Kleeding 2

(Vervolg.)
De Heilige Schrift-spreekt van een kleed Gods. Daniël (7 : 9) zag den »Oude van dagen,” wiens kleed wit was als de sneeuw en de Psalmist zingt (104 : 2) »Hij bedekt Zich met het licht als met een kleed.”
Van onzen Heere lezen wij, dat Zijn rok was zonder naad (Joh. 19 : 23). Als de ongelukkige vrouw den zoom aanraakte werd zij genezen door de kracht, welke van den Heere uitging (Matth. 9 : 20 v.)
In den hemel zag Johannes, den zoon des menschen bekleed met een lang kleed (Openb. 1 : 13) en later dit met bloed geverwd en evenals zijne dije beschreven met den naam: » Koning der koningen en Heere der heeren” (Openb. 19 : 13 en 16.)
Als de Engelen zich op aarde vertoonden waren zij bedekt met blinkende kleeding (Luk. 24 : 4, Job. 20 : 12), gelijk zij aan de zaligen in den hemel zijn beloofd (Openb. 3 : 5; 7 : 9; 4 : 4.)
Zijn hier alle onze gerechtigheden als een wegwerpelijk kleed, van de gezaligden in den hemel wordt gezegd: »Deze zijn het, die uit de groote verdrukking komen, en zij hebben hunne lange kleederen gewasschen, en hebben hunne lange kleederen wit gemaakt in het bloed des Lams” (Openb. 7 : 14).
De Israëliet moest elk kleedingstuk, dat door aanraking van het onreine besmet was rein wasschen (Ex. 19 : 10, 14), en het bloed diende tot verzoening en tot reiniging (Lev. 17 : 11). Die het bruiloftskleed niet aan heeft wordt buiten geworpen (Matth. 22 : 11 en 12). Dat is geen weefsel van menschenhand, maar het wordt gegeven door den Heere. Jozua’s vuile kleederen worden naar ’s Heeren wil uitgetrokken en de wisselkleederen aangedaan (Zach. 3 : 4 v.)
Gij hebt ons tot koningen en priesters gemaakt (Openb. 5 : 10) is het lied der hemellingen, maar geen priester mag in het heiligdom komen zonder de bedekking, welke niet aan menschelijke willekeur of mode is overgelaten maar door des Heeren besluit bepaald (Lev. 6 : 10), gezalfd met de heilige zalfolie (8 : 30).
Wie dien hemelzang der priesteren mede-zingen wil, zal aan deze zijde des grafs de groote omkeering moeten ondervinden, welke hem met Jesaja’s woord (61 : 5) doet instemmen: »Ik ben zeer vrolijk in den Heere; mijne ziel verheugt zich in mijnen God, want Hij heeft mij bekleed met de kleederen des heils, den mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan; gelijk een bruidegom zich met priesterlijk sieraad versiert on als eene bruid zich versiert met baar gereedschap.”
Hoedanig is dat kleed? Het is één en toch het bestaat uit deelen. De Apostel Petrus (I 5:8) noemt bet eerste stuk: »zijt met ootmoedigheid bekleed.” De Medicijnmeester is gekomen voor de zieken, de Redder voor de verlorenen. .Niemand wordt behouden, die niet leerde roepen uit de diepte en na zichzelven geheel te hebben verloren de tollenaars bede op de lippen nam.
Het woord van Job (29 : 14): »Ik bekleede mij met gerechtigheid en zij bekleedde mij,” doet ons denken aan de eenige ware gerechtigheid, namelijk die onzes Heeren Jezus, welke onze schuld voor God moet bedekken. Er is geen andere weg, langs welken de zondaar tot zaligheid komt, dan die van genade. De gansche schare der verlosten roemt in vrije gunst alleen en de triomfeerende gemeente zingt: »Gij hebt ons Gode gekocht.”
Het overkleed, dat hier zich zichtbaar vertoont, noemt Paulus (1 Tim. 2 : 9 v.): »dat de vrouwen in een eerbaar gewaad met schaamte en matigheid zichzelve versieren, niet in vlechtingen of goud of paarlen of kostelijke kleeding, maar hetwelk de vrouwen betaamt, die de godvruchtigheid belijden, door goede werken.”
Kinderen van den hoogmoed! Tot Israël sprak de Heere (Jes. 3 : 16): »Daarom dat de dochteren Zions zich verheffen en gaan met uitgestrekten hals, Ionken met de oogen, al gaande en trippelende daarhenen getreden, en alsof hare voeten gebonden waren; zoo zal de Heere u den schedel der dochteren van Zion schurftig maken en de Heere zal hare schaamte ontblooten. Terzelver dage zal de Heere wegnemen alle sieraad’’
Hoort des Heeren woord. Hij roept zoo dringend, zoo ernstig, zoo vriendelijk (Openb. 3 : 17): „gij zegt, ik ben rijk en verrijkt geworden en heb geens dings gebrek, en gij weet niet dat gij zijt ellendig en jammerlijk en arm en blind en naakt. Ik raad u, dat gij van Mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden en witte kleederen, opdat gij moogt bekleed worden en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard worde.”
van Lingen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen