Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Alle dingen nieuw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Alle dingen nieuw

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En die op den troon zat, zeide: Ziet, Ik maak alle dingen nieuw. Openb. v. Joh. 21: 5a.”

Het jaar 1900 ligt weder achter ons. Gelijk zoovele andere is ook dat jaar voorbijgesneld. Al het lief en het leed, daarin doorleefd, al is het nog niet vergeten, het is voorbij en geen enkele minuut komt daarvan terug. Ook het heugelijk Kerstfeest is alweer voorbij, al leeft de blijde herinnering nog in en onder ons voort, dat de Zoon des menschen in de wereld kwam om te zoeken en zalig te maken dat verloren was.
Zoo gingen we met allen, die nu nog leven mogen, van het oude jaar in het nieuwe. En wie zal zeggen hoe groot het getal is van hen, die wel den nieuwen tijdkring intraden, maar dien niet tot het einde zullen beleven? De dood wenkt ieder uur. Het graf zegt nooit: het is genoeg. Eiken dag bij vernieuwing eischt de dood zijne offers. Stand noch leeftijd komt daarbij in aanmerking. Allen moeten Gods raad uitdienen. Allen zijn van gisteren, zonder te weten wat zij morgen zijn zullen.
Nieuwe behoeften, nieuwe zorgen, nieuwe teleurstellingen hebben we ook dit jaar te wachten, want dit land is het land der ruste niet. Alleen omdat God getrouw en onveranderlijk is, en Zijn verbond in eeuwigheid niet zal wankelen, mogen we ook op nieuwe blijken Zijner liefde en ontferming hopen.
Zien we rondom ons en achter ons, dan schijnt ons de toekomst steeds donkerder te worden, dan is er o zooveel, dat somber en droefgeestig stemt. Staatkundige verwikkelingen, kerkelijke verwoestingen, maatschappelijke spanningen, woelingen op elk gebied, toenemende losbandigheid en onverschilligheid, spottend ongeloof, wetenschappelijke machten welke in steeds meer vijandige houding optreden tegen het algemeene Christendom, hemeltergende zonden die straffeloos worden geduld, en wat daar verder nog bij genoemd kan worden.
Moogt ge bij en onder dit alles opzien naar boven, en gedenken aan Gods trouw en ontferming voor en over allen die Hem vreezen, dan grijpt ge moed, dan herleeft de hoop, dan verheldert de toekomst, dan kunt ge verzekerd zijn dat er geen haar zal vallen van uw hoofd, zonder den wil des hemelschen Vaders. Als uw vertrouwen op den Heere mag zijn en uwe verwachting van den God uws heils, laat het dan gaan zoo ’t wil, dan zult ge zeker en gewis wezen, dat zelfs in de grootste en zwaarste beproevingen Gods genade u genoeg is.
Wat dan ook nu nog voor u verborgen moge zijn, één ding weet ge: éénmaal maakt de Heere alle dingen nieuw. Nieuw in geheel eenigen zin van het woord.

