Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tekstverklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tekstverklaring

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Kor. 1 : 21a: „Nademaal, in de wijsheid Gods, do wereld God niet heeft gekend door de wijsheid.”

God te kennen is het eeuwigen leven. Die Hem waarlijk kent is behouden, is zalig (Joh. 14 : 7 vv.; 17 :3). De wereld kent God niet. Daarom komt zij tot allerlei kwaad, in het bijzonder tot vervolging van Gods profeten en Gods Zoon, en stoot zichzelve in eenwig verderf. Opdat de mensch God zou leeren kennen heeft de Heere Zich geopenbaard. De hemelen vertellen Gods eer; het aardrijk is vol van Zijne goederen. De geschiedenis verhaalt Zijne daden; ons eigen lot draagt de teekenen van het bestuur der Voorzienigheid. Er is een zeker bewustzijn van een goddelijk wezen den mensch ingeschapen. Zoo zeide Paulus: God heeft zich niet onbetuigd gelaten, goed doende van den hemel, ons regen en vruchtbare tijden gevende en vervullende onze aarten met spijs en vroolijkheid (Hand. 14 : 17). Op den Areopagus predikte hij (Band. 17 : 37): »Opdat zij den Heere zouden zoeken of zij Hem immers tasten en vinden mochten, hoewel Hij niet verre is van een iegelijk van ons. Want in Hem leven wij en bewegen ons en zijn wij; want wij zijn ook zijn geslacht.” Op dezelfde wijze schreef hij aan de Romeinen (1 : 19 vv.), dat de Heere Zijne eeuwige kracht en goddelijkheid van den beginne der wereld had geopenbaard, opdat niemand te verontschuldigen zou zijn.” Zoo leeft de mensch te midden van »de wijsheid Gods”. Het licht Gods omschijnt hem van alle zijden; boven Hem en onder Hem staan de bewijzen van Gods Majesteit te lezen, zoo duidelijk, dat elk oog het zien moet, elk mensch het verstaan.
Toch verstond de mensch, verduisterd in zijn verstand die sprake Gods niet. Zelfs bij ingeschapen Godskennis vormden zij zich geen begrip van dien God. Zoo zegt Paulus (Rom. 1 : 21 v.): »God kennende, hebben zij Hem als God niet verheerlijkt of gedankt, maar zij zijn verijdeld geworden in hunne overleggingen en hun onverstandig hart is verduisterd geworden; zich uitgevende voor wijzen zijn zij dwaas geworden.”
In de heidenwereld hebben mannen geleefd, die nog heden ten dage worden bewonderd om hunne uitnemende gaven, diepe denkers, onvermoeide onderzoekers, heldere geesten. Vooral was Griekenland de bakermat der wetenschap. Zich onderscheidende van het volk der Romeinen, dat meer een praktisch volk was, waren daar de scholen der geleerden en zaten de jongelingen uit vreemde landen aan de voeten der wijsgeeren. In wijsbegeerte ging men als het ware op. Zij was het hoogste en voornaamste.
Die hooggeleerde, die uitnemend wijze mannen nu leefden te midden van die openbaring Gods, te midden dier prediking van God in alle de werken der natuur en der voorzienigheid, maar, hoewel zij »in de wijsheid Gods” leefden, zich bewogen en waren, kon de wereld door hare wijsheid toch niet tot de ware kennis van den waarachtigen God komen. Daarom heeft de Heere Zijnen Zoon gezonden, om door de prediking van het kruis, dat zoo zeer veracht werd als dwaasheid, tot het geloof te bewegen en de geloovigen zalig te maken.
Bij deze woorden schrijft Calvijn: »Zeer schoon is deze plaats, waaruit blijkt, hoe groot de duisternis is van des menschen verstand. Te midden van het licht ziet het niets. Het is waar, dat deze wereld als een schouwtooneel is, waarop God ons duidelijke openbaring schenkt van Zijne Majesteit, maar wij, terwijl zulk een schouwspel voor de oogen geopend staat, zijn verblind. De openbaring is niet duister, maar wij zijn met onzen geest daarvan vervreemd. Niet alleen ontbreekt het ons aan het willen, maar ook aan de bekwaamheid.”
Nog is het als bij den heiden in de oudheid, bij gedoopten in onze dagen. Al is men rondom omgeven door Gods wijsheid, al leeft, al ademt men te midden van die, toch is het onmogelijk door middel van eigen verstand te komen tot de kennis van den God des levens. Voor den mensch is geen andere weg des behouds dan Jezus Christus, de Gekruisigde, die de weg en de waarheid is, die ons geworden is, wijsheid van God en rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing” (1 Kor. 1 : 30). Zijne genade opent de oogen Zijner geloovigen. Hij zendt Zijnen heiligen Geest om God den Vader tegenover zich, den zondaar, te kennen als den Rechtvaardige en den Heilige, maar ook om Hem te kennen als tegenover het verbroken hart en den verslagen geest als die menigvuldig vergeeft, als barmhartig en genadig, als de Liefde.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1900

De Wekker | 4 Pagina's

Tekstverklaring

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1900

De Wekker | 4 Pagina's