Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jezus volgen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezus volgen

11 minuten leestijd

„Volg gij Mij". Joh. 21:22 1. ged.

Bijzonder groot kan de belangstelling zijn, welke de eene mensch tegenover den anderen openbaart, maar niet altijd is die belangstelling onvoorwaardelijk goed te keuren. Toen Simon Petrus door den Heere Jezus in zijn apostelambt was hersteld en Jezus bij die gelegenheid Petrus voorspelde, wat hem te wachten stond, en tevens hem tot volgen van zijn’ Heere en Meester riep, zag Petrus zich omkeerende, Johannes volgen, waarop hij tot Jezus het woord richt en zegt: »Heere! maar wat zal deze?” Ongetwijfeld bedoelde hij daarmede te mogen weten, of ook Johannes, zijn medediscipel, een toekomst stond te wachten aan de zijne gelijk. Petrus wordt met zijne vraag afgewezen door Zijnen Meester, die hem terechtwijzend toevoegt: »Indien Ik wil, dat hij blijve, totdat Ik kome, wat gaat het u aan? Volg gij mij».
Belangstelling omtrent den naaste, belangstelling omtrent broeders en zusters is goed, de Christelijke liefde kenmerkt zich door belangstelling, maar als die belangstelling louter nieuwsgierigheid is, of als men zich druk maakt over anderen en daarbij zichzelven vergeet, dan is er meer, dan is er niet zelden geheel iets anders dan zuivere liefde in ’t spel. Er zijn menschen, die helaas hun leven lang aan dergelijke kwalen lijden, zonder ooit er van te genezen. Nooit kan men dezulken ontmoeten, of altijd hebben ze het over den één of over den ander. Zij speuren zelfs ijverig de gangen van anderen na, geven nauwkeurig op allerlei dingen en openbaringen acht. Sommigen zijn in deze kunst zoo geoefend, dat zij precies weten, wie een splinter in zijn oogen heeft en waar zijn splinter zit, maar den balk in eigen oogen niet zien. Gansch verkeerd zou het zijn, Petrus hiervan te verdenken of te beschuldigen. De man, die zijn eigen zonde met zooveel tranen voor God heeft beleden, weet wel beter. De man, die met vrijmoedigheid en ootmoedigheid tot zijn’ Heiland zeide: »Heere! Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U lief heb», die Petrus behoort niet tot het geslacht der farizeën, die veel zonde in anderen, maar in zichzelve niets dan heiligheid en voortreffelijkheid ontdekken.
Toch blijkt duidelijk, dat er in de vraag van Petrus met betrekking tot Johannes gedaan, iets was, dat niet goed was. In elk geval was hem vóór alle dingen noodig te betrachten, wat Jezus zoo even hem had voorgehouden met de woorden: »Volg mij». De Heere herhaalt nu dezelfde woorden met bijvoeging alleen van het woordje »gij». Met verhoogden nadruk en met persoonlijke aanwijzing verneemt Petrus dan nu, wat hem te doen staat: Hij moet Jezus volgen. Volg gij mij.
Door beurtelings op elk dezer drie woorden den klemtoon te doen vallen, zal ons duidelijk worden, naar we hopen, welk een allergewichtigst onderwijs Petrus en met hem ieder oprecht discipel en discipelin hiermede van den Heere ontvangt.
Volgen, met dit eene woord wordt omschreven de roeping van den discipel en van de discipelin des Heeren. Die Christus’ discipel wil zijn, neme zijn kruis dagelijks op en volge Hem.
In het volgen van Christus wordt het groote onderscheid openbaar tuschen ware en valsche discipelen. Niet bij een eerste vertooning, gelijk bij velen is waar te nemen, maar in en bij het bestendig volgen, waardoor het werk der genade zich in den zondaar openbaart. Volgen voor een oogenblik; volgen uit bijoogmerken; volgen gelijk ten tijde van Jezus’ omwandeling op aarde, om van de broeden te eten en om van krankheden verlost te worden, och, waar en wanneer werd het en wordt het niet gevonden.
Om tijdelijk voordeel, om eer en gunst van menschen, wordt zooveel gedaan. De mensch door de zonde zoo boos en arglistig weet zich in allerlei vormen te buigen. Jezus volgen heeft echter altijd een oorzaak, een bedoeling, een aanleiding. De vraag is altijd maar, waarom wilt en wenscht ge Jezus te volgen. Doet ge dit uit een rein en oprecht beginsel, dan heb ge uwerzijds geen voorwaarden. Gij hebt dan ook geen drang of dwang van buiten van noode. De oprechten hebben Jezus lief. Liefde is in hun volgen de drijfveer. Liefde in het hart uitgestort door den Heiligen Geest wekten trekt. Uit kracht dier liefde zijt ge gewillig tot hetgeen waartoe anderen tot geen prijs zijn te bewegen.
