Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods zorg voor de Zijnen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods zorg voor de Zijnen

11 minuten leestijd

„Werpt al uwe bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u.” 1 Petri 5: 7.

De Heere regeert. In hemel en op aarde moet alles gehoorzamen op Gods wenken. Gods voorzienigheid gaat over alles, zelfs over de allerkleinste dingen. Wat is geringer dan een haar van uw hoofd en een muschje op het dak? En toch leert ons de opperste Wijsheid, dat geen haar van ons hoofd en geen muschje van het dak zal vallen zonder den wil des hemelschen Vaders.
Dit te weten zegt veel. Het te gelooven zegt meer. Daarom is de vraag in onzen Heidelbergschen Catechismus zoo gepast: „Waartoe dient ons, dat wij weten, dat God alles geschapen heeft, en nog door Zijne Voorzienigheid onderhoudt?” Juist de praktijk, de geloovige gebruikmaking van die wetenschap biedt zulk een rijken troost, is van zulk een Godverheerlijkenden aard en geeft ons zulk een bijzonder onderwijs in betrekking tot de vraag, hoe de geloovige mensch zich in de praktijk van zijn leven van alle anderen behoort te onderscheiden.
God zorgt voor Zijne schepselen. Alle schepselen hebben niet slechts hun oorsprong, maar ook hun voortbestaan aan hun Schepper te danken. Maar op eene bijzondere wijze zorgt de Heere voor Zijne gunstgenooten. Als Petrus schrijft: „Hij zorgt voor u”, dan hebben wij bij dat „u” te denken aan de personen in het adres van den brief genoemd, nl. „de uitverkorenen naar de voorkennis van God den Vader, in de heiligmaking des Geestes, tot gehoorzaamheid en besprenging des bloeds van Jezus Christus.” Voor deze dankt Petrus den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, die hen heeft wedergeboren tot een levende hoop. Wijzende op Christus als de verdienende oorzaak van alle zaligheid, is hij er van verzekerd: u die gelooft, is Hij dierbaar.
En als dan deze apostel aan het slot zijner apostolische onderwijzingen en vermaningen is gekomen, wekt hij de lezers van zijn brief bijzonder op tot ootmoed en tot vertrouwen op den Heere. Tot die opwekking had Petrus bijzondere aanleiding. Er was in die dagen voor de Christenen „in de verstrooiing” veel noodig om getrouw te zijn en te blijven. De hitte der verdrukking werd zoo groot, de vervolging zoo algemeen, en gelijk het gewoonlijk gaat in zulke tijden, er wordt dan veel kaf openbaar, dat anderen voor koren hadden aangezien. De grootste bekommering van hen, aan wie de apostel zijn schrijven heeft gericht, gaat niet in de eerste plaats, gelijk bij zoo velen, over de vraag: wat zullen we eten of wat zullen we drinken? maar over de vraag: hoe zullen we volharden in den strijd, hoe zullen we ten einde toe met lijdzaamheid loopen de loopbaan ons voorgesteld? Vandaar dat de schrijver zoo nadrukkelijk wijst op het voorbeeld van Christus, die als de Rechtvaardige voor de onrechtvaardigen geleden heeft. Ziende op eigen zwakheid en geringheid, ziende op den nood der tijden en de gevaren welke van alle zijden dreigen, is er oorzaak genoeg tot bekommernis. Doch ziende op den Heere, die als de Almachtige en de Getrouwe alle zorg voor de Zijnen op Zich heeft genomen, is er stof tot aanbidding en dankzegging. Dan is er grond om tegenover alle bedenkingen en bezwaren zich in den God des heils te verblijden en zich verzekerd te houden dat allen die door Zijne hand zich laten leiden, het aan het noodige niet zal ontbreken.
