Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gelijk een schaap ter slachting geleid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gelijk een schaap ter slachting geleid

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Hij is gelijk een schaap ter slachting geleid, en gelijk een lam stemmeloos is voor dien die het scheert, alzoo doet Hij Zijnen mond niet open.” Hand. 8 : 32.

Op den weg die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza, ontmoet Filippus een Moorman, een kamerling van Candace, de koningin der Mooren. Deze ontmoeting is wondervol door den Heere aldus beschikt, want Filippus heeft op aanwijzing van een engel des Heeren zich op dezen weg begeven. Wat schijnbaar toevallig was, zien we hier zeer duidelijk aangewezen geschied te zijn onder de bijzondere leiding Gods. Die kamerling, waarschijnlijk een proseliet, is geen vreemdeling van Israëls verwachting, want hij keert terug van Jeruzalem, waarheen hij gereisd was om aldaar te aanbidden. Zijne belangstelling in der Joden verwachting toont hij o. m. in het lezen van het boek, dat hij op zijn wagen zittende overluid leest. Op zijn verzoek heeft Filippus plaats genomen naast hem op den wagen, en nu leest hij de bekende woorden uit de profetie van Jesaja. Is het hem onbekend of de profest hier spreekt van zichzelven of van iemand anders, Filippus, de dienaar des Heeren, zal het hem uitleggen en verkondigt hem naar en overeenkomstig die Schrift Jezus.
„Hij is gelijk een schaap ter slachting geleid.” Welk een uitnemend onderwerp, welk een kostelijke aanleiding voor Filippus om aan dien heilbegeerigen Moorman het evangelie der genade te prediken. Wat eeuwen te voren door een van Gods heilige profeten was voorzegd, was nu vervuld. Het eenige offer dat voor de zonde gelden kon, was nu gebracht, en de wijze waarop, zoowel als de omstandigheden waaronder dit geschied was, ’t was alles in volkomen overeenstemming met de profetische voorzegging.
De beeldspraak van een schaap en een lam doen ons denken in dit verband aan een volstrekt weerloos, onnoozel, zachtmoedig dier, dat stemmeloos is voor het aangezicht van zijnen scheerder, en dat zonder eenige tegenweer zich ter slachting laat leiden en doet kelen. Geen dier zoo weerloos en zoo zachtmoedig als een schaap. Het geeft zich on voorwaardelijk over en kent geen verzat. Aan zulk een schaap gelijk is Jezus geweest, toen Hij, als de Man van smarten, Zijn lijdensweg moest gaan, Zijn lijdensbeker moest drinken, en ten laatste aan het vloekhout des kruises moest sterven als de grootste misdadiger. Toen Hij gescholden, gehoond, gelasterd en bespot werd, heeft Hij dit alles verdragen. Door de bende der krijgslieden op Hem afgezonden heeft Hij zich laten binden en wegleiden van de eene gerechtsplaats naar de andere. Door Zijn beulen gefolterd, door de rechters bespot en mishandeld, door het volk veracht en schandelijk bejegend, zonder ontferming, zonder medelijden, als de onwaardigste aller menschen, hoort ge van Jezus’ lippen geen verzet, geen verdediging, geen tegenweer hoegenaamd. Zwijgend voor den hoogepriester en het Sanhedrin der Joden, zwijgend voor Pilatus, zwijgend voor den goddeloozen Herodes, zwijgend voor het volk, spreekt de Heere alleen dán een enkel woord, als de eisch der waarheid dit vordert, maar niet om Zichzelven uit Zijn lijden te verlossen. Gelijk een schaap en gelijk een lam — zoo lezen we op elke bladzijde van de lijdensgeschiedenis van den Heere Jezus. Toch ontbrak het den Heere niet aan macht noch aan wijsheid om tegenover Zijne vijanden en rechters Zich te verdedigen. Op één wenk Zijner goddelijke Majesteit stortten Zijne vangeren in Gethsémané ter aarde. Maar de Schrift moest vervuld, het offer voor de zonde moest gebracht, aan Gods gerechtigheid moest genoeggedaan worden, en wat de Borg en Middelaar van al Gods uitverkorenen van eeuwigheid op zich had genomen, moest, naar Gods aanbiddelijken raad, worden uitgewerkt. Daarom ondergaat Jezus vrijwillig, geduldig, onderworpen en met volkomen overgaaf van Zichzelven, al Zijn lijden. Als Hij ten laatste uitgeleid wordt buiten Jeruzalem naar Golgotha, dan ziet ge de woorden door Jesaja gesproken letterlijk in vervulling treden: als een schaap wordt Hij ter slachting geleid. Als een schaap, maar alleen in opzicht tot Zijn vrijwillige onderwerping, niet in betrekking tot het al of niet bewust zijn van hetgeen