Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De acte van beschuldiging (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De acte van beschuldiging (III)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Men zag elkaar te Amsterdam, waar ongeveer een duizend ambtsdragers bij elkander waren, eens goed onder de oogen.
De partijen stonden scherp tegenover elkander.
Wie het nog niet wist, kou het daar hooren, dat twee tegenover elkander staande beginselen in ’t spel waren.
Met koude harten en warme hoofden kon men huiswaarts keeren.
Toch had deze samenkomst in zóóver doel getroffen, dat men nu, hoe dan ook, de zaak in quaestie op meer officieele wijze aanhangig ging maken.
De »Heraut” en de »Bazuin” deden hun best om elkaar wederzijds te vleien. De kort geleden nog zoo gehate »Afgescheidenen” waren nu op eens lieve broeders geworden.
Aan voorstellen, vlugschriften en allerlei brochures ontbrak het niet. Ten Hoor in de » Vrije Kerk”, Lindeboom in de » Roeper”, Littooy in zijn brochures, allen ijverden om het meest voor het recht der Christ. Geref Kerk.
Hield men toen van doleerende zijde op, tegenkerken op te richten ?
Volstrekt niet. Alleen beweerde men geen tegenkerken te zijn.
Men bracht, naar het heette, de Kerk tot openbaring. Hoe deed men dit?
Men richtte een adres aan den plaatselijken kerkeraad der Hervormde gemeente en verklaarde dan later, dat men voor geheel die plaatselijke kerk het juk had afgeworpen.
Het loven en bieden, dat tot ’92 voortduurde, was inderdaad allerbespottelijkst.
Wie zich goed op de hoogte hield van hetgeen er op kerkelijk gebied omging, volgde onwillekeurig met geweldigen weerzin den loop der zaken. Men maakte letterlijk een spel van deze zoo gewichtige zaak.
Hoor slechts, wat docent L. Lindeboom in 1891 schreef in zijn brochure:
«Waar zijn wij en waar gaan wij heen ?” enz.
De Synode te Assen beeft verlangd, dat de Ned. Geref. zonden verklaren, »dat zij „de afscheiding van gemeld genootschap, zoo-„als ze in 1834 plaats had, erkennen als „geschied te zijn in gehoorzaamheid aan en „in overeenstemming met Gods Woord, en „daarmede ook de plaatselijke gemeenten der „Christ. Geref. Kerk als wettige openbaring „van het lichaam Christi.”
En op de vraag, of dit is geschied, zegt de schrijver: »Ganschelijk niet.”
En verder: »Begrijpt gij, waarom de Doleerenden zelfs dit niet willen en kunnen verklaren, dat de afscheiding in ’34 tot »herstel der Geref. Kerken” heeft geleid? Hierom: omdat zij dan althans volgens hun eigen standpunt in elk geval gehouden waren, elke plaatselijke Christ. Geref. gemeente te erkennen voor de Kerk der vaderen op die plaats. En alzoo zouden zij zelve dan ook de Dol. gemeenten op zulke plaatsen als separatistische groepen hebben veroordeeld. Dat nu kan toch niet.”
En om te bewijzen, dat geheel de Afscheiding is onschadelijk gemaakt, en dat er »het hart is uitgesneden”, zegt Lindeboom in ditzelfde geschrift:
»En alzoo hebben de Doleerenden niet alleen verkregen, wat Assen alleen op de bekende voorwaarden mogelijk achtte: de erkenning van hunne »kerken”; maar zij hebben ook ten eigen behoeve de kerken der Afscheiding uitgerukt van hare vastigheid en onder den toetssteen der doleantie in het ijklokaal der doleerende »bedoelingen” en beoordeelingen doen plaats nemen! Dat komt er van, dat moet het gevolg zijn van de poging om twee elkaar uitsluitende standpunten pasklaar te maken voor één combinatiejuk. De Christ. Geref. gemeenten kunnen de tegenkerken niet erkennen zonder zichzelve minstens in twijfel te trekken.
Aan u, o gemeenten, is het, om deze grove fout te herstellen.
