Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Houd, dat gij hebt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Houd, dat gij hebt

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

»Zie, Ik kom haastelijk; houd, dat gij hebt, opdat niemand uwe kroon neme.” Openb. v. Joh. 3 : 11.

»Gij hebt Mijn Woord bewaard en hebt Mijnen Naam niet verloochend.” Op de vraag: wie is het, die zulk een loffelijk getuigenis geeft van de gemeente te Phi-ladelphia? lezen we aan het hoofd van den brief, aan die gemeente gericht: „Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, die den sleutel Davids heeft, die opent en niemand sluit, en Hij sluit en niemand opent.”
Het is dezelfde Persoon, die aan Zijnen geliefden apostel Johannea op Patmos als de verhoogde en verheerlijkte Christus zich openbaarde met de woorden; „Ik ben de Eerste en de Laatste! En die leef en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid! Amen, En Ik heb de sleutels der hol en des doods.” Onder de zeven gemeenten van Klein-Azië schittert de gemeente van Philadelphia als een ster met bijzonderen glans.
Wel had die gemeente maar kleine kracht; wel had zij weinig aanzien, wat hare uiterlijke gestalte betrof; maar des te heerlijker was zij in het oog van haar Heere en Koning, wegens haar voorbeeldige trouw.
Toch dreigt ook deze gemeente bij den voortgang velerlei gevaar, gevaar van binnen en gevaar van buiten.
Heeft tot dusverre die gemeente, wier naam broederliefde beteekent, haar naam met eere gedragen, — bleef zij staande in de ure der verzoeking, — bood zij tegenstand aan de kracht der verleiding, — weerde zij, gewapend met het zwaard des Geestes den vijand steeds af, — Philadelphia zou de eerste niet zijn, als haar liefde ging verkoelen, als haar trouw ging wankelen, haar ijver ging verflauwen. Daarom wijst de Heere haar op Zijne komst, met de woorden: „Zie, Ik kom haastelijk”, haar opwekkende om te houden, wat zij heeft, ten einde niemand hare kroon roove.
De macht en de list van den Booze zijn zoo groot, de stroom, welke tegen haar komt, ia zoo geweldig, dat de woorden: houd, dat gij hebt, niet te ernstig kunnen behartigd worden.
Zoo langzaam en ongemerkt kan men afglijden van het eenmaal ingenomen standpunt. Zoo klein en schijnbaar onbeduidend kunnen de afwijkingen in den beginne zijn; zoo algemeen kan de inzinking van krachten zijn, dat juist door de algemeenheid dier openbaring de zaak zelve niet wordt opgemerkt. Zich bewust te zijn van het gevaar, waarin men verkeert, zoowel als van den toeleg des vijands om te verderven, ia een eerste vereischte, om te waken en te bidden te aller tijd. Houd, dat gij hebt, — houd de kroon, waarop uw vijand loert; want wee dengenen, die een kroon hebben gedragen, maar door achteloosheid, onverschilligheid, roekeloosheid, of waardoor dan ook, zich die kroon lieten ontrooven!
Tot die kroon behoorde hare trouw in het bewaren van het heilig Evangelie, het bewaren van hot woord der lijdzaamheid. Wie des Heeren Woord verlaat of verwerpt, die verwerpt God zelf, die verwerpt Christus, en daarmede den eenigen Naam, onder den hemel tot zaligheid geopenbaard. Dit geschiedt niet alleen door hen, die roekeloos met God en godsdienst spotten, — dat geschiedt niet alleen door beslist ongeloovige verwerping van al wat heilig is, maar dat begint met verslapping in de liefde, met loslaten nu eens van de eene en dan weder van do andere ons geopenbaarde waarheid. Men is niet op eens een beslist ongeloovige, men wordt niet op één dag een afvallige van de waarheid.
