Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De dag der benauwdheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De dag der benauwdheid

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

»Deze dag is een dag der benauwdheid. Jes. 37 : 3b

Aan Eljakim den hofmeester en Sebna den schrijver en de oudsten der priesteren gaf koning Hiskia bevel om, met zakken bekleed, tot den profeet Jesaja te gaan en uit zijnen naam te zeggen, nadat hij het schelden en lasteren van Rabsake bad gehoord: »Deze dag is een dag der benauwdheid.”
Het leger der Assyriërs ligt met een zwaar heir om Jeruzalem, de dagen der heilige stad schijnen geteld en het kwaad, over haar bedacht, ten volle besloten. Trotsch op zijn legermacht, roemende op zijn sterkte, scheldt en lastert Rabsake het omsingelde en ingesloten volk, en wat nog meer zegt, hij lastert den Gods Israëls, en spot met het vertrouwen op der vaderen God. Naar het uitwendig aanzien zijn de gevaren grooter dan ooit, en mag het met recht wel een dag der benauwdheid worden genoemd.
Evenwel, de Heere is machtig te helpen en te verlossen. Hoog is de nood geklommen, en donker schijnt de toekomst, want wie zal verlossen uit de hand van den machtigen Sanherib? En wis beschrijft den angst en de benauwdheid van mannen en vrouwen en.kinderen, dia onder zulke omstandigheden niet anders dan een vreeselijken dood tegemoet zien! Als de benauwdheid niet slechts uit de verte wordt waargenomen, maar zoo van nabij gezien en gevoeld, ja daadwerkelijk doorleefd wordt, dan laat het zich denken, wat er bij oogenblikken in het hart omgaat. Als ge overal rondom u tevergeefs naar redding uitziet, als alle hoop op redding schijnt afgesneden en de nood van oogenblik tot oogenblik hooger klimt, dan blijft voor hen, die den Heere kennen, niet anders over dan de toevlucht te nemen tot Hem, bij wien uitkomsten zijn zelfs tegen den dood. Dat doet de vrome koning Hiskia, en dat doet ieder, die door Gods genade heeft geleerd, wat het zegt, uit benauwdheid te roepen tot den Heere. Laten Sanheriba en Rabsake’s dan lasteren en schelden, laat men spotten met degenen, die op God vertrouwen, maar op Zijn tijd toont de Almachtige, dat Hij het gebed Zijns volks hoort.
En als de Heere dan opstaat om Zijn benauwde en verdrukte volk te verlossen, den zal blijken, dat Hij de Heere is, geweldig in den strijd.
Dut heeft de geschiedenis geleerd van alle eeuwen. Dat staat geschreven tot onze leering en vertroosting, opdat we zouden weten, dat er een God ia, die leeft, en die op aarde vonnis geeft.
Aan die wetenschap heeft Gods Kerk en heeft Gods volk van alle tijden behoefte. Die wetenschap kan in benauwdheid der tijden hun, die den Heere vreezen, moed en kracht geven. Dan ziet ge niet naar beneden, maar naar boven, vanwaar uwe hulp komen zal.
Zoo doet ook de koning Hiskia.
Nadat de koning andermaal de boden, door Rabsake gezonden, had gehoord en de brieven uit der boden hand ontvangen en gelezen had, ging hij op in het huis des Heeren, en Hiskia breidde die uit voor het aangezicht des Heeren en bad tot den Heere. Uit de benauwdheid gast het geroep op tot den Heere Sebaoth.
Er is geen andere weg, er is geen ander middel. En nu Sanherib den levenden God gehoond en Zijn volk veracht en bespot heeft, zal de God van Israël toonen, dat Hij de Heere, de Almachtige is, die de benauwden en de ellendigen hoort, als zij tot Hem roepen.
Toen de trotsche Goliath de slagorden Israêls hoonde, gebruikte de Heere een David, den kleinste en geringste uit Zijns Vaders huis, om Goliath te verslaan en Israël te verlossen.
Diezelfde God zal op het gebed Zijns volks hen verlossen uit de hand des konings van Assyrië, en de volkeren der aarde zullen weten, dat God groot is in Sion, en dat Hij de overwinning Zijns volks is.
En op de vraag: waarom en waartoe lezen we alle deze dingen in Gods heilig Woord, en waarom heeft de Heilige Geest gewild, dat deze dingen der vergetelheid ontrukt en bewaard zouden worden, zelfs tot de laatste geslachten der volken ? ligt het antwoord voor de hand.