geschieden zou. Een schaap is een redeloos dier en weet het niet, draagt er geen bewustheid van om, ais het ter slachting wordt geleid. Jezus daarentegen was Zich steeds helder bewust van alles wat Hem wedervaren zoude. Heeft Hij het Zijnen discipelen niet in bijzonderheden te voren medegedeeld, dat te Jeruzalem aan Hem volbracht zou worden al wat van Hem geschreven was? Zelfs een Pilatus zou geen macht tegen Jezus gehad hebben, zoo het hem niet van boven gegeven ware. De Heere wist het, dat het de ure en de macht der duisternis was. Maar Hij wist evenzeer, dat het doel Zijner komst op aarde was om de werken des duivels te verbreken, en den duivel zelven te overwinnen.
Wat Filippus tot den kamerling gesproken heeft, wordt ons niet vermeld. Alleen lezen we, dat hij na de profetie van Jesaja gehoord te hebben, hem Jezus verkondigde. En wat die Christusprediking voor zulk een man moet geweest zijn, is uit de geschiedenis wel eenigermate af te leiden. Is een hongerige ziel alle bitterheid nog zoet, hoe aangenaam moet dan voor zulk eenen wel de smakelijke spijs wezen. Alleen de Christusprediking beantwoordt aan des zondaars behoefte. Alleen die prediking is Gode welgevallig. Zij is de hoofdinhoud van het evangelie. Alleen van die prediking is onder des Heeren zegen heil te verwachten.
Het teekent en kenmerkt ook den waren, den trouwen dienaar des Heeren, die elke gelegenheid daartoe aangrijpt om zich van zijne roeping te kwijten. Christusprediking, maar alleen en uitsluitend de Christusder Schriften. Geen valsche, geen vreemde, geen onhistorische Christus. Geen prediking slechts van een voorbeeld in gehoorzaamheid, geen prediking die er alleen op uit is om hartstochten te prikkelen en op te wekken, waar zelfs de lijdensgeschiedenis helaas door velen toe wordt aangewend, om dan ten slotte Christus’ lijden te laten opgaan louter in een martelaarsgeschiedenis. Christusprediking gelijk ongetwijfeld dit door Filippus is geschied, en gelijk daardoor de prediking van Jezus’ apostelen zich onderscheidt. Christus het Lam Gods, dat de zonde der wereld draagt, gelijk reeds Johannes de Dooper Hem aangewezen had.
Menschen hebben geleden, veel geleden in tijden van vervolging. De geschiedenis der martelaren leert ons, wat onder Gods ondoorgrondelijke toelating al gebeuren kan. De geschiedenis van Christus’ kerk is eene lijdensgeschiedenis bij uitnemendheid. Maar menschen, vrome en godzalige menschen hebben de macht niet om tegen dit boos geweld zich te verzetten. Dit was zoo geheel anders met den Heere Jezus. Daartoe was Hem geen zwaard van Petrus noodig. Toen Petrus het zwaard getrokken had, beval hem de Heere het zwaard in zijne scheede te steken, met de opmerking: „of meent gij dat Ik Mijnen Vader nu niet kan bidden en Hij zal Mij meer dan twaalf legioenen engelen bijzetten? Den drinkbeker, dien Mij de Vader gegeven heeft, zal Ik dien niet drinken?” Het ter slachting geleid worden als een schaap en het stemmeloos zijn als een lam voor het aangezicht Zijner scheerders was derhalve het bewijs, niet van Jezus’ onvermogen, maar van Zijn algeheele en vrijwillige overgave. Waren de Joden niet verblind en verhard geweest, en vervuld met allerlei vooroordeel, dan had dit hun aandacht moeten trekken. De Heere had toch te voren zooveel bewijzen gegeven van Zijn macht, van Zijn grootheid, van Zijn geheel eenige afkomst. Wat zou een mensch van gelijke bewegingen als anderen niet hebben gezegd, niet hebben gedaan om zichzelven te verdedigen tegenover zooveel leugen en laster als waarmede men Jezus zocht te beschuldigen.
Maar in plaats van hiertoe Zijne macht te gebruiken, wist de Heere dat alles moest vervuld worden wat van Hem geschreven was. Hij wist dat Hij de straf der zonde als Borg en Middelaar moest dragen, zouden anderen daarvan voor eeuwig verlost, deelen in de heerlijkheid die Hij bij den Vader had al eer de wereld was. Daarom zal Hij Zijn begonnen Middelaarswerk voleindigen. Daarom zal Hij die ure en de macht der duisternis niet trachten te ontwijken. In de rolle des boeks was van Hem geschreven: Ik kome, o God, om Uw welbehagen te doen, en Ik draag Uwe wet in het midden Mijns ingewands. Zegt een Petrus, met Jezus’ lijden bekend gemaakt: „Heere, wees U genadig: dit zal U geenszins geschieden,” dan blijkt dat Simon niet weet wat hij zegt. Vragen anderen bij en onder het lezen van al het lijden den Zoon des menschen aangedaan: waarom toch dit alles? dan ligt de verklaring hierin, dat de Heere getuigt: „En Ik heilige Mijzelven voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid.”