De woorden; „Houd, dat gij hebt,” willen maar niet zeggen : Houd een gedeelte, bond het voornaamste van hetgeen gij hebt. Ween, het komt er op aan alles te houden, wat de Heere als zoodanig uit genade gaf en geeft.
Als de strijd zoo zwaar is, dat overwinnen onmogelijk schijnt, dan is er bijzondere moed noodig om te volharden ten einde toe. Als men anderen ziet capituleeren, zich aan den vijand overgeven, dan komt zoo licht de gedachte op: zou het maar niet het beste zijn, hetzelfde te doen?
Als menschen uit de synagoge des Satans al liegende voorgeven, dat zij Joden zijn, dan is er opmerkzaamheid, waakzaamheid, een geest der onderscheiding noodig, zal men de ware en de valsche belijders kennen en van elkander weten te onderseheiden. „Houd, dat gij hebt.” Zoovelen hebben verloren, wat zij eenmaal hadden, Zouden menschen wellicht u beklagen, als ge uw geld, als ge uw naam, als ge uw brood, als ge uwe vrienden hadt verloren, het verliezen van do hier bedoelde kroon zegt nog veel meer. Wat van groots waarde ia, wordt in den regel zuinig bewaard. Hoe gegrond, hoe betamelijk, hoezeer in haar eigen belang is daarom voor de gemeente des Heeren in ’t algemeen on voor ieder geloovige in ’t bijzonder de behartiging dezer zoo vriendelijke en ernstige opwekking.
Een kroon van goud, een kroon van paarlen en allerlei edelgesteenten mag schitteren in de oogen van menschen, maar zulk een kroon is vergankelijk en maakt den mensch niet beminnelijker in de oogen des Heeren. Getrouw in’t geloof, in do liefde, in ’t bewaren van liet Woord Gods, is het sieraad, waarmee ge welgevallig zijt in de oogen van Hem, die haastelijk zal komen, om een ieder te vergelden naar zijne werken.
Was er aan dit leven geen eeuwigheid verbonden, was de komst des Heeren niet aanstaande, was niet ieder mensch verantwoordelijk voor zijne daden, dan was het wat anders.
Niet, die zichzelven prijst, maar die den Heere prijst, ia beproefd. Groote en zware beproevingen bad do gemeente te Philadelphia reeds doorstaan. Nog andere beproevingen stonden haar te wachten. En niet alleen haar. Het is de gemeente Gods op aarde voorspeld, geen enkel discipel of discipelin zal dit ontgaan.
Tijden en omstandigheden kunnen onderscheiden zijn, maar zelfs in de gunstigste omstandigheden is beproeving niet af te denken van het discipel schap van den Heere Jezus.
De duivel, de wereld en ons eigen vleesch houden niet op ons aan te vechten. De wereld is eene kampplaats, waarop veel, waarop aanhoudend strijd wordt gevoerd. De oorlog tusschen hot zaad der vrouw en het zaad der slang, in het Paradijs door God zelf verklaard, gaat door van eeuw tot eeuw en van geslacht tot geslacht. Het rijk der duisternis met Satan aan het hoofd voert krijg tegen Christus en Zijn Koninkrijk. Geweldig zijn de worstelingen, op dit benedenrond aanschouwd. Doch boe het ook ga en wat ook gebeure, de uitslag ia niet onzeker, niet twijfelachtig. Eenmaal zullen de koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Gods en Zijns Christi, en dan zal Christus de Heere als Koning heerschen tot in alle eeuwigheid. Gelukkig, wie in de hitte van den strijd nog als de gemeente te Philadelphia mag staan met de kroon op zijn hoofd, de kroon, die de mensch door eigen kracht nooit kan verwerven, maar die alleen te danken is aan Gods vrije genade en ondoorgrondelijke ontferming.