Alle mogelijke bezwaren aan ’t volgen van Jezus verbonden overwint ge door de kracht der liefde. Als een schaap van Jezus’ kudde kent ge de stem van den goeden Herder. Ge volgt maar niet omdat anderen het doen, of op eene wijze, waarvan ge zelf geen verklaring weet te geven, neen, ge handelt in dezen zelfstandig. Blijven anderen staan, gaan anderen terug, laten anderen, waardoor dan ook, zich aftrekken, gij volhardt in het volgen van Hem, dien ge als uw Redder, uw Ontfermer, als uw hemelschen Leidsman, als uw Koning erkent en gehoorzaamt. Is er soms smaad en verachting aan verbonden, dat schrikt u niet af, dat stoot u niet terug, dat brengt u niet aan ’t wankelen, omdat ge weet, Wien ge gelooft. Tracht Satan op allerlei wijze u te bewegen om van dat volgen af te zien, toch gaat ge voort. Ge kunt niet anders en ge wilt niet anders. Door de trekkende genade Gods wordt ge tot dat volgen steeds bekwaamd. En met Christus’ Bruidkerk leert ge bidden: „Heere! trek mij, en we zullen U naloopen». Het geloof ziet in Christus den eenigen maar volkomen Zaligmaker van zondaren. Voor ’t geloof is Christus de parel van groote, ja van de allergrootste waarde.
Is dat volgen van Jezus voor anderen zoo raadselachtig, zoo volstrekt onbegrijpelijk, die Christus niet kent, kan Hem ook niet lief hebben.
Veel, zeer veel kan er aan dat volgen voorafgaan. De oprechte volgelingen waren te voren niet zelden de grootste tegen-standers en vijanden. Maar wie zeggen kan als een Paulus: »mij is barmhartigheid geschied», die wordt van een onwillige een gewillige, van een vijand een vriend. Paulus was te voren een vervolger en later een prediker van Christus. Volgen van Jezus, volgen overal, volgen altijd, volgen onvoorwaardelijk, kenmerkt de genade, waardoor Gods kinderen zijn onderscheiden.
In en met dat eene woord »volgen“ wordt daarom zoo ontzaglijk veel gezegd.
De noodigende roepstem tot volgen wordt in de wereld van verschillende zijden gehoord. Van de wereld zelve gaan zoovele van die stemmen uit. Alle belichaamde machten welke zich willen doen gelden, roepen hare dienaren tot volgen. Het bijgeloof met de macht der zinnelijkheid, het ongeloof met al zijn wijsgeerige bespiegelingen, de wetenschap met al haar vernuft, alles spant samen, om der menschen zielen af te trekken van God en Zijn Woord. Over kunst, wetenschap, kapitaal, over alle mogelijke middelen kan men beschikken, om alzoo den strijd aan te binden en voort te zetten tegen de gemeente Gods en tegen ieder die niet slaafs de groote menigte op het hellend vlak des verderfs volgen wil. Daarbij komt nog een menigte van allerlei dwalingen en ketterijen, waaronder vele, met een zeker Christelijk vernis bedekt, het klatergoud voor echt goud doen aanzien. En tegenover dit alles staat de eisch om Jezus te volgen. Als de Heere tot Petrus zegt: Volg gij Mij, dan is in dat „Mij” zoo duidelijk en beslist mogelijk aangewezen, dat het volgen van Jezus onderscheiden is van het volgen van anderen. Wie Jezus volgt, kan onmogelijk te gelijk ook een ander volgen. Niemand kan twee heeren dienen. Geschiedenis en ervaring hebben intusschen geleerd en leeren nog dagelijks, dat nergens zooveel bezwaren en bedenkingen tegen geuit worden, als juist tegen het volgen van Jezus. Zoo was het toen Gods Zoon nog omwandelde op aarde en zelf predikte en Zijne leer door wonderwerken bevestigde. Wat al voorwaarden, uitvluchten en verontschuldigingen! Wat al vooroordeel, wat al onkunde en ongeloof! Hoe velen, die eerst onder de volgelingen des Heeren werden geteld, weken weldra af, gingen terug, wilden van Jezus niet meer weten. Welk een hardnekkige trotschheid deed het volk vragen: „Heeft iemand der oversten in hem geloofd?” Klein en gering, veracht en onaanzienlijk was meestal het getal dergenen, die Jezus standvastig volgden. En thans, na zoovele eeuwen, zien we nog dezelfde openbaring. Men wil wel een discipel van Jezus zijn, maar onder voorwaarde, dat Jezus zachte dingen zal spreken, dat men geen tijdelijk Terlies behoeft te lijden, dat er geen smaad en geen schande aan zal verbonden zijn, dat men er om geacht en geëerd kan blijven in de wereld, dat en geen moeielijke wegen te bewandelen zijn.
