Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jezus’ discipelen het zout der aarde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezus’ discipelen het zout der aarde

11 minuten leestijd

»Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten worden? het deugt nergens meer toe, dan om buitengeworpen en van de menschen vertreden te worden.” Matth. 5 : 13.

Rijk en diep van inhoud is dit onderwijs des Heeren. De woorden zoo eenvoudig, de beeldspraak zoo verstaanbaar, de toon waarop de Heere spreekt, zoo nederig en toch de inhoud van Jezus’ onderwijs zoo rijk, zoo diep en van zulk een uitgestrekte beteekenis, dat teekent het schoone, het goddelijke, het onnavolgbare in de prediking van den Zaligmaker.
Wie ook maar eenigermate heeft opgemerkt, bij het lezen van het Oude Testament, van welk eene beteekenis het zout is in den offerdienst, die zal aanstonds bij het hooren en lezen dezer woorden: »Gij zijt het zout der aarde”, verstaan, dat met die woorden een zeer ernstig en veelbeteekenend onderwijs wordt voorgedragen. Het zout was in den offerdienst het teeken van de reinigende en heiligende kracht des geestes, datgene, wat het offer waar maakte. De bederfwerende kracht van het zout, zinnebeeld van tucht des geestes over het vleesch, is de gedachte in het Oud-Testamentische offer uitgesproken. Het zout is het teeken van het verbond tusschen God en Zijn volk, en dat verbond zelf heel een Zoutverbond.
Met de woorden dezer gelijkenis: „gij zijt het zout der aarde”, wijst Christus aan de roeping en de bestemming Zijner discipelen. Gelijk het zout gebruikt wordt, niet alleen om de spijzen smakelijk te maken, maar ook om die te bewaren tegen bederf, zoo zullen zij, die geroepen zijn om getuigen van Christus te wezen, ook te waken hebben voor en te arbeiden hebben tegen het toenemend bederf, dat in de wereld zich openbaart. Dit mag allereerst betrekking hebben op hen, die als des Heeren apostelen en dienaren geroepen worden het evangelie Zijns Koninkrijks te verkondigen, doch het strekt zich zeer zeker ook uit tot allen, die in den gewonen zin van het woord Jezus’ discipelen zijn. Die allen, en die alleen zijn het zout der aarde. Daartoe zijn zij van ’s Heeren wege geroepen. Wie aan die roeping niet beantwoordt, heeft geen aanspraak op deze hooge onderscheiding. Iets wat men zout noemt, maar wat geen zout is, kan voor zout niet gebruikt worden. En zout dat smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe, men werpt het weg, als iets dat geheel nutteloos en onbruikbaar is.
Zoo denken we dan hierbij allereerst aan eene onderscheiding, welke zoo genadig als wondervol is.
Immers, de benaming hier aan Jezus’ discipelen gegeven, past niet voor alle kinderen van Adam. Gelijk zout een bederfwerend middel is, zoo zijn verreweg de meeste menschen voortdurend werkzaam om in plaats van het algemeen bederf tegen te gaan, dit op allerlei wijzen in de hand te werken. Zij doen dit door in plaats van God te gehoorzamen en in Christus te gelooven, in ongerechtigheid en ongeloof te volharden.
En als men vraagt, waarom de oprechte discipelen des Heeren niet denzelfden weg gaan en dezelfde openbaring hebben als alle anderen, danken zij dit niet aan zichzelve, maar aan de vrije genade Gods. Daartoe zijn zij uitverkoren van vóór de grondlegging der wereld, om in den tijd krachtdadig en zaligmakend geroepen, gerechtvaardigd en geheiligd, Gode ter eere te leven en te wandelen. Zoo wondervol is de bedeeling der genade; zoo wondervol is de vrijmachtige beschikking des Heeren, dat de Heere zich over den éénen ontfermt, terwijl de ander aan verharding wordt overgegeven.
Hoe fel de vijandschap der menschen zich ook verzet tegen deze openbaring, hoe men op allerlei wijzen haar ook zoekt te bestrijden en te wederleggen, terwijl anderen er roekeloos mee spotten, het is de leer der Heilige Schrift, en de geschiedenis van het menschelijk geslacht, onwederlegbaar bewezen, zichtbaar en tastbaar voor ieder, die niet willens blind is.
Met een Paulus zal ieder discipel, als geloovige, steeds moeten erkennen; »door de genade Gods ben ik dat ik ben.”