Op die kroon heeft do vijand het gemunt. Om die kroon is bet te doen. Om u daarvan te berooven, wordt geen moeite ontzien, geen middel onbeproefd gelaten. Leg die kroon maar af, geef die kroon maar over en de vijanden van Christus en Zijn koninkrijk steken het zwaard in de schede. Dijn houdt hot woelen on lagen loggen, dan houdt het uitdagen on strijdvoeren, dan houdt alle rustverstoring op. Dan bieden uwe vervolgers u hunne vriendschap, dan biedt de wereld u hare schatten en wellusten aan.
Dan roept men uw naam luide uit, dan wordt ge geroemd en geprezen door hen, die u nu naar ’t leven staan.
„Houd, dat gij hebt,” zoo roept de Koning en Veldheer Zijnen onderdanen toe; want is u uwe kroon eenmaal ontnomen, wat heil zal u dan wachten, wat bate zullen alle andere dingen u kunnen geven, zoo ge eenmaal het merkteeken van Jezus’ getrouwen mist!
Zwaar kan do beproeving zijn, en hoog kan de nood klimmen, maar de Heere komt, Hij komt haastelijk. Op zijn langst genomen, duurt de strijd, in ’t licht der eeuwigheid gezien, slechts kort. En wie beschrijft de heerlijkheid en zaligheid van hen, die, als de Heere komt, wakende, biddende en strijdende onder de vanen Zijner getrouwen zullen gebonden worden? Is het reeds groot, onbeschrijfelijk groot. hier de kroon der getrouwheid te mogen dragen, en deswege door den Heere geprezen te worden, wat zal het dan zijn eens de kroon des levens, den getrouwer toegezegd, uit genade te ontvangen ? Moeten anderen vreezen voor den dood, vreezen voor de komst des Heeren, vreezen voor de ontzaglijke openbaring van Christus heerlijkheid, zij, die in onverderfelijkheid den Heere Jezus hebben liefgehad, die het goede pand, hun toebetrouwd, hebben bewaard, hebben voor niets te vreezen Voor hen zal des Heeren komst geen oor zaak tot verschrikking, maar wel eene stof tot louter vreugde en blijdschap zijn De Heere komt, om hun te geven het einde en de verwachting. Eeuwige blijdschap en vrooiijkheid zal op hunne aangezichten zijn. De Heere komt niet slecht om de Zijnen te bemoedigen in den strijd, te troosten in de verdrukking, steun en hulpe te bieden in ellende en benauwdheid. Neen, de Heere komt om Zijn getrouwen voor eeuwig uit alle ellende en van allen strijd te verlossen. Hij komt om de laatste tranen van hunne aangezichten af te wisschen.
Daaraan gedachtig is het woord, aan de gemeente te Philadelphia gericht, rijk aan troost en bemoediging. En niet alleen voor die gemeente, maar dat woord is tevens van blijvende kracht.
Hoe ernstig en veelbeteekenend ie dit woord ook in deze tijden, waarin de afval zoo groot, de trouw zoo schaarsch, de strijd zoo zwaar en de verzoeking zoo algemeen is. Van zoovelen moet, helaas! worden getuigd, dat zij hunne kroon verloren hebben, en dat van hen niet meer kan gezegd worden: „Gij hebt Mijn Woord bewaard, on gij hebt Mijnen Naam niet verloochend!” Voor minder dan Ezau, die zijn eerstgeboorte voor linzenmoes verkocht, hebben zoovelen de goede belijdenis losgelaten,waarheid met leugen vermengd aangenomen, of zich geheel en al tegen de waarheid gekeerd, om, als kinderen der ongehoorzaamheid, God den rug en do wereld het aangezicht toe te keeren.