Velen gelooven nog, dat zij die Jezus volgen, de zaligheid zullen beërven, en zie daarom wil men deelgenoot zijn van de zoodanigen, namelijk wel van hun levens-kroon, maar niet van hun levensstrijd.
Toch bedenke ieder wel, dat Jezus noch aan Petrus, noch aan een ander Zijner discipelen ooit heeft gezegd: volg mij één dag, één maand of één jaar. En evenmin heeft de Heere ooit gezegd: volg Mij ’s Zondags, maar in de week komt het er minder op aan. Christus is de Waarheid, gelijk Hij ook de Weg en het Leven is. Hij is geen halve of gedeelde, maar de volkomen, de verpersoonlijkte Waarheid. Wie dus Christus volgt, die volgt de Waarheid, die kent de Waarheid, en laat door de Waarheid zich leiden.
Hg is het Licht, en die Hem volgt, die keert zich van de werken der duisternis.
Zoolang nu de waarheid maar niet persoonlijk wordt voorgesteld en aangedrongen, kunnen velen die nog hooren. Dan is zelfs de waarheid door velen nog zeer gewild. De vraag is echter, of de waarheid anders dan juist persoonlijk voorgesteld kan en mag worden. Als de Heere tot Petrus zegt: volg gij Mij, dan is in dat „gij” het persoonlijke toch niet tegen te spreken.
En wie zal dit ooit beter hebben gevoeld dan Petrus, tot wien de Heere deze woorden sprak op een oogenblik, dat Petrus meer aan Johannes, dan aan zichzelven dacht. En wat zou het u en mij baten, als alle anderen werden behouden en wij moesten verloren gaan. Het algemeen schuldig zijn van ieder die een misdaad beging, erkende koning David aanstonds, toen de profeet Nathan tot hem gekomen was, die hem zijn zonden onder de oogen zou brengen. Maar hoe veranderde het gelaat des konings, toen de profeet tot hem zeide: Gij, David, zijt de man. Gij hebt tegen God gezondigd, gij hebt al Gods geboden overtreden en zult gij ontkomen aan den vloek der wet, aan het eeuwig en ontzettend oordeel Gods, dan is u persoonlijk noodig, dat gij Jezus volgt. Persoonlijk moet ge voor God worden gerechtvaardigd. Persoonlijk moet ge door een oprecht geloof Christus worden ingelijfd, zult ge vruchten des geloofs kunnen voortbrengen. En daarin wordt het beste en het uitnemendste van alle geloofsvrucht uitgedrukt en omschreven, dat gij Jezus volgt.
Petrus heeft het verstaan en hij is Jezus gevolgd. Hij heeft zijn Heere en Meester beleden. Hem gediend, Hem anderen aangeprezen, en hij is daarin niet beschaamd.
Toen de machten dezer wereld zich opmaakten om Petrus tot zwijgen te brengen, heeft hij bewezen Gode meer te gehoorzamen dan de menschen.
En wat is uw antwoord op de vraag, of ge Jezus volgt? Ook gij wordt daartoe geroepen door het evangelie. Ook gij moet eenmaal sterven en voor Gods rechterstoel verschijnen. Niet slechts anderen, maar ook gij moet door Jezus’ bloed gereinigd worden, zult ge het koninkrijk Gods beërven.
Niemand is zoo waardig gevolgd te worden als Jezus. Wie dit mag doen door Gods genade, die zal later blijken een onberouwelijke keus gedaan te hebben. Laten er dan moeielijkheden, laat er strijd en smaad aan verbonden zijn, maar de Heere heeft gezegd: waar ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn. Mag dat aan het einde van uw aardsche loopbaan door u in waarheid worden getuigd en beleden: Ik ben Jezus gevolgd, dan zal uw einde zeker vrede zijn. Verlies dan veel van uw gezelschap, van uw vrienden, van alles wat de wereld acht en bemint, dit ééne zij u genoeg, te kunnen zeggen: ’k heb alles verloren, maar Jezus verkoren. Wiens eigen ik ben.
Ja al moest ge dan voor dit tijdelijk leven alles verliezen en waart ge slechts een spot en smaad van menschen op de wereld, eenmaal zal blijken, boe zalig zij zijn, die naar des Heeren Woord Hem leerden volgen, gehoorzamen en liefhebben. Die als bewijs van Zijne liefde tot de Zijnen de lidteekenen van de kruisnagels draagt in Zijne handen en voeten.
Als ge Jezus volgt, zijt ge dicht bij Hem, wiens troost en bescherming rijkelijk opweegt tegen alles, wat ge om Zijnentwil moet verlaten.
»Volg gij mij”. Dierbaar en gezegend onderwijs! De Heere is gestorven en begraven, maar ook opgestaan en verheerlijkt. En die Hem volgen, zullen eens opstaan en eeuwig leven met Hem!
En waar Ik ben, aldaar zal ook mijn dienaar zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 april 1901

De Wekker | 4 Pagina's

Jezus volgen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 april 1901

De Wekker | 4 Pagina's