI)

Hoofdstuk II Hendrik de Cock

8 minuten leestijd

Het werkje van ds. de Cock kwam in 1833 bij J. H. Bolt uit onder den titel: De verdediging van de ware Gereformeerde leer en van de ware Gereformeerden, bestreden en tentoongesteld door twee zoogenaamde Gereformeerde leeraars, of: De schaapskooi van Christus aangetast door twee wolven en verdedigd door H. de Cock, Ger. leeraar te Ulrum.
In de voorrede zegt bij o. a.: „Toen ik Vrijdag den 22 Maart tegelijk in de courant zag aangekondigd twee werkjes . . .beide betrekking hebbende op de tegenwoordige Godsdienstgeschillen, vreesde ik reeds, in dezelve de rechtstreeksche bestrijding te zullen vinden van de ware Ger. leer en van de ware Gereformeerden. . .
Om dan ‘t venijn, ‘t welk in hun geschriften gezaaid en uitgestrooid is, aan te wijzen voor degenen, die het niet kunnen opmerken en onderscheiden, om de wankelmoedigen te sterken, de schapen van Christus tegen de aanvallen der wolven te beschermen, daartoe voelde ik mij gedrongen, vreezende voor den vloek, door den engel over de inwoners van Merots uitgesproken, omdat zij niet gekomen waren tot de hulpe des Heeren. Dat mijn zwakke pogingen hiertoe door den Heere gezegend mogen worden en strekken nog tot ontdekking van verblinden en verdwaalden, tot versterking van kleingeloovigen en kleinmoedigen, tot blijdschap der geloovigen en tot uitbreiding van het Koninkrijk der Hemelen, dit is mijn hartelijke wensch en vurige bede.”
We kunnen de Cock’s werkje in twee deelen nemen, ‘t Eerste is gericht tegen ds. Brouwer. De hoofdinhoud daarvan is: „Het stukje van den heer Brouwer, wel bekend, bestaat in twee leerredenen: de eerste tegen de geheel los- en lichtzinnigen van onze dagen, die met allen Godsdienst den spot drijven, en de tweede tegen de ware Godvreezenden, de kleinen, de rechtvaardigen en vromen, wien het gegeven is te verstaan de verborgenheden van het Koninkrijk der Hemelen. Toen ik die beide leerredenen uitgelezen had, viel mij als van zelf de aandacht op de gelijkenis van den Farizeer en den Tollenaar en verbeeldde ik mij in den heer Brouwer levendig den eersten, den Farizeeër n.l., te zien, beschreven Luc. 18 : ‘.1, die aan de ééne zijde zegt: (gelijk hij doet in zijn eerste leerrede) ik dank u, vader! dat ik niet ben gelijk de andere menschen, roovers, onrechtvaardigen, overspelers, en in zijn tweede daarbij voegt: of ook gelijk deze Tollenaar, die zoo ellendig is bij zichzelven, wiens oogen zien, dat hij zoo arm, blind, jammerlijk, naakt en ellendig is; . . .”
Ds. de Cock geeft vervolgens eenige aanhalingen uit Brouwers eerste preek, om te doen zien, dat deze veel dingen bestraft, die waarlijk te bestraffen zijn, maar dat hij dit doet met argumenten, die, niet uit Gods Woord geput, geen kracht hebben. Als hij over de tweede leerrede schrijft, gebruikt hij een geesel, om Gods Volk te verdedigen. Men oordeele: „Dit doet hij vooral in zijn 2e leerrede, die daartoe opzettelijk is ingericht, om, op zijn echt farizeeuwsch den Heere Jezus en zijn schapen aan te randen De heer Brouwer zegt, sprekende van vele „hedendaagsche Christenen” : Overweeg eens bedaard hun stellingen en toets dezelve onbevooroordeeld aan het Evangelie, dan zult ge ontdekken, dat ze op eigen begrippen, inbeeldingen, vooraf gevormde voorstellingen en niet op den inhoud der H. Schrift of slechts op een uitgekozen gedeelte, met verwaarloozing van ‘t andere,gegrond zijn; dat ze tot een lijdelijk en onvruchtbaar Christendom voeren en juist inloopen tegen de gezonde woorden van den H. Jezus en zijne Apostelen. Immers zij vormen zichzelven en dringen zich op een plan van werkzaamheid of liever van een lijdelijk bestaan, met den afloop daarvan, naar hetwelk alles moet geregeld zijn. De Cock zegt: „ Hier verklaart hij wederom stoutweg de werkingen van Gods Geest voor een opdringen van een plan van werkzaamheid, of liever van een lijdelijk bestaan, en door dit woord lijdelijk zocht hij vooral vele onvaste zielen af te schrikken en die met allerlei wind van leering heen en weergedreven worden, van verre niet ziende te verleiden.” Dan bewijst hij uit Gods Woord, uit den catechismus, de 37 artikelen en de leerregels met vele aanhalingen, dat onze vaderen steeds hebben geleerd, dat de mensch, dood in zonden en misdaden, wedergeboren wordt door Gods Geest en Woord, dat hij tot zijn eigen zaligheid niets kan toebrengen en in de herschepping volkomen lijdelijk is. „Zoo moge dan”, gaat de Cock voort, „de heer Brouwer goddelooslijk tegen zijn duren eed en plicht lasteren, hetgeen hij niet kent, gelijk de farizeeën ten tijde van den H. Jezus en Zijne Apostelen, en vele onvaste zielen van het geloof in den Heere Jezus Christus aftrekken, en die een aardsch koninkrijk zoeken, afschrikken, maar de uitverkorenen zal hij door zijn Remonstrantsche dwalingen niet verleiden, noch hun, die oogen hebben om te zien, tegen Gods Woord wijs maken, dat het waarachtig door God gewerkt geloof ijdel en onvruchtbaar, of dat zijn dwaasheid wijsheid is.”