In die bijzondere benaming: »Gij zijt het zout der aarde”, wijst Christus de bijzondere roeping aan, waartoe Zijne discipelen bestemd zijn. Gelijk het zout zijn kracht en werking doet in alles waarmede het in aanraking komt, zoo ook is ieder discipel des Heeren geroepen om in te werken op het leven en de openbaring der menschen. Zij in de eerste plaats, die geroepen worden om het evangelie der genade te preken. Al dragen zij den schat in aarden vaten, al zijn zij bewust van hun volstrekte afhankelijkheid, al moeten zij tot den laatste toe erkennen hun eigen geringheid en onbekwaamheid; zij hebben niet zichzelve, maar Christus te prediken. Altijd en overal waar en wanneer zij de leer van Christus, het leven uit Christus, de vrucht van Christus openbaren, zal de heerlijkheid hunner roeping duidelijk worden.
Dan blijft ook de uitwerking van het »zout der aarde” niet achterwege. Daargelaten van hoedanigen aard die uitwerking is, maar blijken zal het, dat het Woord Gods nooit ledig wederkeert en dat de arbeid in den Heere verricht, niet ijdel zal zijn. De openbaring van menschen kan zenuwen en hartstochten in beweging brengen, maar de openbaring van Christus raakt de harten en gewetens der menschen. De openbaring van Christus is de openbaring van de waarheid. Van de waarheid gaat kracht uit. Die kracht wordt op tweevoudige wijze openbaar. Vooreerst dat zij al wat leugen is, beschaamt, tegen al wat leugen is, protesteert, en alzoo onder en door den invloed des Heiligen Geestes velen verlicht, ontdekt, terechtwijst en van de dwaling huns wegs tot bekeering doet komen. En anderzijds wordt de kracht der waarheid openbaar in het vreeselijk en in het algemeen verzet, dat zich tegen de waarheid openbaart. Als de openbaring van Christus zoo nietig en zoo onbeduidend was als velen het willen doen voorkomen, dan was het voor geen schepsel te verklaren, waarom men dan toch, alle eeuwen door, zooveel gesproken, geschreven en gearbeid heeft om die openbaring, was het mogelijk, tot een leugen te maken. Zelfs menschen, die onder de meest ongeloovigen worden gerekend, hebben erkend: er is nooit een naam, nooit een persoon geweest, waartegen zooveel opgekomen is als juist tegen Jezus van Nazareth.
En al zijt ge nu niet ambtelijk een prediker van Christus, ook de meest gewone en nederige discipel des Heeren behoort tot »het zout der aarde.” Als uw beginsel maar oprecht en uit God is, als uwe openbaring maar waar is, als de vrucht der genade de oprechtheid van uw beginsel maar bewijst, dan zult ge des Heeren Naam belijden voor de menschen, dan zal uw godzalige wandel u onderscheiden van de kinderen der wereld, dan zal uw woord te allen tijde met zout besprengd, u kenmerken als een getrokkene door den Vader, als een door een oprecht geloof vereenigde met Christus, als een door den Heiligen Geest geleid wordend kind van God.
Dan zal men niet behoeven te vragen als van een dubbelhartig mensch, wie gij zijt, wat gij zoekt, en waartoe gij behoort. Gjj zjjt dan het zout der aarde, gehaat en veracht door Satan en geheel zijne macht, aangemerkt als het uitvaagsel en afschrapsel der maatschappij bij velen, maar uit verkoren en dierbaar bij God. En al meent ge soms van geen nut en uw arbeid van geen waarde te zijn, in hetgeen de Heere van u en van al de Zijnen getuigt, ziet ge het tegendeel bewezen. Al ziet ge het zout niet, als het door de spijzen is gemengd, het blijft immers toch zijn kracht behouden. Al merkt de wereld niet, welk een kracht zich in haar midden openbaart, de uitkomst heeft geleerd en zal steeds leeren, dat het woord Gods niet te vergeefs gepredikt, dat de genade Gods niet te vergeefs geopenbaard wordt, ’t Is ondoorgrondelijke, eeuwige, vrije liefde Gods, welke te midden van zooveel jammer en ellende op deze wereld, in »het zout der aarde” zich openbaart. Wie is in staat om te berekenen de vrucht van het optreden van één Petrus, van één Johannes, van één Paulus.

