Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tegenstanders

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tegenstanders

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En er zijn vele tegenstanders.” 1 Cor. 16 : 9

Al wat goed is, vindt in den regel veel tegenwerking in de wereld. Dit zou zeker niet het geval zijn, als de mensch zelf niet. zoo kwaad, zoo zondig was. In eene wereld vol jammer, moeite en verdriet kan nooit heerlijker en grooter weldaad zich openbaren dan de prediking van het Evangelie. Gods Woord is een licht, dat alle duisternis opklaart. Waar dat Woord en de prediking van dat Woord ontbreekt, daar kan van licht der vertroosting, van licht des levens, in den goeden zin van het woord, geen sprake zijn.
Door de zonde verblind, is echter de rnensch van nature afkeerig van het licht der goddelijke waarheid.
Men heeft de duisternis liever dan het licht, omdat zijne werken boos zijn.
Daaruit moet worden verklaard de vele en algemeene tegenstand, welken het Woord Gods overal, waar het komt, ondervindt.
Als een geheel eenig werktuig in de hand des Heeren, heelt Paulus, de apostel en dienstknecht van den Heere Jezus Christus, met al de gaven en krachten, hem door den Meere geschonken, gearbeid, om alom onder de Heidenen het Evangelie van Christus te prediken. En wat hij van de gemeente te Efeze schrijft, was de algemeene ervaring, niet alleen van hem, maar ook van zijne mededienaren: er waren vele tegenstanders.
Die tegenstanders werden op onderscheiden wijze openbaar; én door directe tegenspraak, openbare vervolging en duidelijk geteekende vijandschap, maar ook op andere wijze en onder anderen vorm, Als diezelfde Paulus gewaagt van de vele gevaren, waarin hij heeft verkeerd, spreekt hij onder meer ook van valsche broeders.
Ook daardoor had bij tegenstand ontmoet tegen het werk, dat de Heere hem had opgedragen.
Het Evangelie, niet naar den mensch, is geen wetboek, dat ons leert, wat er al gelaten en wat er al gedaan moet worden om zalig te worden, maar het begint vóór alle dingen te leeren, dat geheel het werk der zaligheid eene daad van Gods vrije genade is.
De souvereiniteit Gods treedt daarin en daarbij zoo krachtig mogelijk op den voorgrond. Het is de Heere, die den zondaar uit vrije gunst opzoekt, wederbaart, zalig maakt en van hem als van een kind der helle en des toorns maakt een voorwerp van Zijn welbehagen, een vat ter eere, om alzoo uit de grootste en diepste ellende te verhoogen en te brengen tot de hoogste heerlijkheid.
Daarin wordt de Heere verheerlijkt, maar ook volgt hieruit van zelf, dat de leer en de prediking van vrije genade den mensch op het diepst vernedert.
lmmers, als de zaligheid uit genade is, dan kan zij niet uit de werken zijn. Genade en werken zijn, wat den grond der zaligheid betreft, elkander uitsluitende begrippen en zaken.
Toch is dit de leidende gedachte, welke in de H. Schrift van het begin tot het einde wordt geleerd.
Het is het blijvende kenmerk der zuivere en onvervalschte prediking der dienaren van Christus, dat zij predikers zijn en als zoodanig zich openbaren van de genade Gods, in Christus geopenbaard, en van het eeuwig en onveranderlijk welbehagen Gods.
Die prediking komt tevens tot den mensch met de verzekering, dat al de ellende, waarin Adam’s geslacht deelt, niet aan den Schepper, maar alleen aan het schepsel te wijten is.
Het Evangelie van Gods genade kent als zoodanig geen uitzondering, duldt geen tegenspraak, geeft geen plaats of gelegenheid voor verontschuldiging. Allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods.
Voor zaligheid, die verdiend kan worden, al is er ook de grootste opoffering aan verbonden, is gehoor; zaligheid uit genade trekt niet aan, tenzij de mensch door Gods Geest grondig aan zijn ellendestaat wordt ontdekt, zich als een verlorene in Adam, zijn verbondshoofd, leert kennen, en alzoo door nood en behoefte wordt gedreven tot de vraag: »is er nog een middel om de straf, op de zonde bedreigd, te ontgaan?”
Zonde is tegenstand tegen God. Dit openbaarde zich reeds in de eerste zonde, en dat is liet karakter van alle zonde. Van nature geneigd om God, zijnen Schepper, te haten en niet alleen zijn Schepper, maar ook zijnen naaste, ziedaar het droeve, het vreeselijke van ‘s menschen bestaan, dat nergens duidelijker zich in uitspreekt dan juist daar en dan, als de Heere met het licht Zijner goddelijke waarheid tot den mensch afdaalt.
Zoolang een sterk gewapende zijnen hof bewaart, is al wat hij heeft, in vrede.