»Vooreerst zegt hg (n.l. Brouwer): geroepen door het evangelie, zoeken zg de vrijmoedigheid of de vergunning om te gelooven tot zaligheid, met de kenmerken van het waar geloof en den grond hunner hoop niet in de verklaring van God en den Zaligmaker] in het Evangelie, maar in zichzelven, in hun gemoedsgesteldheid, in de aandoeningen en bewegingen van hun hart, enz. Deze voorstelling en bedoeling van den heer Brouwer is onverstandig en dwaas; hij meent dan, dat iemand de vrijmoedigheid of vergunning om te gelooven zichzelven maar kan en mag toeëigenen, omdat God door Zijn Zoon in het Evangelie verklaard heeft, dat een iegelijk, die gelooft, zalig zal worden; maar hij weet niet, of bedenkt niet, dat het geloof een gave Gods is, dat alle vleesch door Gods Geest wedergeboren moet worden, of het leven niet zal zien: “
» . . . . zij zoeken het niet in zichzelven, maar zij zoeken die (de vrijmoedigheid) in de bevestiging van Gods Geest, en dat is Bijbelsch, daar Paulus zegt, dat Gods Geest met der geloovigen Geest getuigt, dat zij kinderen Gods zijn, en zij weten en gelooven met onze godvruchtige vaderen (art. 14 der geloofsbelijdenis dat hun alles gegeven moet worden uit den hemel “
»En«, gaat Brouwer voort, welk een Zaligmaker is hij hun? Bijna alleen een borg, een plaatsbekleeder bij G o d . . . . ter geruststelling bij eigene, dikwijls, helaas, opzettelijk begane overtredingen, maar minder een leeraar der waarheid, een voorbeeld der deugd, enz.
»Zulken blinden», antwoordt de Cock, »antwoorden wij ook met onze vaderen, dat zij in ‘t geheel geen begrip hebben van het waarachtig zaligmakend geloof in den Heere Jezus als profeet, Hoogepriester en Koning, want dat het onmogelijk is, dat, zoo wie Christus door een waarachtig geloof ingeplant is; niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid.
Neen, die leer is noch onbijbelsch, noch onvruchtbaar, gelijk de heer Brouwer lastert, maar zij kweekt een nauwgezette godsvrucht, zij drijft den mensch uit zichzelven, en henen naar den Heere Jezus, als hg, die met zijn Geest bedauwt, en leert hem als een zieke komen tot den groeten Medicijnmeester, als een arme, blinde, naakte, jammerlijke en ellendige tot dien groeten Zoon van God, die, daar Hg ontvangen heeft alle macht in hemel en op aarde, alleen en in al zin nooden en behoeften voorzien kan Nog eens doet de heer Brouwer een uitval, om zijn leugenleer te beschermen, en om het waarachtig geloof in den Heere Jezus Christus verdacht te maken, en de geloovigen ten toon te stellen, zeggende: Maar hoeveel verschilt nu daarvan de leer van die Christenen, welke wij thans beschouwden, en tot welke ik nog eens uw aandacht wil leiden. Zij stellen, zooals zij zich uitdrukken, een zwaren weg, bedoelende een in de beoefening moeilijk Christendom. Doch wat is lichter dan zulk een denkwijze, zulk een geloot! Immers, waarop komt de hoofdzaak bij hen neer ? Niet op de groote voorwaarden en strenge eischen, welke het geloof aan het Evangelie verbindt, (ik heb altoos gemeend en geloof ook nog, dat de mensch om niet gerechtvaardigd wordt, en dat alle voorwaarden en eischen buiten dat Remonstrantsche dwalingen en verzonnen leugenen zijn, buiten Gods Woord versierd) maar grootendeels op een aangeleerde wetenschap, (laster en miskenning van Gods Geest) De ware geloovigen dus, die zeggen mogen met Paulus, door Gods genade: ik weet, wien ik geloofd heb, die met vrijmoedigheid mogen roemen in de weldadigheid van God, hun in Christus bewezen,... die alzoo door Gods Geest waarlijk het ware heil deelachtig zijn, die moet dan de heer Brouwer wel voor die huichelaars houden, waarvan hg verder spreekt....
»Hiermede», zegt de Cock, »zullen wij nu van den heer Brouwer, die al op nieuw weer de werkers der wet predikt, afscheid nemen, met de bede, dat de Heere hem nog eens moge doen zien met Paulus, dat hij ijvert met een ijver zonder yerstand, en dat hij hem weenend doe bekennen nog eenmaal, met dien grooten Apostel, dat hij den Heere en Zijn gemeente, naar de mate die hem is gegeven, gelasterd heeft, en overgaan tot de beschouwing van het lasterlijk en trouweloos geschrijf van den heer Reddingius, zoogenaamd Ger. Pred. te Assen, enz.
Maar daarover D. V. een volgende maal.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1897

De Wekker | 4 Pagina's

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland, gedurende de laatste eeuw (VI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1897

De Wekker | 4 Pagina's