Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Beantwoording van vragen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beantwoording van vragen

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

R. te D. vraagt: „Wat: wordt Rom.8: 17 bedoeld met „medeerfgenamen van Christus? Van welke erfenis is in dezen tekst, sprake?”
Een ouderling zeide mij onlangs: „naar mijne meening moest er alleen een tweetal jaren gestudeerd worden om te leeren preeken en al die omhaal van talen moest worden weggedaan”. Nu wie weet wat er nog geschiedt? De weg is reeds al, te zeer gebaand. Wat mij betreft ik zou geen raad met den bovengenoemden tekst weten, zoo ik dien zonder de oorspronkelijke taal verklaren moest. Er staat toch, „erfgenamen van God,” en een erfgenaam wordt alleen bezitter na den dood van hem, van wien hij een erfgenaam is. God is de eeuwige; wat zegen zou er dan in dat woord liggen?
Hoe onbeteekenend dan in het oog van velen die oude talen zijn, ik ben zoo Gereformeerd, dat ik ze met onze, vaderen onmisbaar voor den leeraar noem, en meen dat alleen dan het gemis mag worden geduld, als het door andere gaven ruimschoots wordt vergoed. Zal ik bovenstaanden tekst verklaren, dan moet ik weder mijne geringe taalkennis te hulp roepen.
Het woord Klèroromos (erfgenaam) is saamgesteld uit Klèros, dat „lot” beteekent of ook „aandeel” (Hand.1:17, 25; 8: 21). Het bedoelt soms den toestand, waarin iemand verkeert, zooals Col. 1 : 12 „om deel deel te hebben in de erve der heiligen in het licht”. Het tweede deel van ons woord is afgeleid van een woord dat »toekennen, in bezit geven,” beteekent. Derhalve beteekent het geheel, iemand die deel heeft gekregen aan het lot, aan de goederen van een ander. In Gal. 3:29 wordt gesproken van „Abrahams erfgenamen”, dat is van hen die als Abrahams zonen geplaatst zijn in het bezit van de aan Abraham gegeven beloften, die dus in hetzelfde lot zijn geplaatst, waarin Abraham was, wat de belofte betreft. Een erfgenaam Gods is dus iemand, die door genade in een toestand gebracht is, dat hij God bezit als zijn God, die als kind Gods dus deel heeft aan alle goederen Gods en de zaligheid in Gods huis en bij God deelachtig wordt.
Christus Jezus is de eerstgeborene der broederen. Door het geloof in Hem is men een kind van God (Gal. 3: 26). Is men een zoon, dan is men ook een Klèronomos van God door Christus Gal. 4 : 7) De, Vader en God van Christus is ook de Vader en God der geloovigen (Joh 20:17). Die in Hem is deelt in Zijn lot. Een (medeerfgenaam) Sunklèronomos met Christus is dus iemand, die tegelijk met Christus volgens den wil van God den Vader mede deel heeft aan alle zegeningen van het, Godsrijk, in het bijzonder van het eeuwige leven. (Men vergelijke Efez. 3 : 6 Hebr. 11:9 en l Petr. 3:7). Neemt men het woord in den van „mededeelgenoot”, dan blijkt de bedoeling duidelijker. Wij voegen hier alleen bij: het is niet genoeg de beteekenis van het woord te begrijpen maar het komt er op aan zelf een Sunklèronomos te zijn.
Geve dat Gods genade aan u, mijn lezer!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 1900

De Wekker | 4 Pagina's

Beantwoording van vragen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juni 1900

De Wekker | 4 Pagina's