Zoolang de duivel vrij spel heeft en onbelemmerd zijne macht kan doen gelden, wordt van tegenstand niets openbaar. Om tegenstand te kunnen bieden moet ge een persoon of een macht naast of tegenover u hebben.
Waar nu het Woord komt, daar komt God zelf; want het is de Heere, die in dat Woord spreekt en door dat Woord zich openbaart.
Eene groote en krachtige deur was Paulus te Efeze geopend, om te verkondigen het evangelie der genade Gods. Eene schoone gelegenheid was den dienaar des Heeren geopend tot bereiking van het heerlijk doel, waar hij naar streefde. Vele en groote bezwaren waren reeds overwonnen, maar nog oordeelde hij het nuttig en noodzakelijk eenigen tijd in deze stad te blijven, alvorens naar Corinthe te komen; want er waren vele tegenstanders.
Dit was wel een bewijs, dat de Heere den arbeid van Zijnen dienaar te Efeze zegende. Groote en ongewone krachten, lezen we, zijn aldaar door de handen van Paulus geschied. Zijn optreden als dienaar en gezant van den Heere Jezus bleef niet onopgemerkt. Er werd winst gedaan voor het koninkrijk der hemelen.
Actie werkt reactie. De kracht, welke van het Evangelie uitging, wekte natuurlijk de vijandschap der menschen op. Hoe krachtiger de Heilige Geest in de gemeenten werkt, hoe feller in den regel de vijandschap des Boozen op allerlei wijze zich openbaart. Dit heeft de geschiedenis van alle eeuwen bewezen. Zoodra des Heeren apostelen optraden om onder Joden en Heidenen het evangelie der genade Gods te verkondigen, begon allerwege de macht der vijandschap zich tegen het koninkrijk van Christus te ontwikkelen.
Wie niet vóór Christus is, die is tegen Hem. Dit is nooit anders geweest en zal ook wel nooit anders worden.
Niemand kan twee heeren tegelijk dienen. Van een man als Paulus moest men niet verwachten, dat hij iets afdeed van den eisch des evangelies. Trouwens dit kenmerkt door alle tijden de ware en getrouwe dienaren des Heeren.
Zij zoeken niet het hunne, maar het heil der zielen en de eere Gods. Een evangelie naar den mensch kende Paulus niet. Zijne heilige roeping en hooge verantwoordelijkheid bewust, wenschte hij niet anders te weten dan Jezus en dien gekruist. Dit Evangelie was, als altijd, den Jood een ergernis en den Griek een dwaasheid. Vandaar zoovele tegenstanders, Valsche apostelen treden op, valsche broeders worden openbaar, gedurig wordt er onkruid gezaaid onder de tarwe, nu is het deze en dan weder een andere dwaling, waartegen de apostel te strijden heeft.
En evenals het een Paulus ging, zou. het ook later anderen dienaren des Heeren gaan. Allen leeren dezelfde woorden in hun eigen geschiedenis schrijven: »Er zijn vele tegenstanders.” Trouwens de aarden de natuur van aller roeping en arbeid brengt dit met zich. Wat is hun optreden anders als een bestendig oorlogvoeren tegen de machten der duisternis? Wat is hun roeping anders dan te waarschuwen en te vermanen en anderen te bidden: «Laat u met God verzoenen?” Kende men hen als gezanten, van God gezonden, — verstond men liet, dat het Gods liefde en ontferming is, die zich daarin openbaart, — bedacht men, dat er na dezen tijd geen tijd meer zijn zal, en dat we allen voor den rechterstoel van Christus moeten geopenbaard worden, — dan zou de arbeid, van ‘s Heeren wege verricht, worden erkend en geëerbiedigd. Dan zouden de voeten dergenen, die vrede verkondigen, allerwege en bij allen liefelijk zijn.
Maar helaas! verslaafd aan de zonde, aan de wereld en hare begeerlijkheden, verblind door het ongeloof, gevangen onder de macht des satans, ziet men geen heil in datgene, wat in des Heeren Naam wordt gepredikt.
De ééne onttrekt zich, de andere verzet zich, een derde lastert de waarheid, een vierde roept het schier luide uit tegenover den weidoenden God: »Wijk van mij; want in de kennis Uwer wegen heb ik geen lust.”
Zoo groot kan de macht der tegenstanders zijn onder de toelating des Heeren, dat het bij oogenblikken schijnt alsof alle arbeid des evangelies ijdel en nutteloos is.
Toch zal het Woord des Heeren nooit ledig wederkeeren. Altijd heeft het Woord Gods zijne uitwerking, hetzij dan dat het een reuk des levens ten leven of dat het een reuk des doods ten doode is.
Ontmoette een Paulus vele tegenstanders, ook aan voorstanders liet de Heere het hem niet ontbreken. Men moet den brief aan de gemeente te Efeze maar lezen, als men weten wil, wat vrucht en uitwerking de dienst van dezen apostel, gelijk elders, ook te Efeze had.
Wat al dankstof gaf de Heere Zijnen dienaar voor al de zegeningen, in Christus zoo genadiglijk geschonken!