Het onderwijs door Christus hier gegeven — en ook dit verlieze men niet uit het oog — draagt vervolgens ook een waarschuwend karakter.
Zout, dat smakeloos is geworden, doet overeenkomstig den eisch der beeldspraak denken aan menschen, die niet aan hun roeping en bestemming beantwoorden. Zout, dat smakeloos werd, draagt het kenmerk van bederf. Welk soort van zout het nu is, waaraan de Heere in deze gelijkenis heeft gedacht, en de vraag hoe het mogelijk is dat zout zijn smaak kan verliezen, gaan we thans als zaken van ondergeschikt belang voorbij. We weten nu eenmaal dat een gelijkenis wat anders is als een geschiedenis, en dat beeldspraak niet eigenlijk kan worden opgevat. De zin van Jezus’ woorden is eenvoudig en duidelijk. We denken aan zout, in den gewonen zin van het woord, waar ieder van weet, wat het is, on waartoe het dient. Is dit smakeloos, dan is het nergens voor bruikbaar, en evenzoo is het met menschen, die aan zout gelijk schenen te zijn, maar van wie vroeger of later blijkt, dat zij een smakeloos geworden zout gelijk zijn. Dit roept ons het beeld voor de aandacht van menschen, die weleer zoo veel van zich deden hopen en verwachten, maar die later hun eerste liefde, hun eersten ijver hebben verlaten. Zoo is Judas Iskarioth van een apostel des Heeren de verrader van Jezus geworden. Zoo lezen we van Demas, dat hij de tegenwoordige wereld had liefgekregen, en zoo waarschuwt een Paulus tegen menschen, die anders als naar het evangelie wandelden, van wie de apostel getuigt dat zij vijanden van het kruis van Christus zijn.
»Indien het zout smakeloos wordt,” — ontzettende gedachte: wat tot een bijzonder nuttig en heerlijk doel bestemd scheen te zijn oen bederf tegen te gaan, zal inplaats daarvan, bewijs geven het bederf te vermeerderen en te verhaasten, ’t Is helaas zoo menigmaal gebleken, als vrienden in vijanden, voorstanders in tegenstanders veranderen, dat deze dan de allergevaarlijkste, de ruwste en hatelijkste vervolgers en vijanden van Christus zijn. Heidensche keizers, die eerst het Christendom gunstig gezind waren, maar later een tegenovergestelde houding aannamen, hebben, zooals Juliaan de Afvallige, hun voorgangers overtroffen in alles wat laag en afschuwelijk was.
Vermomde en bedekte vijanden zijn altijd de gevaarlijkste. De farizeën waren in alles vroom tot in hun kleeding toe, maar ’t was de ware vroomheid niet. Van niemand had de Zoon des menschen meer te lijden dan van hen.
Het geweldig toenemen van het bederf in kerk en maatschappij beide is middelIijkerwijs alleen daaraan toe te schrijven, dat er zooveel smakeloos zout is. Christenen in naam, belijders der waarheid in naam, discipelen en discipelinnen van Jezus in naam, maar als het op daden aankomt, dan vreest de één voor zijn naam, de ander voor zijn brood, een derde voor zijn positie, een vierde voor de schande en den smaad aan Christus’ kruis verbonden.
Gevolg is, dat men geen onderscheid ziet tusschen Christendom en wereld. Men kan met alles meêdoen, men kan goddeloos en men kan vroom zijn. Men houdt er een kerk, maar ook een komedie op na. In het ééne ziet men geen kwaad, het andere noemt men zoo erg niet, en omtrent velerlei dingen, geheel in strijd met de vreeze des Heeren, zegt men, evenals sommige kinderen: »een mensch mag toch wel wat hebben.”
O, dat smakeloos geworden zout! dat fijne goud dat zoo verdonkerd en den aarden flesschen gelijk geworden is! Wanneer zal de zonde nog eens als zonde worden erkend en gehaat? Wanneer zullen die duizenden, die den naam »Christen” ontsieren, met het woord »Gereformeerd” hun schande trachten te bedekken, die onder den schijn van discipel van Christus te zijn, aan de zaak van Christus de grootste schade aanbrengen, — wanneer zullen deze eens rekening houden met hetgeen de Zaligmaker leert in het: »Gij zijt het zout der aarde?”
Met het oog op zooveel droeve feiten en treurige voorbeelden, is het geen wonder dat vele oprechte zielen gedurig bekommerd zijn en bevreesd voor zelfbedrog. Maar het vaste fondament Gods staat en heeft dezen zegel: de Heere kent degenen die Zijne zijn, en een iegelijk die den naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid. Over menschen uit hooge kringen, die hun stand verloochenen en zich op allerlei wijze verlagen, spreekt men gewoonlijk met verachting. Maar wat is verachtelijker schepsel dan de mensch, die geroepen om als zout der aarde ter eere van zijn God te leven en te wandelen, inplaats van alzoo zich te gedragen, de zonde en de wereld dient, zichzelven verderft en door leer en voorbeeld ook anderen ter verderve is! En waartoe geschiedt van ’s Heeren wege al de arbeid der liefde aan arme zondaren, waartoe wordt het evangelie gepredikt, waarom en waartoe zooveel opwekkingen en waarschuwingen, anders dan opdat ge, uzelven tot heil, aan het zout gelijk zoudt zijn?
Werd dit door Gods ontferming uw lust, uw streven, uw beginsel, uwe openbaring, dan zult ge de waarheid liefhebben en eeren. Dan zult ge gelooven en verstaan, dat ge naar des Heeren Woord zout in uzelven moet hebben, zult ge in waarheid den naam kunnen dragen het zout der aarde te zijn. Als eenmaal al het smakelooze zal vertreden worden, dan zal de waarde van het ware zout worden aanschouwd. Zalig zij, die in den dag van Christus’ toekomst niet beschaamd, zonder verschrikking voor Hem mogen verschijnen. Zijt gij het zout der aard, welke kracht gaat er van u uit?

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1900

De Wekker | 4 Pagina's

Jezus’ discipelen het zout der aarde

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1900

De Wekker | 4 Pagina's