Immers »al de Schrift is van God ingegeven en is nuttig tot leering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is.”
’t Ging in den strijd van Sanherib tegen Juda om Jeruzalem, en met Jeruzalem om des Heeren Kerk en erfdeel.
Eeuwen zijn sinds voorbijgesneld. Het ééne geslacht ging en het andere kwam, maar wie telt al de oorlogen, wie beschrijft en overziet in één oogenblik al den strijd, op dit benedenrond gevoerd?
En hoe onderscheiden in bij komen de omstandigheden, altijd zien we, in vorm wel verschillend, maar in het wezen der zaak hetzelfde, de machten der duisternis zich te werk stellen tegen het koninkrijk des Heeren.
De geschiedenis der Christelijke Kerk, wat is zij anders dan een geschiedenis van oorlogen en vervolgingen ? Of staatsgeweld daarbij op den voorgrond treedt, of dat allerlei dwalingen en ketterijen de Kerk en het erfdeel des Heeren beroeren, tijden van benauwdheid zijn er in alle eeuwen doorleefd. Tijden, waarin duidelijk openbaar werd, dat het om den naam, om de zaak, om het erfdeel Gods te doen was.
Maar welk een steun en troost voor ieder geloovige, te weten: hoe ’t ook ga en wat ook gebeure, op Zijn tijd weet en zal de Heere Zijne vijanden beschamen, Zijn volk verlossen en Zijnen grooten Naam ter eer, toonen, dat Hij geen ledig aanschouwer is van het kwaad.
Aller oogen zijn in deze dagen gericht naar Zuid-Afrika. Na langdurige spanning brak daar de oorlog uit. Met afgrijzing vernam men in geheel de wereld, hoe het machtige Engeland de Boeren-republieken in Zuid-Afrika tot den oorlog dwong. En zoo ergens, dan is het ook daar een dag, een tijd van benauwdheid. Het is alsof andermaal een Sanherib en een Rabsake zijn opgestaan, om de honende taal van voor zoovele eeuwen te herhalen: „Zie,gij hebt gehoord, wat de koningen van Assyrië aan alle landen gedaan hebben, die verbannende, en zoudt gij gered worden?”
Een macht van schepen wordt uitgezonden, machtige legers stellen zich in slagorde, vreeselijke wapenen en afschuwelijke middelen neemt men te baat, onder de leus-: Wij moeten, wij kunnen, wij zullen overwinnen, ’t koste wat het koste! ’t Moet uit zijn met Transvaal! ’t Moet uit zijn met den Oranje-Vrijstaat! Engeland zal heerschen en Engeland alleen! Van huis en haard, van have en goed, van vrouw en kinderen verwijderd, is men thans al zoovele dagen lang dag en nacht aan allerlei ontbering, aan allerlei onrust en gevaar overgegeven, en elk oogenblik kunnen vreeselijke tooneelen plaats hebben.
Vrouwen en kinderen, God alleen weet, hoe ze de dagen en de nachten doorbrengen. De communicatie met de buitenwereld is afgesloten. Vreeselijke plannen zijn beraamd.
En waarom al die ellende? Men haat die verachte Boeren, men dorst naar het goud van Afrika’s bodem. Men vraagt niet naar recht en gerechtigheid. En als men al wijst op ’t geloof en op de belijdenis van hen, die met de leiding der zaken zijn belast, dan spot men met dat alles.
In Europa, en wel in de residentie van Nederland, had een vredesconferentie plaats. En nauwelijks behoorde deze tot het verleden of de oorlog barstte uit. De groote mogendheden zien het lijdelijk aan.
Het kleinere en zwakkere volk, dat voor zijn rechten en vrijheden strijdt, is aan zichzelven overgelaten. Als God het toelaat, moet alles maar worden uitgemoord. Dat is de beschaving, dat is de vrucht van de zoo hooggeroemde verlichting dezer eeuw!
En die arme Engelsche soldaten, wat schuld hebben zij aan dat alles? De mannen, die dit vreeselijk drama op ’t spel hebben gezet en dat vuur nog maar steeds aanblazen, zijn de mannen, die voor ’t oogenblik de macht in handen hebben. Zij zijn mannen van geweld. Zij bekommeren zich weinig om ’t lot dier ongelukkigen, die gebruikt worden om hunne snoode praktijken uit te werken.
Er is geestdrift onder de volkeren. Er openbaart zich alom een ongeëvenaarde belangstelling in het lot der Boeren, Overal houdt men inzamelingen voor ambulances en voor ondersteuning van weduwen en weezen.
