Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De beste keuze

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beste keuze

10 minuten leestijd

.... maar aangaande mij en mijn huis, wij zullen den Heere dienen.” Jozua 24 : 1/ged.

Oud en wel bedaagd geworden roept Jozua gansch Israel te zamen, hunne oudsten en hunne hoofden, hunne richters en deszelfs ambtlieden. Vergaderd te Sichem voor het aangezicht des Heeren, zal de man, zoo lang met de leiding van het volk belast, afscheid nemen van zijn volk. Daarbij herinnert Jozua het volk de geschiedenis, welke van Gods trouwe zorg en bijzondere gunst te hunnen opzichte getuigt, en vermaant hen tot getrouwheid aan den Heere hunnen God. Gelijk een vader die zijne kinderen liefheeft en hunne belangen op zijn hart draagt, tracht deze trouwe dienaar des Heeren het volk te bewegen den Heere steeds te dienen. Hem te vreezen, in oprechtheid en waarheid voor zijn aangezicht te wandelen. „Doch zoo het kwaad is in uwe oogen den Heere te dienen”, zoo spreekt de knecht des Heeren, „kiest u heden wien gij dienen zult: hetzij de goden, welke uwe vaders, die aan de andere zijde der rivier waren, gediend hebben, of de goden der Amorieten, in welker land gij woont”. Kiest u heden, weest beslist, niet hinken op twee gedachten. Doch hoe het volk ook denkt en wat men ook hierop zal antwoorden, voor hem zelven is dit beslist: „Mij aangaande en mijn huis, wij zullen den Heere dienen”. Tot het doen van die keus kwam Jozua niet eerst nu. O neen, zijn leven, zijn geschiedenis bewijst het, dat hij steeds den Heere gediend heeft, maar dat hij ook nu in zulk een plechtig oogenblik en onder zulke bijzondere omstandigheden nogmaals openlijk verklaart, dat geen ander voornemen, geen andere gedachte zijn hart vervult, bewijst dat Jozua’s keus een onberouwelijke was. In die keus eenmaal door hem gedaan wenscht bij te volharden, ook al zouden alle anderen daarvan afwijken. Hij zal daarin volharden, ook al weet de man, dat zijn levenseinde nabij is.
Zoo zal het ieder gaan, die door Gods genade de beste keus eenmaal deed. Daar kan nooit iemand berouw van hebben. Daar kan nooit iemand slecht meê uitkomen. Wat ook kan teleurstellen, maar de God dien Jozua diende en dien hij wenschte met geheel zijn huis te blijven dienen, is getrouw. Hij is een rijkbeloonend God voor allen die Hem vreezen. Hij heeft nooit tot het huis Israëls gezegd: zoekt Mij te vergeefs.
Een groote wolk van getuigen kan uit alle eeuwen tot bewijs dienen voor de waarheid, dat de God Israëls de alleen ware God is, bij wien uitkomsten zijn zelfs tegen den dood. Ieder mensch meent op zijne wijs het beste te kiezen. Doch wat loopt die keus ver uit één. Wat voor den één het hoogste, het beste en het voornaamste is, dat is voor den ander het allerminste.
Toch kan de vraag, wat waarlijk de beste keus is, zoo spoedig en zoo gemakkelijk worden uitgemaakt voor wie maar bukken wil voor het gezag en de uitspraken van Gods heilig Woord en maar luisteren wil naar de stem van zijn geweten. Niet aan het begin, maar aan het einde van den levensweg dient dan gevraagd, wie wel en wie geen berouw heeft van zijn gedane keus. Vraag dit aan de kinderen der wereld, die de afgoden gediend, de ijdelheden nagejaagd hebben en die hunne ooren hebben afgewend om naar Gods Wet te hooren. Vraag dit aan hen, die in hunne oogen zoo wijs en zoo verstandig waren, maar die de wijsheid Gods dwaasheid hebben geacht. Vraag het aan menschen van allerlei stand en leeftijd, die hun heil buiten God gezocht, naar den meerdere dan Jozua, die zelfs naar de stem van Gods Zoon niet hebben willen hooren. En wat zal het antwoord zijn, als het naar waarheid wordt gegeven, als het op sterven aankomt, bij de vraag; gelooft ge nu nog, dat ook gij de beste keus in uw leven hebt gedaan? ’t Is waar, de verharding en verblinding kan zoo groot zijn, dat men spotten durft met al wat heilig is, tot zelfs voor de poorten des doods, als de macht en de heerschappij van het ongeloof zoo groot is, dat men niet gelooft aan een voortbestaan na dit leven, aan een eeuwige wedervergelding, noch aan het bestaan van den heiligen en rechtvaardigen God. Maar afgedacht van deze allerongelukkigste wezens, is op de gestelde vraag duizenden malen het antwoord gegeven met woorden, met gebaren, met bittere tranen, waardoor zij die hiervan getuigen waren, erkennen moesten: ja waarlijk er is een God, die leeft en die op aarde vonnis geeft.
