Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland, gedurende de laatste eeuw (VI)

Bekijk het origineel

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland, gedurende de laatste eeuw (VI)

Hoofdstuk III Wat H.P. Scholte wedervoer

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kerkeraad van Doveren c. a. verzond deze acte van afscheiding met het volgende begeleidend schrijven:
Aan het Klassikaal Bestuur van Heusden. Hiermede zenden wij, ouderlingen en diakenen der Gereformeerde gemeente van Doveren, Genderen en Gansoijen, een afschrift van de acte van afscheiding der voornoemde gemeente van het tegenwoordig kerkbestuur. Zoo lang het ons onder dat kerkbestuur vergund werd, om ons in de openbare en bijzondere godsdienstoefeningen naar Gods Woord en de formulieren van eenigheid te richten, konden wij alle die wetten en verordeningen dulden, omdat ze ons niet hinderlijk waren, nu men ons echter van den dienst des Woords door onzen van God geschonken Herder en Leeraar wil berooven, en het prediken, doopen en het houden eener godsdienstige aanspraak in de open lucht een misdaad noemt van een ergerlijken aard, omdat er in een der kerkelijke wetten een artikel gevonden wordt, dat de consulent daartoe zijne toestemming moet geven, van welke verordening iu den Bijbel niets is te vinden, maar integendeel met dezelve strijdig is, daar (volgens Hand. 20) het opzicht over de gemeente niet aan een consulent, maar aan de ouderlingen der gemeente is aanbevolen, zoo vinden wij ons gedrongen door dat Woord Gods, hetwelk boven alle menschelijke bepalingen is verheven, (volgens Hand. 20 : 28) ons als getrouwe opzieners te gedragen, en Gode meer gehoorzaam zijnde dan de menschen, met onze voorvaderen, die goed en bloed voor de vrije uitoefening van de waarachtige, zuivere en naar Gods Woord ingerichte Godsdienstoefening hebben opgeofferd, volgens art. 7 onzer belijdenis: »alles van ganscher harte te verwerpen, wat met den onfeilbaren regel van Gods Woord niet overeenkomt;* en in overeenstemming met’ alle de ontslapene geloovigen, betuigen ook wij met art. 32: dat wij gelooven, hoewel het nuttelijk en goed is, dat die regeerders der kerke zijn, onder haar zekere ordonnantie instellen en’ bevestigen tot onderhouding des lichaams der kerke, dat zij nochtans haar wel moeten wachten af te wijken van hetgeen ons Christus onze eenige Meester geordonneerd heeft. En daarom verwerpen wij alle menschelijke vonden en alle wetten, die men zou willen invoeren om God te dienen en door dezelve de conscientie te binden en dwingen, in wat maniere het zoude mogen zijn,” enz.
De gemeente, door den Heiligen Geest aan onze zorg toevertrouwd, heeft als één man gesproken, en in den naam des Heeren Jezus Christus, den eenigen Koning en Wetgever in en over Zijne kerk, zeggen wij onze gemeenschap met het tegenwoordig Nederlandsch Hervormd Kerkbestuur op; wil men als Christenen, als ware Protestanten, als Gereformeerden met ons alle tegen Gods Woord en de daarmede in alles overeenstemmende formulieren van eenigheid strijdende leeringen, wetten en verordeningen laten varen, wij zijn dadelijk bereid tot hereeniging; zoo dit echter niet gebeurt, blij en wij wet onzen tegenwoordigen Herder en Leeraar, op de oude grondslagen, Gods Woord en de daarmee in alles overeenkomende formulieren van eenigheid, naar de oude regelmaat, de kerkelijke liturgie der Gereformeerde kerken in Nederland’, als gereformeerde gemeente van het Nederlandsch Hervormd kerkbestuur afgescheiden; en de dienst der ringpredikanten is derhalve voor ons geen behoefte, dewijl de dienst als voorheen door onzen Herder en Leeraar onder ons zal verricht worden.
Afschrift dezes zal worden gezonden; Ie. aan alle kerkbesturen.
2e. aan Zijne Majesteit den Koning. Doveren, 1 November 1834.
Johs. Branderhorst.
Cornelis Verdoorn.
Govert van Andel.
Gerrit van der Beek.
Jan van Marsbergen.
Jan Boll.
Teunis Boll.
Arie Baayens.
Dat ook ds. Scholte niet zou zwijgen, was te voorzien. Hg zond dan ook aan ‘t Bestuur van Heusden het volgend schrijven:
