Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Pinksterzegen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Pinksterzegen

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, Hand. 2 : 4

De dochter van Fanuel week niet uit den tempel. Zeker werd de profetes niet gemist b^ het morgen- en avondoffer als de Aaronietische zegen over het volk werd uitgesproken. Wie zou zich niet beijveren om van des priesters lippen een zegen te ontvangen, waaraan de Heere zelf Zijne belofte had verbonden: »Ik zal hen zegenen” ?
Dan werd de heilige naam van Jehovah, dien geen vroom Israëliet over zijne lippen komen liet, de naam van Israels verbonds God, naar ’s Heeren bevel (Num. 6 : 27) op de kinderen Israels gelegd, en gelijk het trishagin, het driemaal »Heilig” in de hemelen uit den Serafim-mond werd gehoord en gelijk op u, toen gij een kindeke waart de naam des Drieëenigen Gods door den dienaar werd uitgesproken, zoo klonk het driewerf Jehovah over de schare in Jeruzalems voorhof vergaderd, een zegen gegrond op het gebrachte offer.
De Heere, die zegent en behoedt is Jehovah de Vader. De Heere, die Zijn aangezicht doet lichten en genade geeft is de Zone Gods, die dood is geweest en leeft in alle eeuwigheid, is Jehovah Jezus. De Heere, die Zijn aangezicht verheft en vrede geeft is Jehovah de Heilige Geest. De derde is de laatste zegen, de vrucht der tweede naar het besluit des Vaders, dat God drieëenig in de eeuwigheid nam. Driemaal Jehovah en toch één Goddelijk wezen. Driemaal een bede en toch slechts één’zegen, die volkomen werd door de gave des vredes, zonder welken, zoo het mogelijk ware, de beide eersten krachteloos zouden zijn.
Is het: »de Vader zegene u en behoede” de Nieuwjaarszegen; is de toebidding van het licht en de genade des Zoons de bede van den paaschmorgen; de vredegroet des Heiligen Geestes begeert de ziel op den Pinksterdag, en met dien zegen begroeten wij u, die dit leest, op den morgen van dezen feestdag, in den geest staande bij het offer aller offeranden, de vervulling van de offers voor het volk door den priester Israels gebracht. Immers alleen uit het huis Gods, van het zuiden des altaars gaan de wateren der gezondmaking, des levens uit, welke steeds dieper en dieper vloeien.
Door dien Heiligen Geest hebben de mannen Gods gesproken, door dien zong de man, groot in Israels lofzangen, zijne psalmen ; door dien Geest werd de gedachte der heilige schrijvers bestuurd en wie uit Israël ooit als zondaar om genade bad, of wie de roemtaal des geloofs liet hooren of in God krachtige daden deed, is gedreven geworden door dien Heiligen Geest, zonder wien geen Adamskind waarlijk zondaar wordt en geen Jakob ooit een altaar noemen kan: »Israels God is God.”
Toen de engelenheiren zongen dat Hij » die onze Vrede is”, op aarde was verschenen, had Gods geest reeds het voorspel doen hooren in de lofzangen van Zacharias en Maria, in de prophetie van Elizabeth en met de laatste tonen in Ephrata’s velden stierf de psalm der eere voor God niet uit. Profetie en poezie hadden zich vereenigd op ïsraëls stervende lippen, als hij van Silo sprak maar ook uitriep: »op uwe zaligheid wacht ik O Heere!” en wederom smolten ze in een bij den dienaar Gods die bereid om te sterven uitriep: »nu Iaat gij uwen dienstknecht gaan in vrede naar Uw woord, want mijne oogen hebben Uwe zaligheid gezien.”Het was de Heilige Geest, die Simeon rechtvaardig en godvreezende en verwachtende de vertroosting Israels had genaakt. Het was door den Heiligen Geest, dat hem de goddelijke openbaring was gedaan, dat hij voor zijn dood den Christus des Heeren zou zien. Door den Geest kwam hij in den tempel en zag hij in dat kindeke, waarvoor slechts het offer der armen werd gebracht, den Messias, den koning Israels. Door dien Geest zijn lofzang, door dien zelfde Geest zijne profetie.