Van het begin tot het einde Zijns lijdens zien we dit woord der profetie, door den kamerling op zijn’ wagen gelezen, bevestigd: Hij is als een schaap ter slachting geleid. Wondervol en aanbiddelijk is de wijze waarop Gods heilig Kind Jezus het tegenspreken der zondaren tegen zich verdraagt. En wondervol evenzeer, dat juist op deze wijze door Hem alle heil voor zondaren verworven, de grootste overwinning behaald, de eeuwige zaligheid voor al de Zijnen verkregen wordt. Daarvan ten volle bewust, zingen de verlosten in den hemel hun lied en heffen hun bigde lofzangen aan ter eere van het Lam dat geslacht is, terwijl zij het Lam volgen waar het ook henengaat. Zoo wordt dan ook de profetie in het licht der vervulling het evangelie der verzoening, dat van genade en zaligheid spreekt.
Hoe kan het anders of dat evangelie moest dierbaar en aantrekkelijk zijn, niet alleen voor den kamerling van Candace, maar ook voor ieder die door Gods genade behoefte aan verlossing leert kennen. De prediking van den lijdenden Christus is de prediking van den eenigen, algenoegzamen en bereid willigen Zaligmaker. Hem te kennen in het licht des geloofs, Hem door het geloof te aanschouwen, ter slachting geleid als een schaap, stemt tot aanbidding en verootmoediging. Dan ziet ge in Hem het rantsoen voor uwe zonde, uwe rechtvaardiging voor God. De waarheid, de rechtvaardigheid, de heiligheid Gods in Hem gehandhaafd en verheerlijkt, en deszelfs zalige vrucht: de vergeving uwer zonden. Wordt gij dan geroepen om met Christus te lijden, geroepen om uw Heere en Heiland te volgen ook in Gethsemacé en naar Golgotha — ziende op hem door het geloof, zal Gods genade u sterken en bekwamen tot alles waartoe de Heere u roept. Van nature onbekwaam, onwillig, wederspannig en ongeduldig, werkt, onder den invloed des Heiligen Geestes, het geloovig zien op Hem die het kruis verdraagt en de schande veracht, verootmoediging. Neen, dan zal het u niet licht te veel of te zwaar zijn, wat de Heere van u vraagt, Uw onwil wordt dan uw zonde. Uw met eenswillens zijn met God baart u droefheid en smart. Wat de natuur onmogelijk kan leeren, dat leert de genade Gods:in waarheid te bidden wat de Heere Zijnen discipelen geleerd heeft te bidden, en wat Hijzelf in Zijn bangste lijden en in Zijne diepste vernedering gebeden heeft: Niet mijn wil, maar Uw wil, o Vader in de hemelen, geschiede.
Ware er meer geiijkvormigheid aan Christus onder Gods kinderen, er zou meer lijdzaamheid zijn. Ware er meer levendige geloofsoefening met Christus en minder koele en afgetrokken redeneering, dan zou ongetwijfeld Christus wat meer dierbaar zijn. De kamerling is niet tevreden met een tekst, heeft niet genoeg aan de uitlegging, hoe dierbaar hem dit een en ander ook zij: Christus zelf moet hij bezitten tot zijn eigendom. Daarom verlangt hij door Filippus te worden gedoopt, en alzoo in het heilig sacrament de bevestiging van Gods belofte voor zich te ontvangen.
Het laatste wat wij van dezen Moorman lezen, is dat hij zijnen weg met blijdschap reisde. Wel een bewijs dat het Woord des Heeren en de prediking van Christus voor hem gezegend was. De reis door deze wereld is zoo moeielijk, gaat met zooveel bezwaren gepaard, kenmerkt zich niet zelden door veel zuchten en tranen. Het eenige wat u en mij, en wat ieder kind van Adam met blijdschap de reis kan doen voortzetten naar de eeuwigheid, is Hem te kennen, Hem door het geloof te omhelzen, die als een schaap ter slachting is geleid. Dan is de weg dien we gaan, een door Jezus gebaande weg. Dan is ons kruis, met het Zijne vergeleken, zoo licht. Dan is de belofte Gods aan de gehoorzaamheid des geloofs verbonden zoo rijk in troost, dat ge steeds de kroon in ’t gezicht zoekt te houden, welke schittert aan het eind der aardsche loopbaan.
Bewust van al onze afhankelijkheid, onbekwaamheid en geringheid zij het dan onze bede: Trek mij, Heere! en wij zullen U naloopen. En die Mij volgt, zegt de Heere, zal in de duisternis niet komen, maar het licht des levens hebben.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 februari 1902

De Wekker | 4 Pagina's

Gelijk een schaap ter slachting geleid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 februari 1902

De Wekker | 4 Pagina's