Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Zaligmaker

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Zaligmaker

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

»Onze Zaligmaker Jezus Christus, die den dood heeft te niet gedaan, en het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht heeft door het evangelie.” 2 Tim. 1 : 10

Door die twee woorden »onze Zaligmaker” wordt meet uitgedrukt, dan ooit eenig sterveling zal kunnen bevatten.
Reeds dat ééne woord "Zaligmaker", wie kan er de diepte van peilen, de uitgestrektheid er van overzien? We lezen dit Woord op de eerste bladzijde van het Nieuwe Testament, waar we van engelenlippen hooren : »Gij zult Zijnen Naam heeten Jezus; want Hij zal Zijn volk zaligmaken van hunne zouden.” Zaligmaker is dus in den bijbelschen zin van het woord de naam van den Heere Jezus Christus. Die naam duidt in het N. T. den eenigen Verlosser van zondaren aan.
Het woord «onze” wijst eene bezitting aan. Christus is niet de Zaligmaker van gevallen engelen, Hij is niet de Verlosser van alle menschen hoofd voor hoofd, maar Hij is de Zaligmaker van Zijn volk. Paulus schrijft aan zijn geestelijken zoon Timotheus en noemt Christus, met insluiting van zijn eigen persoon, «onzen Zaligmaker’. Beide Paulus en Timotheus behoorden alzoo tot degenen, die niet slechts spreken over een Zaligmaker of over den Zaligmaker, maar beide deelen in het bezit van den persoon des Zaligmakers.
Dit maakte hun rijkdom, hun grootsten schat uit op aarde. Al zou iemand met de a.eest uitgebreide kennis over Christus kunnen spreken, al zou men folianten kunnen volschrijven over den persoon en over de leer van Christus, wat baat dit alles, als men geen deel aan Hem heeft? Velen spreken ook de woorden » onze Zaligmaker” gedurig uit, zonder echter eenig bewijs te geven, dat zij, door een oprecht geloof met Hem vereenigd, Christus waarlijk liefhebben. Zoo zeiden ook weleer de Joden: »hebben wij niet allen éénen Vader; heeft niet één God ons geschapen?” Toch eerde dat volk voor het meerendeel den Vader niet; er was geen vreeze Gods in hen, anders waren zij door den Heere niet bestraft, dat zij het geroofde en het verminkte op Gods altaar brachten. Ontzettend is zelfs de gedachte, zijn leven lang van «onzen Heere” en van "onzen Zaligmaker” gesproken te hebben, zonder zich ooit in waarheid rekenschap te hebben afgevraagd: heb ik wel waarlijk deel aan Hem, zonder Wien ik voor God niet kan bestaan ?
Door de heerschende dwalingen van den tegenwoordigen tijd wordt het hoe langer hoe meer vreemd, hierop de aandacht te vestigen. Vele zich gereformeerd noemende menschen zien daar niets anders in dan een »ziekelijk stelsel”, een verkeerde, veel te bekrompene opvatting van de waarheid, als men in een christelijke gemeente en onder gedoopte menschen op de noodzakelijkheid der wedergeboorte durft aandringen, en daarbij stellig doet uitkomen, dat men zonder zaligmakende roeping, als in vs. 9 bedoeld, en zonder wedergeboorte, dus zonder personeele geloofsvereeniging met Christus niet kan spreken van ,,onzen Zaligmaker.” Paulus en Timotheus hadden deze genade van den Heere ontvangen. Zij en alle oprechte geloovigen met hen hebben het recht om zoo te spreken. Christus kocht hen door Zijn bloed en heiligde hen door Zijnen Geest, Zij zijn het eigendom van Christus, en Christus is het eigendom van hen. Daartoe is Hij van den Vader gegeven tot wijsheid, tot rechtvaardigmaking, tot heiligmaking en tot yolkomene verlossing. Wat van eeuwigheid is besloten, is in den tijd geopenbaard door de verschijning van Hem, over wiens komst in het vleesch zelfs de engelen zich hebben verheugd.
