Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Opgang uit de hoogte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Opgang uit de hoogte

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

… »met welke ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte.” Luk. 1 : 78.6

»Wat zal toch dit kindeken wezen ?” Zoo vraagde men alom, toen de zoon van Zacharias en Elisabeth was geboren, als het kind, dat zooveel van zich deed spreken, en van hetwelke zulke heerlijke dingen werden gezegd.
In dat kindeken verscheen de lang beloofde Wegbereider van den Messias. Dat kind was een gave Gods, op ‘t gebed van den godvruchtigen Zacharias geschonken, en velen zouden zich over zijne geboorte verblijden. Want,” zoo had de engel Gabriël getuigd, »hij zal groot zijn voorden Heere: noch wijn noch sterken drank zal hij drinken, en hij zal mot den Heiligen Geest vervuld worden, ook van zijner moeders lijf aan. En hij zal velen der kinderen Israëls bekeeren tot den Heere, hunnen God. En hij zal voor Hem heengaan, in den geest en de kracht van Elias, om te bekeeren de harten der vaderen tot de kinderen, en de ongehoorzamen tot de voorzichtigheid der rechtvaardigen, om den Heere te bereiden een toegerust volk.”
Zacharias, verwonderd en twijfelmoedig over zulk eene voor hem onverklaarbare toezegging, vraagt aan den engel: ,Waarbij zal ik dat weten ?” en krijgt ten antwoord: »Gij zult zwijgen en niet kunnen spreken, tot op den dag, dat deze dingen geschied zullen zijn, om diens wil, dat gij mijne woorden niet geloofd hebt, welke vervuld zullen worden op hunnen tijd.”
Eindelijk was die tijd aangebroken. Dat kind is geboren.
Acht dagen oud geworden, zal het overeenkomstig de wet worden besneden, en overeenkomstig het woord des engels wordt, op nadrukkelijk bevel van den nog altijd stommen vader, dat kind "Johannes” genaamd.
En nu des Heeren woord en belofte, door den engel Gabriel aan Zacharias geopenbaard, is vervuld, wordt door des Heeren wondermacht de mond van Zacharias geopend en zijne tong losgemaakt en looft hij den Heere.
En in dien Godverheerlijkenden lofzang van dezen reeds grijs geworden priester lezen we het antwoord op de vraag van de lippen der menigte vernomen: "Wat zal toch dit kindeken wezen?”
Dat antwoord is niet slechts de gedachte of het oordeel van den vader des kinds, neen, het is eene door den Heiligen Geest profetische voorzegging van de groote beteekenis, waartoe dit kind is geboren. In dien Johannes zal blaken, dat de Heere, de God Israels, Zijn volk gedenkt, Zijne belofte, aan de vaderen gedaan, vervult, en dat het verbond met Abraham en Zijn zaad vast blijft tol in eeuwigheid.
Dat kindeken zal een profeet des Allerhoogsten genaamd worden, het zal heengaan voor het aangezicht des Heeren om Zijne wegen te bereiden, om Zijn volk kennis der zaligheid te geven, in vergeving hunner zonden, door de innerlijke bewegingen des barmhartigheid onzes Gods, met welke ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte.”
Jesaja, Maleachi en andere van Gods heilige profeten hadden de komst van den Messias voorspeld en onder allerlei vorm der heilige symboliek voorgesteld als den Spruit uit het geslacht van David, als een rijsje uit den afgehouwen tronk van Isaï, als een tak van een hoogen Ceder, die geplant zou worden op een hoogen berg.
De laatste van Israels profeten had gesproken van de Zon der Gerechtigheid”, welke zon opgaan over degenen, die den Heere vreezen.
De verschoning van Johannes was als het morgenrood, dat den opgang der zon aankondigt.
En gelijk de zon, ter kimme gerezen, haar glansrijk licht over de aarde verspreidt, zoo ook zou door hem verschijnen van Christus, als de Zon der gerechtigheid, dat licht komen, waar een Jesaja van had getuigd, toen hij zijnen tijdgenooten predikte:
»Ziet, uw licht komt en de heerlijkheid des Heeren gaat over U op.”
Zonder dat licht is de wereld, is het leven, is al wat in den mensch is, enkel duisternis.
Johannes was het licht niet, maar hg was gezonden, opdat hij van het licht getuigen zou.