Leesbare brieven van Christus, hartelijke liefde, geopenbaard in eenigheid des waren geloofs, bewees klaar als de dag, dat de Heere den arbeid, in Zijnen Naam en door Zijne kracht verricht, niet ongezegend liet.
Des Heeren raad zal bestaan en Hij zal al Zijn welbehagen doen. Van nature is de mensch gelijk aan een visch, die niet wil gevangen worden. Men biedt tegenstand, zoolang men kan. Alleen almachtige, alles overwinnende genade des Heiligen Geestes maakt van tegenstanders voorstanders, van vijanden vrienden, van vloekers bidders. Voor den Heere is niets te wonderlijk.
Onwilligen maakt de Heere gewillig, gelijk de blinden door Hem Het gezicht, de dooven door Hem het gehoor ontvangen. De grootste tegenstanders worden, door God bekeerd, de uitnemendste voorstanders. Daar is het voorbeeld van Paulus het bewijs van.
Om onder veel tegenstand te volharden in het ons aanbevolen werk is noodig, dat men bewust is van zijne roeping.
Daartoe is noodig vooral een hart, vervuld met liefde tot den Heere Jezus. Wordt dit gemist, dan mag men beginnen met dien arbeid, maar het zal moeilijk en zwaar, zoo niet volstrekt onmogelijk, zijn om te volharden ten einde toe. Er is dan ook weinig vrucht te verwachten. Er is niets heerlijkers onder de zon te bedenken voor een menschenkind dan verwaardigd te worden den Heere in het evangelie te mogen dienen. Geen wetenschappelijke graden, geen menschelijke eeretitels, geen aardsche schatten zijn hierbij te vergelijken. Niet alleen in ambtelijken arbeid, maar ook onder andere omstandigheden is het zoo groot, iets tot heil van onsterfelijke zielen te mogen doen. Allen kunnen geen apostelen, profeten, leeraars of ouderlingen zijn. En toch worden alle oprechte discipelen en discipelinnen d°s Heeren geroepen, is het niet in het ambt, dan daarbuiten, om te doen, wat de hand vindt om te doen. Ook ie eenvoudigste en geringste middelen wil de Heere zegenen. Is het niet groot, uitermate groot, een middel in des Heeren hand te mogen zijn, dat vijanden in vrienden, dat tegenstanders in voorstanders veranderen? En wat nog meer zegt: wat is het groot, als middel te mogen dienen tot eeuwige behoudenis van uw armen mede mensch!
Wie kan de waarde berekenen van slechts ééne ziel?
Veel arbeid, moeite en opoffering wordt vereischt om een onvruchtbare heide in vruchtgevende akkers te veranderen.
Toch geschiedt dit. En zou het u dan te veel en te zwaar zijn, die den Heere vreest, om uwe krachten en gaven ten nutte van anderen aan te leggen?
Menigeen heeft onder de geweldige macht der tegenstanders geweend en geworsteld, om daarna, door den Heere gesterkt, zich in de heerlijkste vrucht op den arbeid te verheugen.
Er zijn vele tegenstanders, maar bedenken we wel, Zulke tegenstanders waren ook ik en gij, bad de Heere zich onzer niet ontfermd. Als ge waarlijk een voorstander van het evangelie, een oprecht belijder van den Heere Jezus moogt zijn, dan dankt ge dit niet aan uwe afkomst, aan uwe gaven of aan iets dergelijks, dan dankt ge het alles en alleen aan Hem, die naar Zijn vrijmachtig welbehagen zich ontfermt over wien Hij wil en verhardt, wien Hij wil.
Dit te weten en dit wel te bedenken stemt alle aanvankelijk door God verloste zielen tot diepe verootmoediging. Dit deed ook een Paulus erkennen: „door de genade Gods ben ik, dat ik ben.”
Bij allen tegenstand, tegen het evangelie, tegen Christus en Zijn Rijk geopenbaard, blijft de belofte des Heeren vast’. »De poorten der hel zullen zijne: gemeente niet overweldigen.”
Uit alle geslachten, talen en volken vergadert Christus Zijne gemeente. Uier mengelen koren en kaf, tarwe en onkruid zich onder elkaar. Maar eenmaal komt de scheiding. Eenmaal treedt aan het licht het groote onderscheid tusschen vóór- en tegenstanders, tusschen de vrienden en de vijanden des Heeren. Hiervan bewust predikte des Heeren apostel tijdig en ontijdig en hield hij aan in het leeren en in het vermanen, wetende, dat zijn arbeid, in den Heere verricht, niet ijdel zon zijn.
Wie had ooit meer tegenstanders dan de Zone Gods zelf, toen deze op aarde om-wandelde? Hoe was schier alles tegen Hem gekeerd! Toch ging Zijn werk door. Hij, die eens weende voor de poorten van Jeruzalem wegens het ongeloof en de blindheid der Joden, stierf als een misdadiger op Golgotha, maar stond glorierijk op ten derden dage, voer later op naar den hemel en liet Zijne strijdende kerk op aarde de belofte achter:
»Ziet, Ik hen roet ulieden al de dagen tot de voleinding der eeuwen!”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 1897

De Wekker | 4 Pagina's

Tegenstanders

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 1897

De Wekker | 4 Pagina's