In hetgeen de apostel hier aan Timotheus schrijft, zien we, tot welk een groot en heerlijk einde Christus is geopenbaard, en hoe onbeschrijfelijk groot de weidaad is van hen, die deel hebben aan den Zaligmaker, Hij heeft, zegt de apostel, den dood te niet gedaan en het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht. Van nature liggen in hun verbondshoofd Adam alle menschen onder den vloek en onder het geweld van den dood.
Op dien regel is geen enkele uitzondering. Ook Paulus en Timotheus waren van geen andere afkomst.
Geen schepsel ter wereld was in staat, om ook maar één kind van Ada a uit de macht en uit het geweld des doods te verlossen. Dat kon Christus alleen, die daartoe, als de Middelaar Gods en der menschen, der rnenschelijke en der goddelijke natuur moest deelachtig zijn. Met die twee naturen in eenigheid Zijns persoons opgetreden, was het voor Hem mogelijk te volbrengen, wat voor menschen en voor engelen onmogelijk was. Hij heeft den dood te niet gedaan, Hij heeft den dood overwonnen, hem zijn recht ontnomen, door zelf voor al de Zijnen den dood te ondergaan.
Gehoorzaam geworden tot den dood, ja, tot den dood des kruises, is de gerechtigheid Gods voldaan, zoodat de wet niets meer heeft te eischen. De bezoldiging i’er zonde is de dood. Deze schuld is betaald en bijgevolg heelt de schuldeischer geen recht meer.
Wat alzoo door het lijden en sterven van den Heere Jezus is verworven, is dooide opstanding des Heeren allerduidelijkst bevestigd. Het graf kan den overwinnaar van den dood niet houden.
Gods Heilige heeft geene verderving gezien. Als de Opstanding en het Leven heeft de Zaligmaker nog veertig dagen lang met vele gewisse kenteekenen zich aan de Zijnen geopenbaard. Grooter overwinning was er niet denkbaar.
Reeds in de paradijsbelofte was die overwinning aangekondigd, en in de volheid des tijds zien we, hoe en op wat wijze Christus dien laatsten vijand heeft overwonnen en te niet gedaan,
Was die overwinning maar een tijdelijke, of was er nog eenige grond voor vrees, dat die vijand wel glorierijk overwonnen is, maar later, hoe dan ook, weer zijn kracht kan doen gelden, dan zou die vrees al de hoop van Gods kinderen doen verflauwen, al hun blijdschap doen vergaan. Maar hiervoor geen nood; want de dood is te niet gedaan, hij bestaat niet meer. Wie voor dezen vijand nog zou vreezen, die weerspreekt Christus overwinning.
Om waarlijk getroost te sterven komt het dan ook maar aan op de vraag: wat dunkt u van Christus? van Zijn Persoon, van Zijn Middel aars werk, van Zijne Middelaar s verdiensten ? wat dunkt v van de belijdenis, in die twee woorden "onze Zaligmaker” uitgedrukt? En toch blijft het waar, zal menig lezer wellicht zeggen, dat zooveel oprechte geloovigen den dood nog vreezen
Hoe komt dit dan, zal men zeggen, dat er heimelijk nog zooveel vrees is voor een vijand, die niet meer bestaat?
Die vrees ontstaat niet uit twijfel aangaande Christus’ Persoon of werk, maar uit gemis van genoegzame helderheid en duidelijkheid over zijn eigen staat. Zoo kan dan ook het geloof aanwezig zijn, maar dat de geloofsoefening ontbreekt.
En wat nooit tegen te spreken is, ook de uitnemendste van Gods kinderen blijft een afhankelijk schepsel. Alleen in Gods licht zien wij het licht. De vrees voor zelfbedrog is niet één van Jezus’ oprechte discipelen vreemd. Alleen farizeën en huichelaars zijn hierboven verheven.