Daartoe zou Johannes als de wegbereider van Christus het volk des Heeren bekend maken, dat de zaligheid nu geopenbaard werd in de vergeving der zonden, door den Verlosser, die weldra stond te komen, en met wiens komst de bedeeling der wet plaats maken zou voor de bedeeling der genade.
De profetische bediening van Johannes zou niet bestaan, als die der oude profeten, in het voorspellen van de komst van den Messias, maar in het gaan vóór het aangezicht des Heeren en in het toebereiden van den weg, dien de Messias zou bewandelen.
Door het geloof ziet Zacharias én in de komst van den Zaligmaker én in het optreden van Zijnen wegbereider de innerlijke bewegingen der barmbartigheid Gods.
Niet van beneden, maar van boven, niet uit de aarde, maar uit den hemel, zal door Gods ontferming de verlossing komen.
Eeuwen lang is er naar uitgezien, steeds heeft Gods oude volk op de vervulling van des Heeren belofte gehoopt, en thans ziet Zacharias hoe de Heere op weg is om de duisternis tot licht te maken.
Wat niet één profeet, die vóór hem geweest is, heeft kunnen zeggen, dat zal Johannes straks, predikende aan de Jordaan, zijn tijdgenooten kunnen toeroepen: Ziet het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt!”
Dat licht kan wetenschap of kunst niet uitdenken. Dat was het licht, dat véle duisternis opklaart, het licht der kennis, tot zaligheid onmisbaar.
Israels grootheid als volk en natie was voorbij.
‘t Scheen alsof de Heere Zijn volk had vergeten.
Slechts hier en daar werd nog een enkele gevonden, die in wat anders dan in staatkundige herstelling en verlossing uitzagen naar heil.
Altijd was er nog een overblijfsel naar de verkiezing der genade, dat daar hoopte op den Heere en op de vervulling Zijner zoo dierbare beloften.
Zacharias is één dier gelukkigen en door God gezegenden. Zijne hoop wordt niet beschaamd.
Vóór zijn verscheiden van deze aaide mogen zijne oogen het aanschouwen en mag hij het anderen prediken, dat de God Abrahams Zijn volk heeft bezocht.
Geen wonder, dat hij den Heere looit; want zijne ziel is in God verheugd. Gelijk later een Simeon in den tempel, zoo kan ook hg nu wel zeggen: »Heere, mijne oogen hebben uwe zaligheid gezien.”
Wat nog duister was gebleven in den' dienst der schaduwen en offeranden, zou door den opgang van het licht uit de hoogte worden opgeklaard.
Het bloed van stieren en bokken kan de zonde niet wegnemen. Brandoffer en slachtoffer konden Gode niet behagen. Maar de komst van Hem, van wien in de rolle des boeks was geschreven, kan volkomen bevrediging geven aan al de behoeften van het zondaarshart.
Zoo ziet Zacharias op naar boven, van waar het licht komt. Zoo ziet hij door het geloof Gods weg in het heiligdom. Zoo zegt zijne ziel amen op al die wondervolle wegen en leidingen Gods, met Zijn Israël gehouden. Van deze berghoogte des geloofs staart hg in ‘t rond, om, met lof en dank aan zijnen God vervuld, te erkennen : dat is alles en alleen toe te schrgven aan de onkreukbare trouw, aan de eeuwige liefde, aan de innerlijke bewegingen der barmhartigheid Gods.
Dan alleen wordt de mensch waarlijk klein, en dan ontvangt God de Heere de eer van alles, als hij als Zacharias op dien Opgang uit de hoogte, op dien oorsprong aller genade zijne blikken richt.
Om zich 700 in den Heere te kunnen verheugen over het groote en uitgebreide heil, dat Christus, als de Opgang uit de hoogte, zou te weeg brengen, moest Zacharias een uitgebreide kennis bezitten van de beloften en openbaringen Gods, omtrent den Messias gedaan.
Duidelijk blijkt dan ook uit zijn hoog verheven loflied, dat hij in Hem meer verwacht dan een groot profeet, meer dan een aardsch priester, meer dan een koning met een vergankelijk koninkrijk. Mozes had Zijne komst aangekondigd als die van een Profeet, dien de Heere uit het midden der broederen zou verwekken. Anderen hadden Hem voorgesteld als den Priester naar de ordening van Melchizedek; maar ook aan duidelijke en afdoende voorzegging en van Zijne afkomst van den hemel, van Zijn optreden zoowel in de goddelijke als in de menschelijke natuur, had het onder de oude bedeeling niet ontbroken.
In de psalmen lezen we van Hem als van Gods gezalfden Koning over Zion, den berg van Gods heiligheid.
