Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Iets uit de zendingsgeschiedenis (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets uit de zendingsgeschiedenis (1)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe zouden wij zijn? Er wordt soms zoo gemakkelijk over het leven en het werken der zendelingen gedacht en hun doen wordt zoo gauw veroordeeld, maar als we ons zelven eens in hun plaats stelden, hoe zouden wij zijn en doen? Jongedochters en vrouwen, die dit leest, wat dunkt U van een jonge dame uit Schotland, die haar hand had gegeven aan zendeling Paton en van wie de eerste dag van haar zendingsleven aldus wordt beschreven:
„Het eerste eiland, dat we nu naderen is Aniwa!” Met deze woorden wendde zich de kapitein van de Dayspring, het zendingsvaartuig der Nieuwe Hebriden, tot Mevrouw Paton. Ze was een jonge kloeke vrouw, trouwens anders ware ze door het lot van Patons eerste echtgenoote zeker afgeschrikt geworden haar lot aan het zijne te verbinden. Patons eerste vrouw had slechts drie maanden met haar echtgenoot geleefd tusschen de menscheneters van Tanna en had in den bloei van ’t leven een vroegen dood gevonden, ver van ouders en vrienden. Zeker geen lot, dat aantrekken kon, als er niet een hoogere drijfveer gekend werd. Die drijfveer, de innige begeerte om te mogen meewerken aan de uitbreiding van het heerlijk Koninkrijk Gods, mocht dan ook Patons tweede vrouw door genade kennen, en schoon ze het wist, welk een ondenkbaar lijden en hoeveel schrikkelijke vervolging haar echtgenoot van de kannibalen van Tanna had te verduren gehad, zóó dat hij nauwlijks het leven bad gered, ze had niet geaarzeld hem op zijn tweede reis te vergezellen, toen Aniwa hem als arbeidsveld was aangewezen.
Vol verwachting tuurden de oogen van mevrouw Paton naar den gezichtseinder, toen kapitein Fraser de bovengenoemde woorden tot haar sprak, en trachte ze het genoemde eiland te zien. Eindelijk dook het uit zee op, met zijn schoon begroeiden bergkegel, zoo liefelijk als slechts een eiland in de Zuid-zee zijn kan. Het was een heerlijke morgen; azuurblauw en spiegelglad lag de zee voor hen, zoodat de zonnestralen heerlijk werden weerkaatst. Langzaam naderde men het doel der reis, totdat een boot werd uitgelaten, die hen aan land zou brengen. Vol hoop en ijver sprong mevrouw Paton met haar man in de boot, maar als ze steeds dichter bij land kwam, en de zwarte schepselen zag, die er nauwelijks als redelijke wezens uitzagen, kon de jonge vrouw een gevoel van groote vrees niet overwinnen. Niewsgierig staarden de zwarten van hunne klippen naar de komenden; maar geen enkel bewijs van vreugde met hun komst moedigde de vreemdelingen aan, zelfs geen zweem van welkomstbewijs werd gegeven, en de jonge Schotsche kreeg onwillekeurig de gedachte: zouden deze wilden ook naar ons bloed dorsten? O, welk een schrille tegenstelling tusschen de heerlijke, liefelijke natuur en hare schrikkelijke bewoners. Tevergeefs trachtte mevrouw Paton een woord uit te brengen: de vrees had de overhand. Maar de boot stiet eindelijk aan land. Haar echtgenoot, met zijn zoontje op den arm, sprong uit de boot en zij moest volgen. Uit de toeschouwers trad, tot hare verwondering, een net gekleede vrouw op haar toe, die haar de hand bood tot hulp bij het overklimmen der klippen. „Wie is die vrouw,” vroeg ze haar man en kreeg tot antwoord: „de vrouw, van een inlandsch helper, die van een ander eiland gekomen, hier reeds eenigen tijd gewoond heeft.” Dat gaf haar moed. Had deze zwarte vrouw, voor enkele jaren nog heidin, vaderland en vrienden verlaten om met haar man naar Aniwa te gaan en daar Christus te verkondigen, wat moest zij dan, de blanke vrouw, onder het evangelie opgevoed en die de kracht van dat evangelie aan haar ziel had ervaren, niet zijn; en hoe weinig paste haar dan de vrees. Ze trad op de inlandsche vrouwen toe, schudde haar de hand en was al blijde met een vriendelijken glimlach.
Voorloopig was aan Paton en de zijnen een groote hut afgestaan door de inboorlingen, en ’t is te verstaan, dat mevrouw Paton zich daarin niet erg op haar gemak gevoelde, ’t Was één groote ruimte, die tegelijk zou moeten dienen voor woon- en slaapkamer, verblijfplaats der inlandsche bedienden, zoowel als voor kerk en school; maar ze wist zich te schikken. Door middel van kleeden en gordijnen werd van de groote ruimte een deel afgescheiden als slaapvertrek voor den zendeling en zijn gezin; kisten en kasten deden in het andere deel dienst voor tafels en stoelen en voor Aniwa was de woning al zeer comfortabel ingericht.
Bij ’t uitpakken had men vergeten de lampen uit te nemen en toen de zon was ondergegaan, schoot er niet anders over dan te trachten te slapen, daar het pikdonker werd in het vertrek. Nu de dag was zeer vermoeiend geweest, zoodat dan ook weldra een weldadige slaap zich van allen meester maakte. Bij den eersten morgengloor schrok mevrouw Paton zeer onaangenaam wakker. Wat hoorde ze? Waren dat niet de voorzichtige voetstappen van inlanders? zou het nu reeds op hun leven gemunt zijn? Met ingehouden adem lag ze te luisteren. Eenklaps verheft zich uit het voorvertrek de melodie van het lied: Rust mijn ziel, Uw God is Koning, heel de wereld Zijn gebied! ’t Waren de inlandsche Christenen, die daar samen waren om hun morgengodsdienstoefening te houden, en zij waren het geweest die onwetend mevrouw Paton zoo bevreesd hadden gemaakt.
Hoe beschaamd lag ze nu naar toon en woord van het lied te luisteren! Een heerlijke indruk gaf de Heere haar, dat Hij Koning was over hemel en aarde en ook te midden van de donkerkleurige bewoners van Aniwa een zorgend en beschermd en bemoedigend God kon zijn! Zoo ging ze zeer gemoedigd den tweeden dag van haar leven in de heidenwereld tegen.

V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 1901

De Wekker | 4 Pagina's

Iets uit de zendingsgeschiedenis (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 1901

De Wekker | 4 Pagina's