Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De eere van Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De eere van Christus

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In zijne verklaring van den eersten brief aan de Corinthiers (1 : 12) zegt Calvijn: »De Heere duldt niet, dat in de kerk menschen zoo verheven staan, dat zij inbreuk maken op de heerschappij van Christus. Hij laat niet toe, dat zij zoo geëerd worden, dat aan Christus waardigheid ook maar het minste wordt tekort gedaan. Daarom moet dit het doel zijn van alle ware dienaren, om allen gezamenlijk Christus te dienen, aan Hem alleen bestuur, gezag en roem toe te kennen, ond r Zijn vaandel te strijden, aan Hem alleen te gehoorzamen. Indien iemand door eerzucht wordt gedreven, maakt hij niet voor Christus maar voor zichzelven discipelen. Dit nu is de bron van alle ellenden, dit is de schadelijkste pest van alle, dit het doodeljjk venijn van alle gemeenten, als zij liever zich beijveren om dienaren voor zichzelven dan voor Christus te zijn. In één woord: de eenheid der kerk bestaat voornamelijk hierin, dat wij allen ons vau Christus alleen afhankelijk gevoelen en allen ons plaatsen op zoo lagen trap, dat in niets aan de heerlijkheid van Hem wordt tekort gedaan.”
Zeker is het en blijft het eene hoogst belangrijke vraag: »Wat moet ik doen om zalig te worden?” Het genadewerk, begint wel in elke ziel met die vraag, zooals de Heilige Schrift ons leert. Toch is deze van zelf bedoeling niet vrij en de Heere wil zelfverloochening. Daartoe leidt Hij de Zijnen, dat zij die bovenstaande vraag steeds meer op den achtergrond zien treden, daar eene andere: »hoe kan de Heere het meest verheerlijkt worden” op den voorgrend komt. Hierbij zien wij niet voorbij, dat ons zieleheil met de verheerlijking des Heeren nauw samenhangt. Het afvallen der geloovigen, zoo het mogelijk ware, zoude tot smaad des Heeren zijn; bet bevestigd worden Zijner discipelen, hun opwassen in genade doet spreken tot Zijne eer. Ook hierin is zelfonderzoek noodig, en vragen wij onszelven af: is wel de eere des Heeren en niet mijn eigen welzijn de hoofddrijfveer van mijn strijden tegen de zonde en van mijne bede om geloofsmoed en geloofskracht?”
Vooral heeft elk prediker en wie zich tot de predikdienst voorbereidt zich af te vragen: »Bedoel ik wel de grootmaking das Heeren ?, welke vraag zeker alleen kan opkomen in het hart van hem, die de vreeze Gods zelf deelachtig is.
Zoovele bijredenen kunnen invloed uitoefenen en wie, die door genade de zelfverloochenende liefde van den Heere kent, zal niet dagelijks te strijden en te belijden hebben?
De evangelieprediking mag niet zijn om zelf te schitteren, om aardsch voordeel, om voor zijn persoon liefde en eerbied te verkrijgen, zoodat men van hem spreekt als van een begaafden, een zuiver rechtzinnigen, een diep ingeleiden, enz. enz. Het doel moet zijn zondaren te redden van den dood, zielen te bevestigen en op te bouwen in het allerheiligst geloof. Daarbij komt echter al weder eene vraag: »Begeer ik het, omdat men zal zeggen: » die predikant heeft bijzonderen zegen” of begeer ik het om mijns naasten wil en bovenal tot grootmaking Gods?” Er kan een bede om bekeering van zondaren zijn met de verborgene gedachte, er zelf groot door te worden, want het hart ia o, zoo arglistig, en zulk eene begeerte is niet recht voor dien God, die het onheilige in het offer haat. Het kan wel niet anders of, want wij blijven mensch, er is eene zekere voorliefde voor wie de Heere ons als een middel wilde gebruiken, zooals ook de toegebrachte den prediker niet vergeet, die hem tot Christus bracht, toch behoort de vreugde niet minder te zijn als van den zegen, elders ondervonden, wordt getuigd.
Zoo juist drukt Calvijn het uit, dat wij geene discipelen voor ons maar voor Christus moeten zoeken.
Niet altijd staat de dienaar des Woords als dezelfde voor God en de gemeente. Hij is van den invloed van Gods Geest zoo diep afhankelijk; toch ondervindt hij niet zelden, dat als hij door genade recht klein mocht wezen en innig de eere des Meeren mocht bedoelen er zegen was, en Gods wijsheid dien inhield als de prediker vóór den Christus stond, of, anders gezegd: als de Heere bekeering door uw woord wil geven, dan maakt Hij u eerst zoo gestemd, dat het u te doen is om de eere van uw Heiland en daartoe om het geestelijk welzijn der gemeente en de toebrenging tot Zijn Koninkrijk.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 november 1899

De Wekker | 4 Pagina's

De eere van Christus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 november 1899

De Wekker | 4 Pagina's