Jesaja teekent Hem met de heerschappij op Zijnen schouder en getuigt van Hem: »Men noemt Zijnen naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst.”
En, om niet meer te noemen, Jeremia profeteert, dat de naam, waarmede Hij genoemd zal worden, zijn zal: »De Heere onze Gerechtigheid.”
Heeft de Heere door de mond Zijner heilige profeten gesproken, naar Zacharias' woorden, van een hoorn der zaligheid, opgericht in het huis van David, de Godlovende priester kent deze herhaalde openbaringen, en ongetwijfeld is hij daarmede op geloovige wijze werkzaam geweest. Het zal zijne bede en zijn stil verlangen zijn geweest, of het Gode mocht behagen, dien tijd te doen aanbreken, dat in deze duisternis der tijden het licht van Gods ontferming mocht opgaan.
En zie, daar komt de morgenschemering, het morgenrood, de dageraad, en straks straalt het volle licht van Christus als de Zon der Gerechtigheid eerst Israël, en weldra ook den volken buiten Israël, in de oogen!
Niet op eens, maar als de zon, wanneer zij opgaat in hare kracht. Niet alles op eens, maar alles naar Gods wijzen raad en overeenkomstig Zijn eeuwig voornemen. Eerst de Wegbereider, die als boetprediker het in slaap gesluimerde volk wekt. Eerst de Heraut, die voor het aangezicht van zijnen Koning henengaat, dan de Koning zelf. En ook de Koning niet op eens in Zijne volle glorie en luister: eerst het wonderkindeken in de kribbe te Bethlehem, wiens eer en grootheid door Gods heilige engelen in de velden van Ephrata wordt bezongen, dan de Profeet, machtig in woorden en werken voor God en al het volk, eindelijk de aan het kruis genagelde Jezus, die stervende nog bewijst den sleutel te hebben van ‘t hemelsch Paradijs, om ten laatste als de uit den dood opgewekte Heere uit den hemel van heerlijkheid tot heerlijkheid voort te gaan.
In het begin dezer heerlijke openbaringen ziet Zacharias het einde. Dat is het geloof eigen. Het einde is aan het begin, gelijk de vervulling aan de belofte, onafscheidelijk verbonden.
En wie zou, deelgenoot dier goddelijke gunst, niet als een Zacharias zich in den Heere verblijden?
Daaruit moet het worden verklaard, hoe Gods kinderen, al zijn zij nog tot de volle verzekering des geloofs niet gekomen, al behooren ze nog tot de kinderkens en niet tot de vaders in ‘t geloof, al hebben ze nog gedurig te worstelen met allerlei bekommernissen, toch — zij het dan ook slechts bij oogenblikken,— zich in den Heere kunnen verblijden. Naarmate echter het licht van dien Opgang uit de hoogte in u en bij u door wolken en nevelen heenbreekt, naar die mate zal het u duidelijker worden, hoe groot, hoe onuitsprekelijk groot de weldaad is, door Gods ontferming u te beurt gevallen.
Dat maakt dan ook de beteekenis zoo groot van ‘t heugelijk feest, dat Christus' Kerk op aarde bij vernieuwing tegemoet gaat. Dat kenschetst zoo schoon en zoo eigenaardig de heerlijkheid van het kerstwonder, want met de komst van Christus in het vleesch is de Zon der Gerechtigheid opgegaan.
Wel had de Heere ook in vroeger eeuwen van Zijne ontfermingen aan Abrahams zaad doen blijken, maar niet in die mate en niet op die wijze, als waarmede de nieuwe bedeeling nu aanving. Dit was de laatste ure. Deze zou de meest heerlijke zijn, en niet voor Israël alleen, maar ook voor de Heidenwereld. Wel allereeist voor Israël, maar van uit de Joden zou de zaligheid ook den Heidenen geworden.
Erkent de vrome Israëliet: dat heb ik en dat hebben wij te danken aan de innerlijke bewegingen der barmhartigheid Gods, te meur betaamt die erkentenis aan allen, die uit de Heidenen zijn en nu in ‘t licht van de Zon der Gerechtigheid mogen deelen.
Het eerste hoofdstuk uit het evangelie van Lukas is de inleiding op de heerlijkste aller geschiedenissen.
Bet is als een voorhof, waarmede ons de toegang is aangewezen tot het binnenste heiligdom.
Het is de voorzang van den lofzang, waarmede het lied van Christus verlosten aanvangt: »Gij hebt ons Gode gekocht met Uw bloed!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 december 1897

De Wekker | 4 Pagina's

De Opgang uit de hoogte

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 december 1897

De Wekker | 4 Pagina's