Dat is het, wat Johannes, den apostel des Heeren, als balling op het eiland Patmos wordt te aanschouwen gegeven. Hoort slechts, wat hij zelf betuigt: »En ik Johannes zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, nederdalende van God uit den hemel, toebereid als eene bruid, die voor haren man versierd is. En ik hoorde eene groote stem uit hemel zeggende: Ziet, de tabernakel Gods is bij de menschen, en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God zelf zal bij hen en hun God zijn. En God zal alle tranen van hunne oogen afwisschen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.”
En na deze dingen gehoord en gezien te hebben, verneemt de ziener op Patmos andermaal een stem, nu niet slechts een van den troon uitgaande stem, maar de stem van Hemzelven, Die op den troon zat, volgens hoofdst. 19: 4 de stem van God. »Zie”, zoo hoort Johannes tot zich spreken: »Ik maak alle dingen nieuw”. Welk eene openbaring! Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Het nieuwe Jeruzalem, een nieuw leven, een vernieuwing van alles. En dat alles is het werk van Hem, die als de Almachtige alle dingen werkt naar Zijnen wil. Welk eene aanschouwing voor een mensch, die van een vrouw geboren, kort van dagen en zat van onrust is! Welk een heerlijk gezicht voor den geliefden apostel des Heeren, die om het woord Gods en om de getuigenis van Jezus Christus gebannen is en deelt in de verdrukking van Christus. Alles wat hij daar op Patmos aanschouwt, teekent hem met onuitwischbare verwen de toekomst voor oogen, gelijk die eenmaal in werkelijkheid zijn zal. Welk een stof tot vreugde! Welk een onbeschrijfelijk heerlijke toekomst. Geen tranen, geen dood, geen rouw, geen gekrijt, geen moeite meer. God bij u en gij bij God, in de meest zalige gemeenschap, eeuwig, ongestoord, welgelukzalig, zie, dat doet ons denken aan hetgeen een Paulus ergens getuigt: „Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geens menschen hart is opgeklommen, dat heeft God bereid dengenen die Hem liefhebben."
Hoe dieper dit alles wordt ingedacht, boe wondervoller alles zal worden. Wat dat nieuw maken hier omvat, gaat alle voorstelling van menschen te boven. Toch zijn deze woorden, als de woorden Gods, waarachtig en getrouw. De gedaante dezer tegenwoordige wereld gaat voorbij. We beleven er de laatste ure, de laatste bedeeling reeds van. Op zijn langst genomen, nog maar een wijle tijds, dan houdt deze bedeeling op, en daarbij ook al het leed en de moeite dezer aarde. Dan volgt de eindbeslissing, het wereldgericht en de rechtvaardige wedervergelding. De goddeloozen zullen dan niet meer zijn, maar die overwint, zal alles beërven.

Wat aan Johannes wordt geopenbaard, wil de Heere geheel Zijne Kerk op aarde ten goede doen komen. Vandaar het bevel des Heeren: „Schrijf." Bange tijden zullen nog aanbreken voor de strijdende Kerk des Heeren, groote worstelingen wachten haar in volgende eeuwen. Geweldig zal Satan woeden tegen het erfdeel Gods. Indien het mogelijk ware, zouden zelfs Gods uitverkorenen worden verleid. Maar onder alle ellenden en beproevingen, onder al de smarten en het leed hier te doorleven, is en blijft dit heil- en troostvol uitzicht voor de gemeente Gods op aarde: God de Heere maakt alle dingen nieuw.
Dat groote werk Gods wordt thans voorbereid. De steenen voor den bouw van het nieuwe Jeruzalem vereischt, worden gehouwen. Wat schijnbaar de volmaking van het werk tegenhoudt, zal later blijken te hebben moeten medewerken tot de voltooiïng. Het werk Gods is niet afhankelijk van menschen. In al Zijn werk is de Heere vrijmachtig en onafhankelijk. Niemand kan Zijne hand afkeeren of tot Hem zeggen: wat doet Gij?
Uwe hoop kan verflauwen, uw geloof kan klein en zwak zijn, uwe vijanden kunnen met groote kracht u aanvallen, maar uw schat en uwe erfenis u ontnemen, kan niemand. In ’t geloof, deelgenoot te zijn van de toekomstige, door Christus verworvene heerlijkheid, kan een Paulus alle dingen schade en drek achten om de uitnemendheid der kennis van Christus. Door de kracht van dat geloof kunt ge allen smaad en al het lijden dezer wereld wel verdragen. Gij hebt dan uw hoogste verwachting niet van deze wereld. Gij weet dan, omdat de Heere het al den Zijnen heeft voorzegd, dat verdrukking uw deel zal zijn in deze wereld.
Als menschen iets maken, dat nieuw is, kleeft er altijd nog zooveel gebrek aan hun werk. Gods werk is zonder eenig gebrek. Een nieuw kleed kan voor een oogenblik een mensch tot sieraad strekken, maar dat nieuwe kleed maakt den mensch zelf niet nieuw. Als eens alles nieuw zal zijn, dan zal ook voor den mensch zoowel innerlijk als uiterlijk alles nieuw zijn. Niet alleen zullen er dan geen tranen meer zijn, maar ook alle oorzaken tot weenen zullen weggenomen zijn. O schoone toekomst! O blij vooruitzicht! Wat zal dan alles vrede ademen, wat zal dan de stem van alle Gods verlosten lot ééne stem, tot ééne schoone harmonie samensmelten, om God Drieëenig eeuwig te loven en te prijzen. Is het nog niet geopenbaard, wat de geloovigen zijn zullen, zij weten dat zij Hem, namelijk Christus zullen gelijk zijn. Christus gelijk, verheerlijkt aan Gods rechterhand, den strijd voor altijd te boven, en gekroond als overwinnaars, om in het rijk der heerlijkheid te genieten verzadiging van vreugde en liefelijkheden aan Gods rechterhand eeuwiglijk.