Dertig jaren vloden heen en toch werd aan het einde van die nog de getuigenis vernomen (Joh. 7 : 39): »de Heilige Geest was nog niet, overmits Jezus nog niet verheerlijkt was”. Vleesch en bloed hadden niet aan Petrus geopenbaard, maar de Vader, die in de hemelen is, had hem gegeven uit te spreken: »Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods”; de adem van Gods Zoon was over de jongeren gegaan met het woord, dat daad was,: »Ontvangt den Heiligen Geest”, toch was de Pinksterdag nog niet gekomen. Reeds triomfeerde eene gemeente uit Israël in de hemelen, toch was de dag nog niet geweest, waarvan een Joel had gesproken en dien Jeremia had aangezegd als den dag van een nieuw verbond.
Maar die dag, die ééne eenige dag was geweest, waarop de ongerechtigheden des lands waren weggenomen (Zach. 3 : 10) en hoe zou de groote Hoogepriester Zijn eigen offer zonder zijn Hoogepriesterlijken zegen laten? Die dag is gekomen en de drievoudige genade is neergedaald in het eene alles volmakende heil.
Op Paschen werd in oude dagen de gewone groet der Christenen vervangen door het toeroepen aan elkaar: »de Heere is waarlijk opgestaan”; op het Pinksterfeest, de kroon der dagen, roepen wij u toe: »de andere Trooster is gekomen; de verheerlijkte Christus hield zijn woord”.
Maar hoe k(m Johannes zeggen: »De Heilige Geest was nog niet«, en Hij werkte bij de mannen Gods tot leven en werken, tot profeteeren en lofzangen ? Ziet hoe iu de vroege morgenure de duisternis wordt weggevaagd. De schitterendste kleuren, zooals geen later uur ze meer aanschouwen doet, verven de kimmen, het vogelenkoor maakt zich op en zingt en de mensch gaat tot zijn arbeid, want het is reeds licht. Toch is de zon nog niet boven den horizon. Dat morgenrood is de profetie van Zijn komst. En hij komt als een bruigom uit Zijne slaapkamer. Nu eerst wordt het werkelijk dag en al is het ook niet zoo schoon meer gekleurd aan den Oostelijken hemel, toch zegenen wij den dag, die leven en beweging, die groei en bloei verwekt.
Of wilt gij een ander beeld? Uw zoon, uw vriend komt uit verre lande. Hij brengt rijkdommen voor u mede, prachtige, kostbare geschenken. Reeds zond hij eenige vooruit om u te doen weten wat hij u uit het verre land schenken zal, en dat, wat hij zond, doet uwe verwachting ten top stijgen. Maar daarom is die zoon, die vriend nog niet gekomen; hij is op weg, hij komt.
Alle eeuwen door daalde uit den hemel de zegen neer en waar de Eliza’s baden om twee derde deelen van Elia’s geest, daar viel de mantel op de biddenden neer, maar met al de volheid Zijner schatten kwam de Geest, als het heilig zevental der weken na het Paaschfeest was vervuld en het getal der volmaaktheid, het tiental in de dagen was voorbijgegaan, nadat Christus verheerlijkt was. Hg kwam om met Zijn heiligen adem de geestelijke boosheden voor Gods volk te verdrijven. Waar de booze geest den mensch den hoogmoed inblies, het menschelijk ik tot de bewierookte Godheid verhief, de tweespalt teweegbracht tusschen Schepper en schepsel, de angst des gewetens verwekte, welke den eens onschuldige het bedeksel der struiken zoeken deed; daar kwam de Heilige Geest overtuigen van zonde en oordeel, den ouden mensch kruisigen, den zondaar buigen aan Gods voeten, van vrede tot Gods gunstgenooten spreken, en in plaats van de bemorste en gescheurde kleederen, de priesterlijke kleederen van gerechtigheid en heiligheid omdoen. De mensch wilde zich een naam maken en de spraken werden verward; God driëenig wilde Zijn naam verheerlijken en op den Pinksterdag hoorde een iegelgk in zijn eigen taal de groote werken Gods verkondigen.
Aan de Johannes-jongeren te Efeze werd de vraag gedaan: »hebt gij den Heiligen Geest ontvangen? Moet gij een dergelijk antwoord geven als zij? Zijt ge nog in uwe zonden? Ziet wat die Geest vermag. In het dal der doodsbeenderen werd de stem gehoord: »Zoo zegt de Heere Heere: Gij Geest! kom aan van de vier winden en blaas in deze gedooden, opdat zij levend worden, en zij werden levend en stonden op hunne voeten, een gansch zeer groot heir” (Ez. 37 : 9 vv.).