Dit is goed en aangenaam, doch vergeten we niet: dat alles, hoe uitnemend ook, heft de benauwdheid niet op. Daarom is en blijft het onze dure roeping, onzen benauwden broederen en vrienden aanhoudend te gedenken voor den troon der genade. Alleen God de Heere is machtig, op eene wijze zooals ’t Hem behaagt, een einde te maken aan dat onmenschelijk bloedvergieten.
Moest het ergste gebeuren, dat onder Go is toelating des vijands wensch werd verkregen, dan zullen we moeten bukken onder de hand des Heeren en moeten aanbidden Zijn ondoorgrondelijken raad.
Doch zelfs in dit geval zal de overwinning van Engeland geen benijdenswaardige zijn. Een overwinning, op zulk eene wijze verkregen, strekt niet tot eer, maar tot altoosdurende schande. Wat oneerlijk wordt verkregen, moet vroeger of later met schade weer worden afgestaan.
We zien intusschen uit dit alles een nieuw bewijs voor de waarheid, dat de zonde tallooze jammeren heeft veroorzaakt, Want hoe ook bezien, en hoe ook verklaard, dat zal altijd het laatste woord moeten zijn van de geschiedenis van al het lijden dezer aarde: was er geen zonde, dan was er geen ellende. Wat we in ’t groot aanschouwen in wereldgebeurtenissen, die geheele volken treffen, we vinden het alles terug ook in bet persoonlijk leven van ieder mensch. Wel grootelijks onderscheiden in vormen en openbaringen, maar altijd zoo, dat we er zeker van kunnen zijn; er wordt meer, oneindig meer benauwdheid op aarde doorleefd, dan men oppervlakkig beschouwd wel zou vermoeden.
Heeft niet ieder zijn strijd, zijn kruis, zijn leed en zijne moeite?
Nooit zal Satan hem met rust laten, wien ’t met rust om de zaligheid zijn er ziel mag te doen zijn. De felste strijd, hier gestreden, en de grootste benauwdheid, hier doorleefd, is meestal verborgen voor ’t oog der menschen en alleen bekend bij den Heere, Als alle hoop op behoud u dreigt te ontzinken en ge niet anders voor oogen ziet dan te zullen vallen in de handen van den levenden God, zonder deel te hebben aan Christus en Zijne gerechtigheid, — ach, wat kan de benauwdheid dan tot het uiterste klimmen !
Toch, hoe hoog de nood mag gaan, als uwe ziel mag vluchten tot Hem, die nooit afwijst degenen, die tot Hem komen, dan mag uw geloof beproefd worden en voor een oogenblik de laatste ster der hoop verdwijnen voor uw gezicht, maar uw Ontfermer zal u hooren, helpen en redden.
En zoodra zijn licht uwe duisternis opklaart, zal uwe droefheid in blijdschap, uwe vrees in vreugde veranderen. Dan zegt en belijdt ge met geheel uw hart: »d’ Allerhoogste maakt het goed, na het zure geeft Hij ’t zoet.”
Wie beschrijft de vreugde van een Hiskia en van geheel Juda, toen de Heere had verlost en gered! Welk een wonderbare verlossing! Honderd vijf en tachtig duizend menschen heeft de engel des Heeren uit het leger der Assyriërs in eenen nacht verslagen. Sanherib vlucht naar Nineve, waar hij door zijne eigen zonen wordt gedood. De verwachting van de vijanden is beschaamd. God van den hemel heeft zijn benauwd volk gered.
Hoeveel zulke bladzijden lezen we in de H. Schrift !
Wie weet, wat de Heere nog doen zal met de benauwden in Zuid-Afrika! Hij is de Heere, die maar spreekt en het is er.
Voor ieder, die, door God gered, uit benauwdheid wordt uitgevoerd in de ruimte, zal het aan stof tot dankzegging niet ontbreken.
Wie beschrijft de vreugde van een door den Heere voor de eeuwigheid geredde ziel? Al leeft ge nog in het land van moeite en tranen, en al deelt ge nog in al de ontbering van het vreemdelingschap hier beneden, de bewustheid en volkomen zekerheid, dat gij het eigendom das Heeren zijt, doet u met een Paulus erkennen, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waardeeren tegen de heerlijkheid, welke Gods kinderen na dit leven wacht.
Die zaligheid, hier reeds in beginsel gesmaakt, dankt ge aan Hem, die u deed verstaan: » Roept Mij aan in den dag der benauwdheid; Ik zal u uithelpen, en gij zult Mij eeren.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 november 1899

De Wekker | 4 Pagina's

De dag der benauwdheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 november 1899

De Wekker | 4 Pagina's