Om in die hoop te kunnen leven en wet zulk een zalig vooruitzicht de toekomst tegen te gaan, komt het voor ieder kind van Adam op slechts eene zaak aan: vernieuwing des harten door den Heiligen Geest. Dat is het ééne noodige, volstrekt onmisbaar tot zaligheid. Wie niet wedergeboren is, zal het Koninkrijk Gods niet zien. Alteen zij die in deze weldaad deelen, zijn in Christus, en die in Christus is, die is een nieuw schepsel.
Wat nieuw is, trekt in den regel den mensch aan. Alleen deze vernieuwing, het allerbelangrijkste van al wat de mensch op aarde ooit kan bezitten, trekt niet aan. Over veel en velerlei openbaart men bekommernis, maar nergens minder over dan of men wel waarlijk vernieuwd is geworden. Dit bewijst de algemeene blindheid en verharding van Adams geslacht. De zonde is een geweldige macht. De kluisters van het ongeloof kan God almachtig alleen verbreken.
Verstandelijk stemmen velen de waarheid toe, zonder dat men van de kracht der waarheid iets gewaar wordt. Velen willen, als het op sterven aankomt, naar den hemel, maar men wil daarheen zonder vernieuwd te zijn. Men luistert naar de inspraak van zijn eigen verdorven hart meer dan naar het eeuwig blijvend Woord van God. Men vleit zich met een valsche hoop. Men bouwt op een onvasten grond. Men stelt zich een God en een hemel voor, die niet bestaan. Met dit vreeselijk zelfbedrog reizen dagelijks duizenden naar de eeuwigheid. Uiterlijke verandering en onderscheiding stelt men met vernieuwing, zooals God die werkt, gelijk. Toch is het vast en zeker: niet de dwaze meeningen en voorstellingen van menschen, maar de uitspraak van des Heeren Woord zal beslissen. Met God, die heilig is, kan geen zondaar buiten Christus in gemeenschap leven. Eerst dan, als uw schuld is weggenomen, als uwe zonden zijn vergeven, als ge ééne plant met Christus zijt geworden, dan zijt ge een nieuw schepsel. Dan is in u aanvankelijk bevestigd de waarheid van dat veel omvattend woord Gods: „Ik maak alle dingen nieuw.”
Met dat nieuwe leven hebt ge een nieuw gezicht, een nieuw gehoor, een nieuwen smaak, een nieuwe levenskeus, een nieuw gezelschap gekregen. En op de vraag: hoe kwaamt ge tot zulk eene gezegende staatsverandering? kan uw antwoord kort zijn, want het is God, die in u werkt het willen en het werken en het volbrengen naar Zijn welbehagen. ’t Is vrije genade, die u opzocht, die aan u verheerlijkt werd, en die ook anderen bidden leert: Heere, werk dat werk ook in mij!
Zalig zij, die zich alzoo eens zien ontsluiten de poorten van het nieuwe Jeruzalem, waarop geschreven staat: Hier zal niet inkomen iets, dat ontreinigt, en gruwelijkheid doet, en leugen spreekt; maar die geschreven zijn in het boek des levens des Lams.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 januari 1901

De Wekker | 4 Pagina's

Alle dingen nieuw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 januari 1901

De Wekker | 4 Pagina's