Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De gemeente des levenden Gods een pilaar en vastigheid der waarheid.” 1

Bekijk het origineel

„De gemeente des levenden Gods een pilaar en vastigheid der waarheid.” 1

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.
In deze zinrijke benaming, welke wij lezen in 1 Tim. 3: 15, komt zoo treffend uit, welke de roeping is van de gemeente des Heeren, als draagster en bewaarster der goddelijke waarheid. Daartoe was Israël geroepen onder de oude bedeeling, en daartoe roept en verwaardigt de Heere Zijne gemeente, welke thans uit alle volkeren vergaderd wordt. Het is de Heere, die Zijne gemeente heeft gebouwd en gegrondvest op onwrikbare vastigheden. Naar Zijn eeuwig en wijs bestek gaat de groote Bouwmeester steeds voort met Zij huis, het groote Godsgebouw Zijner gemeente, te voltooien.
Zoo schrijft Petrus, dat de geloovigen als levende steenen worden gebouwd tot een geestelijk huis. Van dit gebouw is Christus de uiterste Hoeksteen, waarop het geheele gebouw rust. Die grondslag is vaster dan van de bergen der aarde. Deze kunnen bewogen worden uit hare plaats, maar Jezus Christus, de Heere, is gisteren en heden in eeuwigheid dezelfde. Hij is de waarachtige God en het eeuwige leven.
De waarheid is uit God, en aan Zijne gemeente is de waarheid geopenbaard.
Geroepen om haar licht te laten schijnen voor de menschen, treedt de gemeente Gods in de wereld op als draagster van het licht.
Dat licht zelf is uit God, maar de gemeente is geroepen om dat licht in de wereld uit te dragen, te openbaren, waardoor een weldadige invloed van haar uitgaat, aangezien buiten dut licht alles duisternis is.
En gelijk de zon aan den hemel gedurig door zwarte wolken kan bedreigd worden in het verspreiden van haar glans en heerlijkheid, zoo ook ontbreekt het niet aan allerlei bezwaren, waarmede de verbreiding van het licht der goddelijke waarheid heeft te worstelen.
Om te beantwoorden aan den hoogen eisch, in dezen zoo zinrijken naam begrepen, moet de gemeente de waarheid openbaren, bekend maken, verbreiden niet alleen, maar ook handhaven.
Daartoe is haar noodig de leiding en onderwijzing des Heiligen Geestes, ten einde de waarheid van den leugen wél te kannen onderscheiden, en wars van alle ijdele filosofie, wars van alle dwalingen, getrouw aan haar hooge en heerlijke roeping, het goede pand, haar toebetrouwd, onberispelijk te bewaren.
Aan zijn geestelijken zoon Timotheus schrift de apostel vele dingen, welke hierop betrekking hebben, opdat deze weten moge, hoe men in het huis Gods moet verkeeren, hetwelk is de gemeente des levenden Gods.
Niet voor Timotheus alleen is het noodig dit te weten, maar ook opdat deze wederom aan anderen zou bevelen en hen vermanen, hoe zij als huis verzorgers Gods zich hadden te gedragen.
Was de kerk des Heeren, dat is de gemeente des levenden Gods, een stichting van menschelijken oorsprong, dan zeker zou de benaming »een pilaar en vastigheid der waarheid” al een zeer weinig passende naam zijn. De mensch zelf is der vergankelijkheid onderworpen. Al zijne heerlijkheid is gelijk aan die van een bloem des velds. En gelijk met den mensch, alzoo gaat het ook met alles, wat uit den mensch is.
Nu echter de gemeente haar oorsprong niet heeft in den mensch, maar in God zelf, die haar verkozen heeft van vóór de grondlegging der wereld, en Christus, als de Zoon des levenden Gods, het Hoofd des lichaams, namelijk der gemeente is, zoodat de gemeente Christus tot haar Hoofd heeft en Hij tevens het fondament is, waarop het geheele gebouw rust, en Hij als de Heere, als de Eigenaar, met Zijn Geest en Woord in Zijne gemeente woont en werkt, kan met het volste recht Gods gemeente een pilaar en vastigheid der waarheid worden geheeten.
Sommige uitleggers hebben gemeend, dat deze laatste woorden van vs. 15 betrekking hebben op vs. 16, waarmede de apostel dan bijzonder zou bedoeld hebben de openbaring van God in het vleesch, eene waarheid, welke als een pilaar en vastigheid van geheel de leer der waarheid en der verlossing zou moeten worden aangemerkt. Deze uitleggers meenen, dat vooral voor deze opvatting pleit, dat anders in vs. 15 de gemeente èn als een huis èn als een pilaar zou voorkomen, wat moeilijk kan, zooals men dan zegt, omdat een pilaar wel een gedeelte van het huis, maar nooit het geheele huis kan zijn. Onze geachte kantteekenaars, Calvijn en andere voorname exegeten, hebben echter deze uitlegging niet gevolgd, maar laten, onzes inziens zeer terecht, de woorden »pilaar en vastigheid der waarheid” wel degelijk slaan op het »huis Gods, hetwelk is de gemeente des levenden Gods.” Het kan niet in de bedoeling liggen van den apostel, de woorden »huis” en »pilaar” synoniem te nemen, maar kennelijk wijst de constructie aan, dat de woorden » pilaar en vastigheid der waarheid” tot nadere omschrijving en bepaling dienen van de voorafgaande woorden: »het huis Gods, hetwelk is de gemeente des levenden Gods.”
Volkomen stemmen we dan ook in met hetgeen Calvijn hierbij aanteekent, als hij zegt: De gemeente toch is daarom een pilaar en vastigheid der waarheid, omdat zij door haren dienst de waarheid handhaaft en verbreidt. God daalt niet zelf tot ons uit den hemel neder en zendt niet dagelijks Zijne engelen om Zijne waarheid uit te breiden; doch Hij maakt daartoe gebruik van Zijne dienaren, die Hij daartoe verordend heeft.....En ook om deze zelfde reden wordt de gemeente een pilaar der waarheid genoemd, omdat de taak, die God aan haar heeft toevertrouwd, om de leer te handhaven en te bewaren, het eenige middel is, dat Hij aanwendt om de waarheid te behouden, opdat zij niet uit de geheugens der menschen verdwijne..... Paulus bedoelt alzoo eenvoudig, wat hij met andere woorden zegt in Rom. 10: 17, dat er geen geloof zou zijn, indien er geene prediking ware, dewijl het geloof is uit het gehoor..... Zoo wordt dan deze lof den dienst des Woords toegekend, dat, indien deze weggenomen wordt, de waarheid Gods vervalt.....
Eindelijk trekt Calvijn uit deze uitbreiding en verklaring de conclusie, dat, indien de gemeente is een pilaar (kolom) der waarheid, daaruit volgt, dat het geen gemeente is, waar de waarheid niet alleen begraven ligt, maar gruwelijk is nedergeworpen en omgekeerd en met voeten wordt getreden. »Paulus wil geen gemeente bekend (erkend) hebben, anders als waar de waarheid Gods in eere is en duidelijk beleden wordt.”
Blijkt hieruit genoegzaam, hoe zinrijk de benaming is, als de Gemeente Gods wordt genoemd »een pilaar en vastigheid der waarheid”, dan volgt daaruit, dat het lang niet hetzelfde is, hoe men daartegenover zich gedraagt.
J. Wisse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juli 1898

De Wekker | 4 Pagina's

„De gemeente des levenden Gods een pilaar en vastigheid der waarheid.” 1

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juli 1898

De Wekker | 4 Pagina's