Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland, gedurende de laatste eeuw (XLV)

Bekijk het origineel

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland, gedurende de laatste eeuw (XLV)

Afdeeling II In strijd en lijden

6 minuten leestijd

Zwaar drukte de hand der regeering op de broeders en zusters in Noord-Brabant. Bijna altijd als ds. Gezelle Meerburg voor de gemeente te Almkerk wilde optreden, werd het hem belet, doordat de gewapende macht verscheen en met uiteendrijving dreigde, indien men niet gewillig uiteenging. En meestal ging men uiteen, omdat men een herhaling vreesde van de zoo ergerlijke gebeurtenis van 21 Juli 1836. Maar toch bleven de broeders standvastig in het werk des Heeren. Getuige de vele proces-verbalen en de duizenden guldens boete, die er moesten betaald worden. Getuige de maanden gevangenisstraf, die velen hadden te ondergaan, als ze hunne boete niet konden betalen. Én dat laatste was geen wonder, als men bedenkt, dat meer dan eenmaal een arme arbeider, die voor de zijnen ternauwernood een schamel stuk brood verdiende, met een of twee of drie honderd gulden boete gestraft werd. En eerst als de boete door vrienden was aangezuiverd, werd de gestrafte ontslagen. Toch is het gebeurd dat deze hulp te laat kwam. Zoo lezen we in het tijdschrift: De Reformatie, deel III: » Een onzer broeders, Marinus van der Giessen, uit de gemeente Almkerk, die bijna een half jaar in de gevangenis heeft gezeten te ’s Hertogenbosch, omdat hij in zijne woning met meer dan twintig personen God heeft gediend, is na ongeveer drie maanden ziekte in die gevangenis in den Heere ontslapen in verwijdering van zijne vrouw en kinderen. Hij is dus door zijn eeuwigen Koning, niet alleen uit den kerker, maar bovenal uit het lichaam der zonde en des doods verlost.
Hij is nu boven alle vervolging verheven.” We weten, de Heere kan genade geven tot alles; we weten, Hij geeft kracht naar kruis, maar toch kunnen we het ons zeker eenigszins indenken, wat het voor dien broeder moet geweest zijn, daar eenzaam, van alle vrienden verlaten, den dood in te gaan. Doch ook aan hem zal de Heere zijne belofte waar gemaakt hebben: »Ik ben met U, Ik help U, ook ondersteun ik U met de rechterhand mijner gerechtigheid.” En ook de toestand van moeder en kinderen laat zich indenken, toen ze het overlijden van man en vader hoorden ! Een bewijs te meer, dat Neerlands volk een geschiedenis heeft, die op vele punten parallel loopt met die van oud-Israël, dat ook de knechten des Heeren in de gevangenis wierp en doodde, maar dan ook des Heeren wraak er voor ervoer!
Ook de meer aanzienlijken werden niet ontzien, trouwens daar was wat te halen! We hebben reeds gezegd, dat spoedig na de afscheiding de burgemeester van Emmikhoven, de heer J. den Dekker zijn ontslag nam. En voor zoover we kunnen nagaan, was dat alleen, omdat hij de verantwoording der vervolging niet op zich durfde laden. Geen wonder ook, want hij zou tegen zijn eigen huisgezin hebben moeten optreden, daar zijne vrouw en kinderen alle tot de gescheidenen behoorden. Hij zelf bleef bij de Herv. Kerk, doch bewees den broeders steeds veel sympathie. Èn daarom, èn zeker omdat zijne echtgenoote tot de gescheidenen behoorde, werd ook hij belast met inkwartiering en kreeg zeven soldaten ter verzorging. ’t Scheen wel, dat die soldaten in bepaalden last hadden, den oud-burgemeester in ’t bijzonder te kwellen en te sarren; althans ze deden niet anders en waren in hun eischen ten opzichte van eten en drinken zoo buitensporig, dat er niet aan voldaan kon worden. En dan werd maar geweld gepleegd op zoodanige wijze, dat den Dekker met zijn huisgezin, dienstboden en gedeeltelijken inboedel naar Almkerk vluchtte, zijn woning aan de soldaten overlatende, die er nog twintig dagen op min nobele wijze hebben huisgehouden.
De heer den Dekker meende Z. M. niet onkundig te mogen laten van de handelwijze dezer gewapenden en zond dus een request in, waarin o.a.:

Aan Z. M. den Koning der Nederlanden, Prins van Oranje, Groothertog van Luxemburg, enz. enz.

Geeft met den meesten eerbied te kennen, Jan den Dekker, bouwman, wonende te Almkerk, provincie Noord-Brabant:
Dat de suppliant, laatstelijk gewoond hebbende onder de gemeente van Emmikhoven, van daar is verdreven door de gruwelijke mishandelingen, bij hem door de militaire inkwartiering geleden.
Dat op den 4en Juli 1837, tijdens de suppliant nog onder Emmikhoven woonachtig was, de Burgemeester dier plaats hem een inkwartiering van zeven manschappen bezorgd heeft, terwijl vele andere ingezetenen dier gemeente òf geheel vrij van dien last waren, òf weinig daarin deelden.
Dat niettegenstaande de suppliant al datgene en meer aan zijne ingekwartierde manschappen bezorgde, dan waarop zij volgens de wet konden aanspraak maken, hij, zijne vrouw en kinderen van dezelve gedurende 26 dagen, dat ze bij hem geweest zijn, zoo zeer mishandeld zijn, en met geweld bejegend, dat bij een vijandelijken inval en onder het zwaard der overheersching, zoodanige behandeling zelfs zoude zijn bestraft geworden; dat zij zich van geheel des suppliants huis meester makende, hoe ruim en uitgestrekt anders, hij verstoken was, om zijn bedrijf als bouwen veldman daarin uit te oefenen of te doen oefenen.
Dat de suppliant, aanvankelijk reeds door het buitengewone dier inkwartiering bewust zijnde, dat eene bijzondere wraakneming of strafoefening te zijnen aanzien daarvan alleen de oorzaak kon zijn., aan den burgemeester zijner woonplaats zijn klacht heeft ingebracht, zonder eenige vertroosting te erlangen, veel min verlichting of opheffing der bezwaren, waarover de suppliant zoo rechtmatig klaagde, maar dat alleen bij hem het algemeene denkbeeld bevestiging erlangde, dat deze inkwartiering de separatisten en hunne aanhangers beoogde, waarvoor men openlijk uitkwam, daar toch de suppliant niet is afgescheiden, maar alleen deszelfs vrouw en drie kinderen.
Dat de suppliant zich niet zal uitlaten, welke gevoelens hij mocht zijn toegedaan, en de veronderstelling, alsof hij zou behooren tot de separatisten’ of hunne aanhangers, niet wraken of goedkeuren; dewijl toch de waarheid dier veronderstelling niet gewraakt of gestraft wordt bij eene strafwet, maar integendeel de vrijheid van geweten en gevoelen in elke beschaafde maatschappij wordt gewaarborgd; dat in weerwil van dezen grondslag van het maatschappelijk verdrag, dat ook Nederland verbindt, namelijk vrijheid van geweten en gevoelen, menigmaal echter dezelve wordt tekort gedaan, wel niet rechtstreeks, maar op indirecte wijze, gelijk met den suppliant in het onderhavige geval........
Dat de suppliant reden heeft zijne toevlucht tot Uwe Majesteit te nemen, ten einde voor het vervolg voor dergelijke mishandeling bewaard te blijven enz. enz.
Het antwoord op dit request D.V. de volgende maal.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 augustus 1899

De Wekker | 4 Pagina's

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland, gedurende de laatste eeuw (XLV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 augustus 1899

De Wekker | 4 Pagina's