Allen, die onder het licht der goddelijke waarheid leven, wordt het van ’s Heeren wege geleerd en voorgehouden, wat de beste keus is. Was dit onder de oude bedeeling alleen de weldaad van Israël, onder de Nieuw-Testamentische bedeeling wordt het evangelie allen volken gepredikt. Gods Woord komt tot allen met de aanwijzing van den weg welke tot het eeuwige leven voert.
Wie dien weg kiest, dien weg bewandelt, op dien weg volhardt, zal het eeuwige leven beërven. Wat het is en zijn moet, aan het einde zijns aardschen levens gekomen, te zien en met de vreeselijkste gewaarwordingen te ontdekken dat men een verkeerde levenskeus gedaan, dat men een verkeerden weg heeft bewandeld, naar verkeerde raadgevers heeft geluisterd en dat terugkeeren onmogelijk is — kan nooit naar eisch omschreven worden.
Wie voor zichzelven het beste kiest, kan omtrent zijn bloedverwanten en omtrent zijn naaste omgeving niet onverschillig zijn. Men vindt dit alleen bij menschen, die tot het geslacht der gierigaards, der zelfzuchtigen, der egoisten behooren. Genade leert echter wat anders. Wie God vreest, niet in schijn maar in werkelijkheid, leeft niet voor zichzelven. De liefde tot God kenmerkt zich in haar vrucht door liefde tot den naaste.
Vandaar dat Jozua en ieder die met hem den Heere vreest, niet alleen voor zich, maar ook voor zijn huis de beste keuze doet. Als priester in zijn huis op te treden is de eerste plicht en roeping van ieder, die den Heere dient. Wie zijn eigen huis niet verzorgt, is erger dan een ongeloovige.
Den Heere te dienen is de beste keuze, omdat alleen de Heere zoo waardig is gediend te worden. De mensch heeft als schepsel maar één Schepper, maar één God in Wiens hand aller leven en adem is, maar één Weldoener, uit wiens milde en vriendelijke handen we alles moeten ontvangen. Alleen de Heere onze God kan ons alles schenken, wat voor ziel en lichaam, wat voor tijd en eeuwigheid noodzakelijk is. En niet alleen kan God dit doen, maar Hij wil het ook doen allen die in oprechtheid voor Hem leven. Het is des Heeren eigen woord, dat ons zegt: „Die Mij eeren, zal [k eeren”. Jozua heeft dit in zijn leven ruimschoots ondervonden. Als dienaar en opvolger van Mozes had de Heere hem geroepen om aan het hoofd van het volk te staan. Hij is de man, die Israël gebracht heeft in het door God beloofde land. Uit vele nooden en benauwdheden heeft God hem gered. Als een Vader heeft de Heere zich zijner ontfermd. ’t Heeft hem aan niets ontbroken. En thans aan het einde van zijn veelbewogen leven genaderd, door de stammen Israëls en de hoofden der vaderen omringd, staat de man nog onverzwakt in zijne overtuiging en spreekt hij het ondubbelzinnig voor de ooren zijns volks uit: Ik en mijn huis, wij zullen den Heere dienen. Was Mozes als de Middelaar des Ouden Verbonds een bijzonder type van den Heere Jezus, die de Middelaar des beteren Verbonds wordt genoemd, ook Jozua was een type of doorluchtig voorbeeld van Christus. De naam Jezus beteekent in een andere taal hetzelfde als Jozua. Die naam zegt zooveel als Behouder, Verlosser.
