Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aanzien des persoons

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aanzien des persoons

3 minuten leestijd

De voorstelling der gerechtigheid bij de ouden was eene geblinddoekte vrouw met het zwaard in de eene, een weegschaal in de andere hand. Wie recht wil oordeelen mag geen oog hebben op stand of rijkdom, allerminst mag hij zich laten bewegen door de overweging van wat men voor zichzelven ten goede of ten kwade ondervonden heeft of nog ondervinden kan. De Spreukendichter (24 : 23) zegt: »het aangezicht in het gericht te kennen is niet goed.”
Van den Heere God zegt Elihu (Job 34 : 19): „die het aangezicht der vorsten niet aanneemt, en den rijke voor den arme niet kent, want zij zijn allen Zijner handenwerk,” en Petrus riep in het huis van Cornelius uit (Hand. 10 : 34): »Ik verneem in der waarheid, dat God geen aannemer des persoons is.”
Voor ons menschen is er wel bijzondere genade noodig om ons niet te laten verblinden. Het is toch zeker, dat hetzelfde woord van den eenen, dien wij lief hebben, met aangenaamheid wordt ontvangen, terwijl dat eens anderen, tegen wien iets in ons hart is, in kwaden zin opgenomen wordt en verstoord maakt. Van iemand met een innemend karakter gelooft men eerder, dat hij op weg naar den hemel is, dan van iemand, die iets afstuitends in zijne natuur heeft. Alle broeders toch zijn nog geene lieve broeders.
Vooral hebben familiebanden grooten invloed. Een vader ziet vaak het kwaad in zijn zoon voorbij en heeft groote gedachten van hem. Zoo wordt een bekend doch minder schoon klinkend spreekwoord bewaarheid: »ieder denkt, dat zijn uil een valk is.”
De Heilige Schrift wijst er ons op in Neh. 6 : 17 vv. Er waren aanzienlijken in Israël die briefwisseling onderhielden met Tobia en Nehemia’s woorden en daden overbrachten. Welke was de reden? Dat Tobia een schoonzoon was van Sechanga, den zoon van Arah, en zijn zoon Johanan had genomen de dochter van Mesullam, den zoon van Berechja.” Familiebetrekking dus maakte tot verraders.
In den regel is het van grooten invloed op ‘s menschen beschouwing of zoon of dochter of vriend of wij zelven met iets gebaat zijn. Ware het in persoonlijk nadeel men zou er met alle kracht tegen ijveren, terwijl men bij verwachting van voordeel voor ons of de onzen alles aanwendt om het volvoerd te zien.
Alle eigen belang terzijde te stellen en een rechtvaardig oordeel te vellen is zeker eene moeielijke zaak. Toch wordt het door God van ons geëischt. Niet ons belang of dat der onzen of dat van een enkelen mag ons besturen, maar Gods woord. Niet wat baat het ons, maar wat is recht mag alleen worden gevraagd.
De Hoogepriester droeg in den borstlap de steenen Urim en Thummin om daardoor te kennen te geven, dat hij alleen in zijn binnenste begeerde wat licht en recht was. Ook wij moeten in ons hart voor God en menschen ten allen tijde en in alles die beide bezitten.
van Lingen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 1898

De Wekker | 4 Pagina's

Aanzien des persoons

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 1898

De Wekker | 4 Pagina's