De weldaad en de genieting eener weldaad behoort men wel te onderscheiden, Dal. Christus den dood heft te niet gedaan, is, op zichzelf genomen, eene weldaad, zoo onbegrijpelijk groot, dat deze door ons nooit naar waarde kan geschat worden. Wat echter de genieting dezer weldaad betreft, deze is afhankelijk van de mate uws geloofs, Dit laatste doet aan de waarde van het eerste niets te kort. Zonder eenige bepaling of beperking spreekt de apostel het dan ook uit, waar hij Timotheus er aan herinnert: » Christus heeft den dood te niet gedaan en het leven en de on verderfelijkheid aan het licht gebracht door het evangelie, «
Wat te voren óf nog duister was, óf nog geheel onbekend, is door het evangelie, dat nu alom wordt gepredikt, aan het licht getreden. Heidensche wijsgeeren hadden gepeinsd over het groote en gewichtig vraagstuk, of er waarlijk een leven na dit leven is, en, zoo ja, hoedanig dat leven dan toch wel zon zijn.
Verschillend waren de resultaten van al dat peinzen en zoeken naar waarheid. Doch wat nog duisterder was voor Israël, en waar heidenen, van de bijzondere Godsopenbaring verstoken, onmogelijk toe komen konden, dat wordt thans door het evangelie allerheerlijkst geopenbaard: de dood is te niet gedaan, leven en on verderfelijkheid is dooide verschijning van Christus boven alle bedenking verheven. Het eeuwig leven, het zalig leven, het onverderfelijk leven, het leven met Christus in heerlijkheid, ziedaar, wat door de opstanding van Jezus Christus uit de dooden allen geloovigen is gewaarborgd !
Wel zullen ook de geloovigen, zoowel als alle andere menschen, den tijdelijken dood sterven, maar de verbreking van den aardschen tabernakel huns lichaams is de onvermijdelijke weg om te komen tot de volkomene verlossing, die in Christus Jezus is.
Het lichaam der zonde moet worden afgelegd. De door Jezus geredde en verloste ziel moet van haar kluisters worden bevrijd, en dan zal ter bestemder tijd bet verderfelijke de onverderfelijkheid en het sterfelijke de onsterfelijkheid aandien.
Gelijk we het beeld van den eersten Adam hebben gedragen, alzoo zullen we dan het beeld des Hemelschen dragen.
In die vaste en welgegronde hoop wil Paulus zijnen geliefden Timotheus versterken, De Heere is getrouw.
Wat ook wijke of wankele, Gods beloften staan eeuwig vast.
»Ik leef,« zegt de Heere tot de Zijnen, »en gjj zult leven «
Voor iederen discipel en iedere discipelin des Heeren is het zoo noodig, en vooral voor den dienaar des Heeren, den prediker van het evangelie, gedurig de grootheid en heerlijkheid dezer genade wél te bedenken.
Voor boomen, die gedurig aan storm zijn blootgesteld, is noodig diep geworteld te zijn in de aarde. Schepen, die op de groote zee varen en met geweldige stormen en golven hebben te worstelen, moeten sterk gebouwd zijn om aan alle beproevingen weerstand te kunnen bieden, En wie ontmoet meer tegenstand in de wereld dan de oprechte belijders der waarheid; wiens geloof wordt zwaarder beproefd dan het geloof van een dienstknecht des Heeren ! Lees met opmerkzaamheid de beide brieven, door Paulus aan Timotheus geschreven, en dan zult ge zien, aan hoeveel gevaren deze dienaar des Heeren bloot stond, wat hem noodig was om getrouw te zijn en te blijven. Als een vader aan zijnen zoon roept Paulus hem toe: »Schaamt u dan niet der getuigenis onzes Heeren, noch mijns, die Zijn gevangene ben.
Wat al ernstige vermaningen brengt de apostel door zijn schrijven tot Timotheus. Wat al opwekkingen en bemoedigingen om getrouw te zijn en zich te stellen tegen het ongoddelijk ijdel roepen!