Hij zorgt voor u. Welk een onbeschrijfelijke en onschatbare troost. Wie kan zorgen gelijk de Heere? Wien kan men zich beter en veiliger in leven en sterven, voor tijd en eeuwigheid toevertrouwen? Wat voor menschen verborgen is, dat is Gode bekend, want voor Hem zijn alle dingen naakt en geopend. Wat menschen niet vermogen, dat vermag de Heere, die maar spreekt en het is er. Zijn wij ontrouw, de Heere is en blijft getrouw. Als God de Heere voor u zorgt, dan hebt ge voor niets te vreezen. Al stormt de geheele hellemacht op u los, al komt ge zóó in de engte, dat ge noch vóór- noch achterwaarts kunt, geen nood, op Zijn tijd zal God uitkomst geven. Dat doet Gods kinderen dan ook blijmoedig bij oogenblikken zingen: „In de grootste smarten blijven onze harten in den Heere gerust.” In de praktijk van het geloof dat God voor u zorgt, ziet ge over den hoogsten berg van bezwaren heen. Dan verslaat David een Goliath, dan trekt Gideon met een handvol volks op tegen het groote leger der Midianieten, dan staat een Petrus onverschrokken op den Pinksterdag aan vijanden en spotters te verkondigen het Woord Gods. Wat dit geloof vermag, heeft de geschiedenis van alle eeuwen geleerd, terwijl dit nog eiken dag bij vernieuwing blijkt. Dat geloof beurt de weduwe op, het troost en steunt den wees, en voor alle armen en ellendigen is dit het licht der vertroosting dat vroolijk zingen doet onder de schaduwe des Almachtigen.
God kan en wil en zal voor de Zijnen zorgen. Niemand behoeft dit te wenschen of te hopen, want dat zegt ons de onfeilbare openbaring door den Heere zelven ons in Zijn Woord gegeven. Dit deed reeds koning David in den 55sten psalm door den H. Geest getuigen: „Werp uwe zorg op den Heere, en Hij zal u onderhouden; Hij zal in eeuwigheid niet toelaten, dat de rechtvaardige wankele.” En door dienzelfden Geest geleid schrijft ook Petrus aan de geloovigen: „werpt al uwe bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u.” Dit wil nu niet zeggen, gelijk sommigen meenen, dat alle zorg den Christen ongeoorloofd is. Zulke ongerijmdheid wordt nergens in de H. S. geleerd. Tot naarstigheid en vlijt wordt ieder in zijn arbeid geroepen. Petrus schrijft zelf aan de geloovigen dat zij zich zullen benaarstigen om hunne roeping en verkiezing vast te maken. Hij zelf zal alle naarstigheid doen bij alle gelegenheid, opdat men na zijnen uitgang van deze dingen gedachtenis mag hebben. Lijdelijk en onverschillig de dingen aan te zien, en te zeggen: de Heere zal er wel voor zorgen, als we zelf van ’s Heeren wege tot een of andere taak worden geroepen, is geheel te veroordeelen en in strijd met hetgeen des Heeren Woord ons leert. Niet alle zorg is den geloovige verboden, maar de vraag is: wat veroorzaakt zorg? En juist met hetgeen zorg veroorzaakt op den Heere te werpen, dat aan des Heeren wijze beschikking over te laten en toe te vertrouwen, dat is het waarin en waardoor God wordt verheerlijkt. Dan treedt ge zelf niet op als rechter, om het onrecht u aangedaan, zoo mogelijk, te wreken. Dan tracht ge zelf u den weg niet af te bakenen, dien ge gaan moet, maar gij gelooft dat uw God en Ontfermer uw weg met eigen hand heeft afgeteekend. Dan zoekt ge naar geen middelen of tweede oorzaken om uzelven te handhaven en staande te houden, maar uw oog is op den Heere gericht en uw bede tot den Allerhoogste, om door Hem geleid, bewaard en beschermd te worden. Zelfs met al uw zonde en veelvuldig gebrek vraagt ge dan niet als een wanhopende: hoe kom ik het nog alles te boven? want alleen het bloed van Jezus Christus Gods Zoon reinigt van alle zonde. Kent ge de vraag uit den Catechismus: waartoe dient nu dat wij weten, dat door Gods Voorzienigheid alles onderhouden wordt? gij verstaat dan ook het antwoord op die vraag. Geduldig in tegenspoed, dankbaar in voorspoed en met het oog op alles wat de toekomst in haar schoot verbergt, vertrouwend op den Heere uwen o God — dat is het gezegend onderwijs omtrent deze waarheid gegeven, en de uitnemende bate des geloofs. Gemis van de praktijk dezer waarheid is oorzaak van onbeschrijfelijk veel ellende en verdriet. Men zoekt dan heil in klagen en weenen, zonder te zien dat geloofspraktijk ook nog iets anders leert.
