Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland, gedurende de laatste eeuw (XVII)

Bekijk het origineel

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland, gedurende de laatste eeuw (XVII)

Hoofdstuk II Hendrik de Cock

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar toch ’t was een zeer moeielijke tijd voor den dienstknecht des Heeren. Van zijn bediening afgezet en dus niet meer waard geacht in de Hervormde Kerk het evangelie te bedienen! En niet dit drukte hem, dat mannen als Brouwer, Reddingius, Laurman, Hofstede de Groot en hun geestverwanten hem niet waardig achtten, te prediken, maar wel, dat hij nu niet meer prediken mocht, ’t Was voor hem levensbehoefte, schuldige, verloren zondaren bekend te maken met den eenigen Naam, tot redding gegeven. En aan die behoefte mocht hij niet meer voldoen! Maar ook dit tijdelijk leven heeft zijne eisenen, en waar de Cock afgezet was, daar verloor hij ook zijn tractement. Waarvan zou hij nu vrouw en kinderen van ’t noodige voorzien ? Toeh vreesde hij ook dit niet. Vast geloofde bij op grond van ’s Heeren onwankelbare beloften, dat er geen muschje op aarde valt, zonder den wil zijns Hemelschen Vaders. en waar dan God de vogeltjes voedt, zou Hij dat dan hen niet doen, die voor Zijn Naam en Zijn eer verdrukking en smaadheid lijden! Had de Heere ook hem niet beloofd: Uw brood zal zeker en uw water gewis zijn?
Een bijzonder groot voorrecht was het voor de Cock, dat zijn trouwe gade met hem ééns geestes was. In den zomer van 1833 was haar het groote voorrecht te beurt gevallen, dat zij met volkomen bewustheid voor zichzelven vergiffenis van schuld en zonde mocht erlangen, en was de Heere voor haar geworden een liefderijk Vader in Christus. Op dien God en Vader vertrouwde zij zóó, dat zij niet twijfelde, of Hij zou haar en de haren met alle nooddruft des lijfs en der ziele verzorgen, en daarom kon zij gemoedigd de toekomst afwachten. Voorzeker, d« Satan, die Gods kinderen zoekt te ziften als de tarwe, zal ook getracht hebben dat trouwe moeder-hart aan ’t wankelen te brengen en alleen zij zelve en hare vertrouwden zullen het kunnen zeggen, of niet bij oogenblikken bange vrees haar vervulde, als zij aan de toekomst dacht, maar Hij, die ook voor haar had gebeden, dat haar geloof niet zou ophouden, sterkte en steunde haar, om met haar man den strijd vol te houden.
Zijn overige familieleden begrepen niets van zijn strijd, Sommigen waren hem vijandig, anderen trokken glimlachend de schouders op. maar wat deerde dit hem en zijne echtgenoote, nu zij maar samenstonden in deze begeerte: den Heere te mogen dienen naar den eisch van Gods Woorden de inspraak van hun geweten; nu zij maar tezamen overtuigd mochten zijn, dat zij in Gods weg waren, maar ook door Zijn trouwe Vaderhand geleid zouden worden ?
In dit vertrouwen lieten ze zich dan ook leiden. Maar natuurlijk niet lijdelijk. We hebben ’t al eerder gezegd en herhalen het: ware vreeze Gods maakt niet lijdelijk, maar doordringt er ons van, dat de Heere een God is, die zich steeds laat vinden in den weg der middelen. En als ’t oog des geloofs wacht op ’s Heeren daden en van Hem afsmeekt, dat Hg ons de juiste middelen zal aanwijzen, dan zal de Heere ook hierin zich een hoorend God toonen.
’t Was voor ds. de Cock wel een zeer moeilijke vraag: Wat nu? Zijn kerkeraad, vrienden en geestverwanten zeiden: ”»Nu ge van uw predikambt ontzet zijt, hebt ge het volle recht u los te maken van een kerk, die hen vervolgt, die Jezus’ Koningschap trachten te herstellen, en die hen, die der waarheid ontrouw zijn, in eere plaatst. Toch kon de Cock hier nog niet toe komen. Hij meende: hij had nog niet allee beproefd. De hoogste kerkelijke vergadering had nog geen uitspraak gedaan in zijn zaak, en eerst als ook die vergadering door daden toonde samen te spannen met wie hem vervolgden, eerst dan achtte hij afscheiding geoorloofd. Daarom schreef hij aan die Synode een zeer uitvoerig stuk, waarin hij alles verhaalde, wat er met hem was geschied. Een zijner vrienden voegde daar een schrijven bij en ook de kerkeraad van Ulrum meende hare gedachten over de zaak van hun leeraar aan de Synode te moeten melden. Dit laatste schrijven is het uitvoerigste en zet de kwestie zeer nauwkeurig uiteen. Zeer raden we aan het te lezen in: »Hendrik de Cock «, beschreven door Z.Eerw.’s zoon II. de Cock, in leven leeraar aan de theologische school te Kampen. ’t Begint bij pag. 208 en loont tot pag. 236.
De Synode benoemde een commissie om de ingekomen stukken te onderzoeken. De commissie kweet zich van haar taak en bracht op de vergadering haar rapport uit. In de volle Synode werd uitgesproken, dat de Cock schuldig was aan de tegen hem ingebrachte feiten, maar ze oordeelde, dat het provinciaal kerkbestuur van Groningen te voorbarig geweest was in haar vonnis van afzetting, dat dit bestuur dat vonnis niet onverwijld en ten allereerste over de Cock had mogen vellen en dat "alzoo de uitspraak van het prov. kerkbestuur van Groningen tegen hem moest worden gereformeerd.« In een volgende zitting werd het besluit genomen, dat aan ds. de Cock de tijd van een half jaar zou worden gelaten, "om aan het prov. kerkbestuur van Groningen zijn berouw en leedwezen te doen blijken en tevens bij hetzelfde kerkbestuur plechtig af te leggen en te onderteekenen de belofte, dat hij zich van nu voortaan, zoo in hot openbaar als in het bijzonder, stiptelijk zal gedragen naar al de bestaande kerkelijke Reglementen en verordeningen «, en dat, als de Cock binnen een half jaar hieraan niet voldeed, het genoemd kerkbestuur Hem in naam der Algemeene Synode als predikant in de Nederlandsche Hervormde Kerk moest afzetten.
Ds. de Cock verheugde zich over deze uitspraak. Niet omdat’hij hoopte, dat hij nu weer in zijn waardigheid zou worden hersteld. Hij begreep maar al te goèd, dat dit niet zou gebeuren. Maar hij verheugde zich er over, dat ds Synode het had uitgesproken, dat hg te voorbarig veroordeeld was. Hij wendde zich dan ook alleen maar uit plichtsgevoel opnieuw tot het prov. bestuur van Groningen en vroeg met zijn kerkeraad toelating tot de vergadering, die den 6en Aug. zou worden gehouden. Dan wenschte hij te vernemen op welke voorwaarden men zijne herstelling zou willen toestaan.
Indien nu de leden van het kerkbestuur wezenlijk herders geweest waren, wien het te doen was, naar ’t voorbeeld van den Opperherder der kerk, om het verlorene te zoeken en het afgedwaalde terecht te brengen, dan zouden zij deze gelegenheid met hun geheele hart hebben aangegrepen om den in hun oog dwalenden broeder te onderwijzen en te vermanen. Maar ze deden niet alzoo. De secretaris van ’toestuur meldde de Cock, dat zijn missieve aan ’t bestuur zou worden voorgelegd, en dat hem de uitslag hunner bespreking zou worden bekend gemaakt. De uitslag van die bespreking werd bekend gemaakt in ’t volgende briefje.
Groningen, den 6 Aug. 1834.
Het prov. kerkbestuur van Groningen, den inhoud uwer missieve van den 61 Juli jl. overwogen hebbende, verwijst UEw. naar de uitspraak der Synode dd. 16 Juli 1834, waaraan UEerw. zoowel als hit provinciaal kerkbestuur gehouden is.
Het prov. kerkbestuur voornoemd: (w.g.)
D. HENDRIKSZ, president.
Uit naam van hetzelve: (w.g.)
M. CREMER, Jr., Secretaris.