Hebt gij, o Sulamith! de stem uws Liefsten gehoord: »Hoe schoon is uwe uitnemende liefde, mijne zuster, o bruid! hoeveel beter is de reuk uwer oliën dan alle specerijen. Mijne zuster, o bruid! gij zijt een besloten hof, een besloten wel, een verzegelde fontein. Uwe scheuten zijn een paradijs van granaatappelen met edele vruchten,” dan Buigt ge u zeker in het stof als die lof onwaardig en roept gij tot Hem: »O fontein der hoven, put der levende wateren, die uit Libanon vloeien.” Niet gij zijt die wel, die fontein; dat is Hij, Hij alleen. O, waart gij zulk een hof. Die begeerte doet u bidden: »ontwaak, noordenwind! en kom, gij zuidenwind! doorwaai mijnen hof, dat zijne specerijen uitvloeien. O dat mijn Liefste tot Zijnen hof kwame en ate zijne edele vruchten”. (Hoogl. 4 : 10 vv.)
Hebt gij hulp en steun noodig in uwen arbeid; Hg is een Geest der kunsten, die de Aholiabs en Bezaleëls allerlei kunstig snijwerk leert. Hij is een Geest der wijsheid, die den onkundigen verstand geeft. Hij is een Geest der talen, die den Galileër zelfs tot een voorwerp van bewondering maakt.
Maar wat meer zegt: Hg is een Geest des geloofs en der liefde en der hope. Hij zucht in hel hart, als wij niet weten wat wij bidden zullen en als wij, schuchter in het heilige, ons nauwelijks het kindschap durven toekennen, is Hij het, die in ons roept: »Abba, Vader!« Is het engelengeleide u evenmin als Mozes voldoende en zegt ook gij: «Zoo, Heere, Uw aangezicht niet medegaat, laat mij dan van deze plaats niet optrekken”, dan worde de pinksterzegen vervuld: »de Heere verheffe Zijn aangezicht over n en geve u vrede”. Is het sterven nabij, de Heilige Geest, die uit den hemel nederdaalde, voert naar den hemel heen. De Geest des Heeren opent Simeons oog "de zaligheid”, en hg kan door den Geest des vredes in vrede heengaan tot Gods eeuwigen tempel naar Zijn woord.
God lof ook wij hebben Zijn woord: »Ik zal u een anderen Trooster zenden; God zal den Heiligen Geest geven dengenen die Hem bidden.” In de winterkoude was alles zoo dor, zoo levenloos, maar de lente-adem kwam en Gods schepping werd zoo schoon en nieuwe vreugde, nieuw leven vervulde het schepsel. Heere! Het is zoo doodsch, zoo koud, zoo naar. Het is tijd dat Gij werkt, want zij hebben Uw woord verlaten. Geef, drieëenig God een geestelijk lentefeest. Laat in Uw rijk op aarde specerijen uitvloeien en vruchten dragen. Kom, Heilige Geest! Komt
Aan Salomo werd, toen hij van zichzelven zeide: »ik ben een klein jongeling; ik weet niet uit te gaan noch in te gaan;” de vraag gedaan door God: »Begeer wat Ik u geven zal”, en Salomo begeerde hoogere dingen dan rijkdom en eer. Jongelingen! wat begeert gij? Op het geroep van Bartimeus stond de Heere Jezus stil en vraagde: » Wat wilt gij dat Ik u doen zal ?” Hg antwoordde: »Heere! dat ik ziende mag worden.” Armen naar den geest! wat antwoordt gij? De schuldige David bad: »Laat Uw Heilige Geest van mij niet scheiden.” Gevallenen! wat is uwe bede? Onder de kinderen van Korach klonk het lied: »Ik zal hooren wat God, de Heere, spreken zal; want Hij zal tot Zijn volk en tot Zijne gunstgenooten van vrede spreken.” Kinderen des Heeren! waarheen richt ge uw luisterend oor? »Och, schonkt Ge mg de hulp van Uwen Geest”, smeekte de harpenzanger van Israël. Arm en ellendig volk! zucht gij naar heiligheid en is uw vertrouwen op uwen God? Alom is de klacht van Gods kinderen: «wij zien onze teekenen niet en niemand is bij ons, die weet, hoe lang.” Men ziet de harp hangen aan de wilgen en is er nog een lied, het is een klaaglied met de vraag: »zou God Zijn gena vergeten ?” Op den pinksterdag waren de discipelen eendrachtig bijeen en de Heilige Geest deed de wonderen Zijner kracht. De discipelen kwamen van de vervolgers tot de hunnen en eendrachtelijk hieven zij hunne stemmen op tot God, en als zij gebeden hadden werd de plaats bewogen. En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest Er is geen verandering mogelijk noch in u, noch rondom u, tenzij Gods genade opnieuw een Pinksteren geeft. Het feest van den vijftigsten dag zij een biddag. O Vader! dat Uw liefde ons blijk’, O Zoon, maak ons Uw beeld gelijk, o Geest zend Uwen troost ons neer, Drieënig God, U zij al de eer!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juni 1897

De Wekker | 4 Pagina's

De Pinksterzegen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juni 1897

De Wekker | 4 Pagina's