Wie in plaats van zijne zorgen op den Heere te werpen, zelf wil zorgen, komt van de eene ellende in de andere. Niemand is er, die al het kromme in de wereld recht kan maken. Niemand zal het ooit gelukken te ontkomen aan alle moeielijkheden, beproevingen en ellenden door de zonde veroorzaakt. En al zijn tijden en omstandigheden onderscheiden, wie God vreest zal vijanden op zijn weg ontmoeten, met teleurstellingen en allerlei wederwaardigheden te kampen hebben. In één woord: allen die den Heere Jezus liefhebben en gehoorzamen, hebben den duivel, de wereld en eigen vleesch en bloed tot doodvijanden. Maar al hebt ge buiten God alles tegen, als dan God voor u is, zegt dit meer dan allen die tegen u zijn. Het is een eerste en een zeer voorname zaak, welke de Heere van al de Zijnen vraagt en eischt, dat zij hunne zorgen op Hem zullen werpen. Daarin zal zich openbaren, dat gij den Heere kent, liefhebt en u met al uwe belangen en nooden Hem toebetrouwt. Zoo voegt het Gods kind tegenover zijn hemelschen Vader. Zoo betaamt het ieder oprecht discipel van den Heere Jezus Christus. In deze praktijk des geloofs staan aangeteekend in de Heilige Schrift allen die door ’t geloof hebben overwonnen en de kroon des levens, den getrouwen toegezegd, hebben verkregen.
Al de rijkdom der geloovigen is schier in dit ééne woord saamgevat: „Hij zorgt voor u.” Een zorgend God te hebben in den hemel, die bij dage en bij nachte over u waakt, aan al uwe belangen denkt, al uw nood en zwakheid kent, die voor tijd en eeuwigheid, naar lichaam en ziel u om Christus’ wil zal schenken wat ge noodig hebt, wie is in staat dit naar waarde te omschrijven? Al is dit nu Gods kind niet altijd even duidelijk en helder, toch is het zoo. Welk kind kan altijd zijns vaders handelwijze begrijpen? Niet op begrijpen, maar op gelooven komt het dan ook slechts aan. Abraham geloofde God. En al moest hij met Izak den berg op, dit stond vast bij den vader aller geloovigen: de Heere zal ’t voorzien.
De Heere zorgt voor u. Welk een troostwoord voor geheel de gemeente Gods ! Welk een bemoediging voor Gods overblijfsel in benauwdheid der tijden! Hoe bleek de waarheid van dit apostolisch woord dezer dagen uit de mededeeling van den geachten secretaris van het curatorium onzer Theol. School in het vorig nummer van ons blad, in zake de beschikking door een overleden broeder uit K. De Christelijke Gereformeerde Kerk heeft zoovele behoeften, zij is zoo klein en zoo zwak. Zij heeft in ’t bijzonder voor haar Theol. School, als kweekplaats voor toekomstige dienaren des Woords, zoo vele en zoo groote behoeften. Behoeften ook van stoffelijken aard. En zie daar komt ongedacht en onverwacht bericht, dat de Heere heeft gezorgd, waar wij menschen niet voor konden zorgen. God gaf het in het hart van eenen broeder, wiens aangezicht we nooit hebben aanschouwd, maar die toch met ons meeleefde en deel nam in ons lot, om als middel in des Heeren hand ons volk eene bijzondere verkwikking te bereiden en een bijzonderen steun te verzekeren op stoffelijk gebied. Wat al stof tot dankbaarheid aan den Heere!
Er zijn ook nog zooveel andere vragen welke op oplossing wachten, zooveel andere behoeften, welke de Heere alleen kan vervullen. Maar in ’t geloof: de Heere zorgt voor u, kan het kuddeke van Jezus, hoe klein, hoe zwak en hoe gering ook, vertrouwend de toekomst tegengaan. Als maar het kleed van ootmoed de oprechten mag versieren, als maar aller oog op en aller verwachting van den Heere mag zijn; want God wederstaat de hoovaardigen, maar nederigen geeft Hij genade. Vragen velen: wie zal ons het goede doen zien? dan zij de bede van het erfdeel Gods: „verhef Gij, o Heere! over ons het licht Uws aanschijns!”
Hij zorgt voor u — dat is en blijft het woord der belofte onzes Gods aan en over allen die Hem vreezen. Dat is de belofte ook voor des Heeren dienaren, die menigmaal zooveel tegenstand en verdrukking hebben te verduren, met zooveel moeielijkheden en bezwaren hebben te worstelen. Als een medeouderling en getuige des lijdens van Christus, bidt een Petrus zijnen mededienaren en daarbij geheel de gemeente toe, dat de God aller genade hen volmake, bevestige, versterke en fundeere, om te eindigen in Hem Wien de heerlijkheid zij en de kracht in alle eeuwigheid. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 1902

De Wekker | 4 Pagina's

Gods zorg voor de Zijnen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 1902

De Wekker | 4 Pagina's