Het is alsof hij van uit de verte dezen jeugdigen dienaar des Heeren nu eens geroepen zag om slag f.e leveren tegen machtigen vijanden, dan weer op het punt om moedeloos te worden, met het oog op zooveel tegenstand.
De namen van Tygellus en Hermogenes, van Hymeneus en Filetus herinneren Timotheus zooveel.
De arbeid kan zoo zwaar, de tegenstand zoo groot en zoo algemeen, en daarbij de bewustheid van eigen nietigheid en geringheid zoo levendig zijn, dat duidelijker dan ooit alleen alles overwinnende genade moed en kracht kan schenken tot volharding.
Paulus wenscht, dat Timotheus ouder al deze omstandigheden, evenals hij zelf, het einde van den strijd, de kroon aan het eind der aardsche loopbaan in ’t oog houde.
Hij de gedachte aan Hem, die alle heil en zaligheid voor de Zijnen verwierf, die den dood te niet heeft gedaan, en het leven en de onverderfeljjkheid aan het licht heeft gebracht, ligt ook voor een Timotheus de vraag voor de hand: deed de Heere Jezus Christus, wiens dienaar ik ben, dit voor mij, wat ben ik dan schuldig voor Hem te doen, die mij tot deze heilige bediening geroepen en verwaardigd heeft !
En wat dunkt u, beminde lezers! was er dan voor Timotheus geen oorzaak, om, naar des apostels woord, zonder zich voor menschen te schamen, met alle kracht er toe te arbeiden, om zichzelven Gode beproefd voor te stellen, eenen arbeider, die niet beschaamd wordt, die het woord der waarheid recht snijdt?
Wie streeft naar de gunst en goedkeuring van menschen, die doet ten laatste als de stadhouder Pilatus, die Jezus onschuldig verklaarde en Hem toch ter geeseling en ten kruisdood overgaf!
Menschen, die de eer van menschen meer liefhebben dan de eere Gods, kunnen den Heere niet dienen naar Zijn Woord.
Alleen in het geloot, dat Christus onze, ook uw Zaligmaker is, leert ge met en door Christus de schande verachten en het kruis verdragen. Alleen met het oog op den oversten Leidsman uwer zaligheid is het mogelijk, door de kracht des Heeren, weerstand te bieden aan alle verzoeking, onversaagd te zijn in allen strijd.
Dan vraagt ge niet, of ge de meerderheid van menschen aan uwe zijde hebt, dan laat ge door geen vrienden en door geen bloedverwanten u weerhouden van hetgeen, waartoe de Ileere n roept. Al gaan dan velen van Jezus terug, dan staat ge vast als een Petrus op de vraag: wilt gij ook niet heengaan? Al zien menschen dan met verachting op u neer, al wordt ge aangemerkt als een, die behoort tot de schare, welke de wet niet weet, — of al vraagt men schouderophalend: wat zal deze ? — bewust ook van hetgeen uw Zaligmaker voor u heeft gedaan, gaat ge gemoedigd en getroost uw weg, verzekerd, dat de Heere eens een iegelijk vergelden zal, naar dat zijn werk op aarde is geweest.
Dierbaar en zalig evangelie, dat ons daarmede bekend maakt, dat onze Zaligmaker Jezus Christus den dood heelt te niet gedaan en het leven en de on verderfelijk beid aan het licht heeft gebracht! Als bet lichaam eens te zwak zal zijn om spijs en drank tot zich te nemen, dan zal dit nog de spijs de zijn, waarmede uwe ziel kan leven tot in alle eeuwigheid! Door ’t geloof hiervan bewust juicht Gods kind tot in de schaduwen des doods:
»Dood, waar is uw prikkel? hel, waar is uwe overwinning?«

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 mei 1897

De Wekker | 4 Pagina's

Onze Zaligmaker

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 mei 1897

De Wekker | 4 Pagina's