Met verwondering en verbazing heb ik de mij toegezonden schorsing ontvangen, niet omdat mg die schorsing bevreemdde; uit alles, wat vroeger tusschen ons was voorgevallen, kon ik de schorsing en wat er verder op moet volgen, voorzien; doch ik had niet verwacht, dat men op zulk eene wijs zou te werk gaan en het prediken, doopen en het houden van eene godsdienstige toespraak aan de gemeente in de open lucht, tegen den wil van den consulent, een misdaad noemen van een ergerlijken aard. Was ik tot dat alles niet bevoegd als geordend leeraar in de Nederlandsche Herv. Kerk? Was de weigering op het herhaald aanzoek, uit naam van een geordenden kerkeraad, niet een schrikkelijke onbeleefdheid ? Moest bet voor rechtgeaarde leeraars niet tot blijdschap verstrekken, dat het Woord Gods dikmaals verkondigd werd? Paulus tenminste verblijdde zich, dat Christus gepredikt werd, al deed de verkondiger dit ook uit onzuivere bedoelingen, al geschiedde het ook met een voornemen om Paulus afbreuk te doen. Overtuigd in mijne conscientie, dat ik niets andere verlang en bedoel als de eere Gods en de opbouwing Zijner gemeente, overtuigd in mijn gemoed, dat ik van Gods wege geroepen ben tot de verkondiging van Zijne waarheid, kon en mocht ook niets mij afhouden om die waarheid te verkondigen, dewijl hét Woord van God mij leert om aan te houden tijdig en ontijdig, zoolang als het heden genaamd wordt; te meer daar ik tot die verkondiging stellige navraag had vanwege een geordenden kerkeraad, wiens ambt in het waken over de gemeente gegrond is niet in eene willekeurige menschelijke bepaling, maar in Gods onfeilbaar Woord. Wil men dit alles nu eene misdaad noemen van een ergerlijken aard, ik voor mijn persoon hoop mg, als een discipel van dien Heere, die niet wederschold, als Hij gescholden werd, dien smaad te laten welgevallen; ik hoop en wensch in de kracht van Hem, die mij kocht met Zijn bloed, mg nog meerder smaad en hoon, dan men mg zou willen aandoen, te laten welgevallen, verzekerd zijnde in mijn gemoed, dat mijn getrouwe God en Zaligmaker eenmaal mijn hoofd boven allen smaad en hoon zal verheffen. Ik zeg het nogmaals, ik wensch allen smaad en hoon te verdragen, maar om de prediking van het Woord van mijnen eeuwigen Koning na te laten, omdat menschen mij die prediking verbieden, zonder mij uit Gods Woord aan te toonen, dat ik mij de bediening, mg toevertrouwd, heb onwaardig gemaakt, dat kan, dat mag ik niet. Eenmaal heb ik voor het aanschijn des Al machtigen in de gemeente van ganscher harte Ja gezegd op de vraag: of ik niet gevoel in mijn hart, dat ik wettelijk van Gods gemeente en mitsdien van God zelven tot die heiligen dienst geroepen ben, en in dat gevoelen sta ik nog: ik kan dus ook alleen door Gods Woord gebonden worden, en moet derhalve uwe schorsing verwerpen, en, naar het voorbeeld van Paulus, Hand. 19: 9, van ulieden wijken; en daar de gemeente, waarover Je Heilige Geest mij gesteld heeft tot een herder en leeraar, zich eenparig verklaard heeft door de onderteekening met hare hand, dat hij zich van het tegenwoordig kerkbestuur afscheidt, blijf ik als herder en leeraar in dien post en op die plaats, waar de Heere mg gebracht heeft, en betuig nogmaals in den naam des Heeren, dat mijne gemeenschap met ulieden van nu voortaan ophoudt, totdat gijlieden met mij alles verwerpt, wat tegen den onfeilbaren regel van Gods Woord strijdig is.

H. P. SCHOLTE,
Bedienaar des Goddelijken Woords in de Gereformeerde Gemeente van Doveren, Genderen en Gansoyen.
Doveren, 1- Nov. 1834.

Ook dit stuk werd toegezonden aan alle Kerkbesturen, aan Zijne Majesteit den Koning en aan den Minister van Eeredienst.
We zien het, ds. Scholte laat alle verschil van leer rusten. Daarover was hij niet aangevallen. Als zijn misdaad was alleen genoemd, wat hij te Ulrum had gedaan, en daarom verdedigt hg zich ook alleen op dit eene punt en dit doet hij zeer beslist met een beroep op zijn ambt. Is het niet opmerkelijk, dat, evenmin als in de schorsing van ds. de Cock, ook in zijn schorsing Heen enkel beroep gedaan wordt op ‘s Heeren Woord en juist zij beiden zich verdedigen met een heenwijzen naar ‘s Heeren bevelen ?

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juli 1897

De Wekker | 4 Pagina's

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland, gedurende de laatste eeuw (VI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juli 1897

De Wekker | 4 Pagina's