Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over het afleggen der belijdenis 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over het afleggen der belijdenis 1

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Allen, die geboren zijn, uit geloovige ouders zijn krachtens die geboorte als lidmaten der kerk te beschouwen. Als zoo-danigen hebben zij recht op al de zorgen dier kerk tot het ontvangen van den Heiligen doop, van het onderwijs in de leer der godzaligheid en van alle opzicht en bestuur, welke door de opzieners en leden kan worden gegeven. Die lidmaten zijn, of nog niet of wel tot het Avondmaal toegelaten, hebben of niet of wel beslissende stem in de vergaderingen der gemeente, indien zij tot het mannelijk geslacht behooren enz. Aangezien zij, die waarlijk gereformeerd zijn, hen die uit geloovige ouders geboren zijn, daarom nog niet voor wedergeboren houden, noch, omdat zij gedoopt zijn, voor met den Heil. Geest vervuld, eischt de kerk, dat vóór de toelating tot het heilig Avondmaal eerst kennis verkregen zij van de beteekenis er van. Die toch onwaardiglijk eet en drinkt, dat is die niet onderscheidt het lichaam en bloed des Heeren, eet en drinkt zich zelven een oordeel. Opzieners zijn aan hunne lidmaten verplicht daartegen te waken. Daarom moet vooraf belijdenis door hen, die begeeren toegelaten te worden, geschieden. De kerkeraad moet eerst er verzekerd van worden, en door hem de gemeente, dat voldoende kennis aanwezig zij van de bondzegelen, en deze kan niet aanwezig zijn zonder kennis van de hoofdzijden der waarheid, maar ook niet zonder dat ten minste eene zondaarsbehoefte bestaat; zonder deze toch kan er geen begrip van bestaan.
Wie nu belijdenis mogen en moeten doen, is eene vraag waarop geen eenstemmig antwoord wordt gegeven, Aan de eene zijde, en men vindt het vooral in het Noorden, meent men, dat men eerst de verzekerdheid bezitten moet het eigendom des Heeren te zijn, terwijl aan de andere, en het wordt meer in het Zuiden gevonden, de belijdenis vaak niet veel verschilt van het afleggen van een examen. Noch het een noch het ander is juist; ook hier ligt de waarheid in het midden. Was uitwendige kennis het eenige en niets meer, hoe kan het dan in verband staan met het Heilig Avondmaal? Mochten alleen verzekerde geloovigen worden toegelaten, zoude dan terecht door onzen Catechismus worden geleerd, dat de sacramenten dienen tot versterking des geloofs en Psalm 22 mede ten disch geleid wil zien, die ’t stof bewonen en die zijn ziel bij ’t leven nu niet meer heeft kunnen houden?
Tot het verkrijgen van de zoo noodige eenstemmigheid zoude ik onzen broeders en zusters wel willen opwekken om ernstig studie te maken van de vragen, welke bij de belijdenis moeten worden beantwoord en zichzelven ernstig te beproeven of zij daarop het »ja” kunnen antwoorden. Indien niet, dat zij zich dan onthouden, indien wel dat zij dan ook door ingewortelde meeningen, door gewoonten enz. zich niet laten terughouden.
De vragen zijn deze: 1o. verklaart en erkent gij, dat gij de leer onzer kerk, voor zoover gij die geleerd, gehoord en beleden hebt, houdt voor de ware en zaligmakende leer, overeenkomende met de heilige schriften ?
2o. Belooft gij, dat gij door Gods genade in de belijdenis van die zaligmakende leer standvastig zult blijven en daarin leven en sterven ?
3o. Belooft gij, dat gij volgens deze heilige leer uw leven door Christus hulp en genade, godzalig, eerlijk en onstraffelijk zult aanstellen en uwe belijdenis met goede werken versieren?
4o. Belooft gij, dat gij u wilt onderwerpen en onderdanig zult zijn aan de opwekkingen, bestraffingen en kerkelijke tucht, indien het kwam te gebeuren (hetwelk God verhoede), dat gij in leer of zeden u mocht te buiten gaan?
Men gevoelt, dat deze vragen door Voetius met veel bedachtzaamheid zijn gesteld en volgens deze Belijdenis des geloofs volstrekt niet maar wordt aanduid het geven van bewijzen, dat men op de catechisatie vlijtig heeft geleerd, maar ook niet, zooals de vragen voor den bejaarden doop eischen, met beslistheid betuigd »een lid van Christus en van Zijne kerk door de kracht des Heiligen Geestes geworden te zijn.”
De hoofdman erkende onwaard te zijn, dat de Heere onder zijn dak kwam, en dat één woord zijn knecht kon genezen. Naar dat woord begeerde hij, en die man wordt groot in geloof genaamd. De Kananesche wilde onder de hondekens worden gerekend en begeerde van de kruimkens te eten. De Heere noemde haar geloof groot.
Waar kennis is van den eenigen weg der zaligheid en de behoefte bestaat aan genade mag men en moet men zich bij de Kerk des Heeren voegen, begeerende door de gemeenschap der gemeente tot vaster geloof te worden opgeleid.
(Wordt vervolgd.)
van Lingen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1898

De Wekker | 4 Pagina's

Over het afleggen der belijdenis 1

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1898

De Wekker | 4 Pagina's