Geen enkele aanwijzing dus van den weg, die door de Cock diende gevolgd te worden. Geen enkele wenk aangaande de belofte, die hg had- af te leggen. Is het dan wonder, dat hij in verontwaardiging de pen opneemt en aan ’t prov. bestuur schrijft: »Met bedroeving en verontwaardiging, mijne heeren, heb ik Uwe letteren van den 6en Augustus ontvangen, waarin bet schijnt, dat het UEd.’s voornemen is, ore, voortgaande met Achitofelsraadslagen, door helschen haat tegen niij en de waarheid gedreven, mijn ondergang te zoeken«? Dan vraagt hij nogmaals toelating tot hun vergadering. Gaarne wil hij de belofte afleggen, door de Synode geëischt, maar dan moet hij eerst den inhoud er van kennen, om te kunnen oordeelen, of die ook strijdt tegen Gods Woord en zijne conscientie. Daarom wilde hij met zijn kerkeraad met hen komen spreken.
Op dit schrijven volgt het antwoord van den 29en Aug., waarin aan de Cock wordt meegedeeld, dat de eerstvolgende vergadering van ’t prov. bestuur zou worden gehouden op 1 en 2 October, en dat de Cock den 2en October ’s morgens te 11 uur gelegenheid zou worden geboden oin met dat bestuur te komen spreken. De kerkeraad zou niet worden toegelaten, immers die was niet begrepen in de uitspraak der Synode.
Is het niet duidelijk, dat het bestuur uitstel zocht, om het hall jaar, aan de Cock toegestaan, te doen verloopen zonder belofte van hem? De Cock wachtte geduldig tot den 2en October. Wel correspondeerde hij met het bestuur, doch dit baatte hem niet.
Op den 2en Oct. 1834 begaf hij zich met een commissie uit zijn kerkeraad naar Groningen en werd bij het prov. bestuur toegelaten. Daar werd hem voorgelezen een verklaring, die hij zou moeten onderteekenen. Hij verklaarde, alles te willen onderteekenen, wat met Gods Woord overeenkwam. De president, Ds. D. Heniriksz, antwoordde : »Geen pour-pariers«, dat wil zeggen: geen woordenwisselingen. En wat de Cock ook mocht zeggen, waar hij naar mocht vragen, altijd was ’t antwoord; geen pour-parlers. ’t Scheen dat de voorzitter zich had voorgenomen, dien voormiddag niets anders te zeggen. Natuurlijk was het zijn doel, elke verdediging van de Cock te voorkomen, dan zou er, dat begreep ieder, van een schuldbelijden ook niets komen.
Zonder eenig succes vertrok de Cock naar Ulrum. Zou hij dan nu inzien, dat afwerping van ’t juk, op Gods gemeente gelegd, niet alleen geoorloofd, zelfs geëischt werd? Zeker is het, dat hij er nog niet toe komen kou. Nog wilde hij herstelling zoeken in de kerk, niet buiten de kerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1897

De Wekker | 4 Pagina's

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland, gedurende de laatste eeuw (XVII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1897

De Wekker | 4 Pagina's