Tot die allen zegt de Heere niet: „houdt, dat gij hebt,” maar veeleer: iaat los, en breekt met alles, wat aftrekt van de gehoorzaamheid des Woords. Kiest u, wien gij dienen wilt, maar weet, dat gij geen twee heeren kunt dienen. Alleen de overwinnaars zullen gekroond, alleen die getrouw zullen bevonden worden, zullen de eeuwige zaligheid beërven. Aan hen zijn do heerlijkste beloften gedaan. Hoort, hoe de „Heilige en Waarachtige” tot Zijne Hem dierbare gemeente van Klein-Azië spreekt: „Die overwint, Ik zal hem maken tot een pilaar in den tempel Mijns Gods, en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven den naam Mijns Gods, en den naam der stad Mijns Gods, namelijk des nieuwen Jeruzalem, dat uit den hemel van Mijnen God afdaalt, en ook Mijnen nieuwen naam,” Welk eene alles overtreffen de heerlijkheid; niet maar een’ steen aan den geestelijken tempel, maar een pilaar, een zuil, wat zooveel meer zegt dan een steen. De naam Gods als bewijs, dat men hot eigendom is van Hem, wiens naam men draagt, en geteekend met den naam van het nieuwe Jeruzalem ten bewijze, dat men het burgerrecht bezit van die schoone stad, en eindelijk, geteekend daarenboven nog met den nieuwen naam van Christus, opdat blijkt, dat de aldus geteekende deel heeft aan de overwinning en aan de heerlijkheid van Zijnen Vorst!
Wel mag de apostel Johannes in zijn eersten zendbrief getuigen: „Geliefden! nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen, maar wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen; want wij zullen Hem zien gelijk Hij is.”
Houd dan, wat gij hebt, gemeente des Heeren! die door Gods genade des Heeren Naam niet verloochendet en Zijn Woord bewaardet! Houd, dat gij hebt, moegestreden strijder, die bij oogenblikken zuchtend en weenend uitroepen moet: hoe zal ik nog volharden ton einde toe? Houd, dat gij hebt, ook al ziet ge, dat het getal der vromen steeds kleiner wordt onder het inenscbclijk geslacht. Moet ge om des Heeren wil smaadheid dragen, verdrukking ondergaan, verzochten uitgeworpen worden wellicht, vrees geen der dingen, die gij lijden zult. De Heere kent uwe behoeften. Hij weet, dat ge kleine kracht hebt.
Zie iu alle beproevingen slechts op Hem, die om de vreugde, Hem voorgesteld, het kruis verdragen en de schande veracht heeft.
Dan zult ga, zwak en machteloos in uzelven, sterk zijn in den Heere, uwen God. De poorten der hel zullen Christus’ gemeente niet overweldigen. Geen enkele van den Vader Hem gegevene zal uit de hand van den goeden Herder worden gerukt. Geen grooter lof’ en eer in dit leven, geen voortreffelijker grafschrift, dan dat in waarheid van u kan worden getuigd, wat de roem en de eere was van de gemeente te Philadelphia.
Om aan den billijken eisen der goddelijke liefde te beantwoorden en te houden, wat gij hebt, zal ten einde toe noodig zijn als een trouwe krijgsman op post te staan, aangedaan hebbende de gansene wapenrusting Gods. Aan allerlei krijgslist en sirenengeftuit ontbreekt het den vijand niet. Wat met geweld niet is te krijgen, tracht hij als sluipmoordenaar machtig te worden.
En als ook dit niet gelukt, zal hij wellicht u toonen al de koninkrijken dezer wereld. Wacht u voor des vijands zwaard, maar wacht u niet minder voor zijn schoone woorden. Hoed u voor de slang, die bij den weg kruipt en in het gras wegschuilt, zoowel als voor den ruiter, die met geweld op u aanstormt.
Houd, dat gij hebt, niet. in eigen kracht, of door uw eigen wijsheid, maar eenig en alleen door de genade van Hem, die mildelijk geeft en niet verwijt allen, die tot Hem komen.
„Zie, Ik kom haastelijk.” En bij de komst des Heeren zult ge met of zonder kroon zijn.
Zondeslaven wij de Heere tot kroondragers maken!
Dat vermag genade alleen!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1897

De Wekker | 4 Pagina's

Houd, dat gij hebt

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1897

De Wekker | 4 Pagina's