Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Iets uit de zendingsgeschiedenis (14)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets uit de zendingsgeschiedenis (14)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een kijkje op Sumatra (5)

Met de bespreking van een stuk Bijbelsche Geschiedenis is echter ons bezoek in het dorp niet afgeloopen, zoo schrijven de zendingszusters. Daarna komen de vrouwen nog met allerlei aangelegenheden, klachten en vragen. Een brengt een ongezeggelijk kind naar ons toe, opdat we het tot gehoorzaamheid zullen aanmanen. Ginder komen er twee aan, die onderling twist hebben en die willen, dat we uitmaken, wie gelijk heeft, waar ze doorgaans beide ongelijk hebben. De Batakkers twisten namelijk veel, zoowel mannen als vrouwen en kinderen, en ’t is vaak zeer moeilijk, vrede onder hen te stichten. Pas zijn we bezig de beide strijdlustigen zeer nadrukkelijk op het gemoed te drukken, dat ze niet mogen twisten, als we ons plotseling aan den arm voelen trekken. Een strompelig oudje staat achter ons, steekt de hand uit en vraagt met een vertrouwelijk oogknippen: „lehon ma badju di ahu", geef me een kleed, en daarbij wijst ze op haar versleten gewaad, dat ze heeft omgehangen en waarvoor ze pas een best kleed heeft verwisseld, om ons medelijden op te wekken. Maar we kennen die streken van deze onbeschaamde bedelaars, waaronder ge zelfs meer gegoeden kunt aantreffen. De oude is echter vasthoudend en laat ons niet los, tot groot vermaak van de omstanders, als plotseling uit een dichtbijstaand huis een noodgeschrei in onze ooren dringt. Allen ijlen daarheen; wij volgen en zien weldra, hoe een moeder haar ondeugend kind een welverdiende tuchtiging toedient, en de daarover vertoornde vader zijn zoontje toeroept: »sla haar maar terug, jongen, sla haar terug!» Waarop de moeder het antwoord niet schuldig blijft en schreeuwt: »je vader zal je slaan, sla je vader!» Dan streelt ze weer het kind en vraagt het om vergeving, dat ze het gewaagd heeft het te kastijden. Zulke tooneelen ziet men dagelijks gebeuren en ’t spreekt wel van zelve, dat de gevolgen niet uitblijven.
Aan het einde van het dorp in een van de armelijkste huisjes ligt een zieke, die we nog even willen bezoeken. We klimmen de trap op, die uit ruwe, knoestige boomtakken is samengesteld en zien door de opening van de deur, die half aanstaat, dat de familie aan het eten is. Daar het zeer onfatsoenlijk is, iemand bij den maaltijd te storen, zoo willen we de luidjes door de deuropening eens opnemen. Daar zitten ze allen op matten, gehurkt rondom een groeten schotel rijst. leder heeft zijne portie rijst voor zich liggen en een schoteltje met bladgroente en visch naast zich staan, door grootmoeder van de markt meegebracht. Met groote vaardigheid wordt de drooge rijst in de hand tot een bal samengerold en in den mond geworpen, wat zeer gemakkelijk schijnt, maar het toch inderdaad niet is, vooral daar niemand een kruimeltje mag morsen. Als eindelijk de maaltijd geeindigd is, wordt een schotel water rondgegeven, waarin ieder de handen wascht, zooals de gewoonte dat vereischt. Een handdoek is daarbij niet noodig; want door eigenaardige beweging der handen langs de kleederen wordt de handdoek overbodig gemaakt. Als dan eindelijk allen klaar zijn, worden we uit onze positie op de trap bevrijd en komen in de kleine, bedompte ruimte. We zijn in de hut van een arme. Een paar slaapmatten, enkele kookpotten, een kleine houten kist en een zak rijst, ziedaar de geheele inventaris. In ten hoek van de halfdonkere ruimte, dicht bij den haard, waar de brokken hout nog walmen, ligt de zieke op een slaapmat, toegedekt met alle kleedingstukken, die voorhanden zijn, zóó, dat ook het hoofd bedekt is, zoodat geen frissche luchtstroom haar bereiken kan. We verwijderen natuurlijk dadelijk al die doeken en zetten de deur wijd open (vensters zijn er niet), waarop de zieke zeer verlicht schijnt en diep ademhaalt; vooral het wasschen van voorhoofd en pols schijnt haar goed te doen. Maar of we ook alles doen, wat in ons vermogen is, om het lot der arme kranken te verlichten, toch is het onmogelijk hen afdoende te helpen zoolang de zending geen eigen ziekenhuis heeft. De huiselijke verhoudingen, de bijgeloovige vooroordeelen en het grenzelooze onverstand van de lieden bij het bezoek van de zieken, zijn nog altijd onoverkomelijke hinderpalen. Daarom heeft de ziekenverpleging in de gemeente geen uitzicht op resultaat, ten minste wat de lichamelijke verpleging betreft, Maar het Woord des Heeren dat ook voor kranken een troostwoord kan zijn en meer dan elders toegang heeft tot het hart van de zieken en de betrekkingen, het is ook bij ons niet gebonden en we mogen op menige heerlijke ervaring wijzen.
Als wij het huis van de kranke verlaten hebben en ons naar den uitgang van het dorp denken te begeven, om huiswaarts te keeren, treedt ons een oude vrouw in den weg met een diep bedroefden trek op het gelaat. Zij slaat den doek terug, die over hare schouderen hangt, en wij aanschouwen een naakten, tot op het been vermagerden zuigeling. Ontzet vragen we, wat het wormpje scheelt. »De moeder«, is het droeve antwoord, maar daarmede is alles gezegd. Is in Europa het lot van een moederloos wicht diep te beklagen, de arme Battakkinderen zijn driewerf beklagenswaard, als bij hunne geboorte of spoedig daarna de moeder en daarmede ook de voedster wordt weggenomen. Niet omdat de vader, de tantes en grootouders de kleine niet verzorgen willen, integendeel, ze zullen zich zelfs gaarne opofferen, maar wie zal de kleine opvoeden, daar de voedster ontbreekt. De kunstmatige voeding met koemelk is den Battaks vreemd, waarom ze dan ook dikwijls de wreede gewoonte volgen het levende kind met de doode moeder tegelijk te begraven. Veel heeft de zending gedaan, om dit gruwelijk gebruik te keeren, maar waar men in het grootbrengen der kleinen op zoo vele moeilijkheden stuit, zal bat niet zoo spoedig gaan, óf er moesten gelden zijn tot oprichting van een weeshuis!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1901

De Wekker | 4 Pagina's

Iets uit de zendingsgeschiedenis (14)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1901

De Wekker | 4 Pagina's