Wat Jozua in oneigelijken zin was, dat is Jezus in eigelijken zin. Alleen van Hem heet het: „Gij zult Zijnen naam heeten Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hunne zonden”. Reeds aan Jozua was de Zone Gods, als de Engel des Verbonds, als de Vorst van het heir des Heeren verschenen. Niet door de kracht of de wijsheid van Jozua, maar door de kracht en de majesteit van God almachtig waren de muren van Jericho gevallen, de vijanden uit hunne bezitting verdreven en had het volk in bezit kunnen nemen het land met snoeren hun toegedeeld. Zoo iemand, dan wist Jozua wie en wat de Heere voor hem geweest was en hoe goed, hoe veilig, hoe zalig het is op Hem te bouwen en te vertrouwen.
Dien God op wien hij steeds heeft vertrouwd, wenscht hij te dienen ten einde toe, volkomen zeker als hij is, dat die hem leiden zal tot aan en tot over den dood.
En wat kan een mensch als nietig sterveling meer hebben en begeeren. Wat is daarmede vergeleken alles wat de wereld haren dienaren geeft of geven kan. Neen, ieder die verwaardigd wordt, met Jozua de beste levenskeus te doen, zal aan het einde zijns levens gekomen, kunnen en moeten zeggen: Heere! uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten. Alle troost buiten God is ijdel. Al de vreugde der wereld verandert eenmaal in bitterheid en geween. Al de illusiën en valsche voorstellingen van het leven en van de toekomst zullen verdwijnen als rook. De hoop der goddeloozen zal als een spinneweb vergaan.
Kiest u heden, wie gij dienen zult. Dat vraagt, dat eischt des Heeren Woord, van allen zonder onderscheid. Heden, want morgen kan het te laat zijn. Heden, en beslist, want niemand kan twee heeren dienen.
Niets is gevaarlijker dan uitstel. Wie op twee gedachten hinkt, bewijst daarmede de beste keus nog niet gedaan te hebben. Of ge het wél deedt, en in waarheid, met geheel uw hart, zal beproefd worden. Is uw beginsel niet zuiver, niet waar en oprecht, dan zult ge vroeger of later openbaar worden. Dan lijdt ge eenmaal, als God het niet genadig verhoedt, schipbreuk.
Daarom is voor ieder zoo noodig zich in dezen wel te beproeven. Zooveel vraagt in dit korte leven uwe aandacht. Zooveel tracht u af te trekken van het eene noodige, dat boven alles noodzakelijk is. Te moeten bekennen op uw sterfbed: „voor eeuwig te laat!” zal zoo ontzettend zijn. Nu ge nog leeft in het heden der genade is het nog tijd. Elke dag kan de laatste zijn. Na dezen tijd zal er geen tijd meer zijn.
Jozua, de zoon van Nun, bracht in de kracht des Heeren Israël in Kanaän. Jezus de Zone Gods, brengt als de goede Herder Zijne schapen in dat land, waar geen inwoner meer zeggen zal: ik ben ziek, en waar de tranen van de oogen zullen afgewischt worden. Daartoe is Hij alleen de Machtige, die door Zijn lijden en sterven een eeuwige gerechtigheid verworven heeft. Onlangs lazen we van een rijke jonge dame, die aan haar schuld en zonde ontdekt, zich schaarde onder het arme volk van God. Toen zij niet langer haar kring kon volgen op wegen die van God en Zijn dienst afvoeren, had zij veel te lijden van haar familie en vrienden. Maar hoe ook geplaagd en veracht, zij had als Maria het goede deel verkozen. Toen zij zich aan Jezus was kwijtgeworden, had zij aan haar Zaligmaker genoeg. Zij had liever willen sterven, dan haar Koning en Verlosser smaadheid aandoen.
Zoo zucht nog menige ziele, die zoo gaarne als een Jozua met geheel zijn huis den Heere zou dienen, maar die gansch onmachtig nu dikwerf zuchten moet, een eenzame te zijn en een roerdomp der woestijn gelijk geworden. Maar geen nood. Aan een goed begin is een goed einde verbonden. Het lijden dezes tegenwoordigen tijds duurt slechts kort en is niet te waardeeren met de heerlijkheid, welke Gods kinderen wacht.
„Wees sterk en hebt goeden moed”, zoo sprak de Heere toen Hij Jozua riep Hem te gehoorzamen en te volgen. En Christus de Heere zegt tot al de Zijnen: „in de wereld zult ge verdrukking hebben, maar hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen”.

W.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1903

De Wekker | 4 Pagina's

De beste keuze

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1903

De Wekker | 4 Pagina's