Eer het voor altijd te laat is!
Nog kan de eere der Afscheiding worden hersteld.
In de handhaving der waarheid, der geschiedenis.” — — — —
Dat was taal, een docent aan de Theol. School waardig.
Toen was L. Lindeboom nog goed Christelijk Gereformeerd.
Jammer maar, dat diezelfde man, die krachtig waarschuwde tegen de doleerfuik, op de Synode te Leeuwarden er zichzelven in liet drijven!
En op de vraag, hoe men bij de Doleerenden dacht en handelde, dienen ter karakterschetsing slechts een paar staaltjes.
In het officieel verslag van het bestuur der kerkelijke kas te Amsterdam, dezer dagen publiek gemaakt, komt de volgende verklaring voor: »De Nederduitsche Gereformeerde Kerk van Amsterdam bezit thans vijftien kerkgebouwen. Over elf van deze heelt zij echter op dit oogenblik niet de vrije beschikking”. Deze elf kerkgebouwen waren natuurlijk kerken der Hervormde gemeente. (Wag. Cour. van 3 Jan. ’91.)
In de Zuid-Holl, Kerkbode van 31 Jan. ’91 leest men in de officieele berichten van de Ned. Ger. Kerk van ’s-Gravenhage: »Eene ongehuwde moeder wordt volgens haar wensch in het duplicaat-lidmatenboek ingeschreven, doch met dadelyke ontzegging van het H. Avondmaal, tot bewijzen van boete en betering door haar gegeven zijn’
Hieruit blijkt klaar als de dag, dat men toen van die zijde nog aan niets anders dacht dan om een nieuwe openbaring te zijn en te geven van de Ned. Herv. Kerk in Nederland.
En nu zal men de Christelijke Gereformeerden, die onmogelyk zich bij zulk een onwettig, door en door on gereformeerd politiek en hierarchisch besluit kunnen nederleggen, beschuldigen van scheuring aan te richten van het lichaam van Christus!
Maar eilieve, wat naam zou men eigenlijk moeten geven aan hetgeen zij hebben gedaan en nog doen, die in 1892 aan den snoodsten kerkroof zich hebben schuldig gemaakt!
Zou men in dat marktgeschreeuw van »scheurmakers” ook een uitvlucht zoeken om zijn eigen misdaden te bedekken en te doen vergeten ? Bij oogenblikken kunnen we die gedachte schier niet van ons zetten. Naar hun eigen woorden geoordeeld, hebben zij, die de combinatie, »vereeniging” genaamd, in 1892 hebben bewerkt, een Kerk naast of tegenover de Kerk erkend en daarmee hun eigen Kerk opgeheven.
Men heeft, met de doleantie, ook de leer der doleantie, als voren reeds genoemd, aanvaard, die nooit te voren in de Christ, Geref. Kerk is geleerd of geduld.
Men heelt de kerkelijke goederen vervreemd, door mede zeggenschap toe te kennen over die goederen aan hen, die, als het op de puntjes aankomt, in geen enkel opzicht met de Christelijke Gereformeerden harmonieerden, maar veeleer hun kerkelijke vijanden waren.
Men heeft het werk en de geschiedenis der vaderen geweld aangedaan, veracht en veroordeeld, door, in plaats van op hun lijn voort te bouwen, een geheel anderen weg in te slaan.
Men heeft den grond helpen leggen tot vervolging van zijn eigen broeders en zusters, gelijk het proces-Oud-Beierland heeft geleerd.
Men heeft oorzaken gemaakt tot verdeeldheid, haat en onheiligen strijd, als nooit te voren is gekend.
Er zou, als het volk zich vrij kon en mocht uitspreken en er heden ten dage nog moest worden gestemd over de vraag:door-gaan of teruggaan ? zeer zeker een uitspraak volgen, die verpletterend zou zijn voor hen die nu tot anderen durven zeggen: gij zijt »scheurmakers,” omdat ze krachtens hun geweten geen deel kunnen nemen aan de ongerechtigheid van 1892.

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juli 1899

De Wekker | 4 Pagina's

De acte van beschuldiging (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juli 1899

De Wekker | 4 Pagina's