Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Afblijven van het H. Avondmaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Afblijven van het H. Avondmaal

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

J. M. te E. vraagt ons of het goed te keuren is dat kinderen Gods van het Heilig Avondmaal opzettelijk zich onthouden, voorgevende dat de kerk te bedorven is en er te veel ergernissen zijn. Hoe gaarne wij deze vraag ook zouden willen beantwoorden achten wij het beter de beantwoording er van over te laten aan den welbekenden en bij alle oprechte kinderen Gods zoozeer geliefden W. à Brakel, die in zijn redelijken godsdienst deel I pag. 597 de volgende vraag doet „Of het een Christen geoorloofd is, ja, of het zijn plicht is, zich van het heilige avondmaal des Heeren af te houden, zonder zich evenwel van de kerk af te scheiden, zoolang de kerk zoo bedorven is?” Hoewel wij J. M. nu eenvoudig naar Brakel’s antwoord zouden kunnen verwijzen, willen wij ook ten nutte van anderen hier Brakels antwoord afschrijven. De getrouwe Brakel antwoordt op die vraag: „Ganschelijk niet” en bewijst het aldus: „Het is het uitgedrukte bevel Gods de Sacramenten te gebruiken, zonder eenige uitvlucht van verdorvenheid der kerk. Ziet van den H. Doop. Matth. 28:19. Als een geloovige weigert gedoopt te worden, zoo wederstaat hij het bevel Gods, weigert een lid van de kerk te zijn en Jezus door de vereeniging met Zijn volk en kerk te belijden. Hiervan moet immers de nauwgezette overtuiging zijn; indien dan nu een volwassene, ongedoopte en waarlijk bekeerde zich niet mag alleen houden om de ergernis in de kerk, maar zich moet laten doopen, en hij door het Sacrament des H. Doops te gebruiken, geene gemeenschap heeft met de onbekeerden die in de kerk zijn, zoo vermag hij, nu gedoopt zijnde, zich niet afhouden van het H. Avondmaal om de ergernissen, dewijl men door beide dezelfde gemeenschap met de kerk heeft. Ja de nauwgezetten laten zelfs hunne kinderen doopen en hebben alzoo gemeenschap met de kerk en zoo veroordeelen zij zich zelven in het afblijven van het H. Avondmaal. Of zouden ze het doopen ook hierna nalaten? Het gebod omtrent het H. Avondmaal is te zien Matth. 26:28 en 1 Cor. 11:24: Doet dat tot mijne gedachtenis. Wie durft nu zulke opzettelijke bevelen in den wind slaan? Wie durft het afblijven of aangaan eene middelmatige zaak achten? Waar staat hier eene bepaling als de kerk dus of zoo gesteld is? Doet hierbij dat het gebruik der Sacramenten in het O. T. bevolen werd op straffe van den kerkelijken ban over de nalaters. Num. 9:13. Als een man rein is en op den weg niet is en nalaten zal het Pascha te houden, zoo zal dezelve ziel uit hare volkeren uitgeroeid worden.” Vervolgens zegt Brakel: „De Sacramenten zijn zegelen van de rechtvaardigheid des geloofs. De gemeenschap des vleesches en bloeds van Christus. Het is de plicht van ieder Christen zich te benaarstigen om zijne roeping en verkiezing vast te maken, en daartoe te gebruiken alle middelen en den weg, dien de Heere ons daartoe heeft voorgesteld. Dewijl de Sacramenten nu zegelen zijn en met Christus gemeenschap doen hebben, zoo is dan ieder geloovige verplicht die te gebruiken.” Ook wijst Brakel op het doel van het H. Avondmaal n.l. de belijdenis van den Heere Jezus, van Zijne leer en van Zijne kerk. Zoo verkondigt den dood des Heeren totdat Hij komt. 1 Cor. 11:26. Nu is het eene volstrekt noodige, betamelijke, Christus verheerlijkende, gemeente opbouwende en zielverkwikkende plicht Christus te belijden. Matth. 10:32. Een iegelijk dan, die Mij belijden zal voor de menschen, dien zal ik ook belijden voor Mijnen Vader, die in de hemelen is, maar wie mij verloochend zal hebben ... dien zal Ik ook verloochenen. Gelijk het einde van het H. A. ook is Christus te belijden, zoo wordt ook Christus op eene openbare en krachtige wijze van de avondmaalgangers in het H. Avondmaal beleden, want, zoo zegt Brakel, de geloovige avondmaalganger zegt met zijn H. A. houden: „Ik houd en belijd den Heere Jezus voor den eenigen waarachtigen Zaligmaker, in Hem zoek ik mijn zaligheid, met Hem treed ik in een verbond, op Hem verlaat ik mij, voor Hem wil ik leven en sterven, de Gereformeerde leer is alleen de ware en zaligmakende leer van Christus, de Gereformeerde kerk is alleen de ware kerk van Jezus Christus op aarde, deze waarheden betuig ik met mijn ten avondmaal gaan.”
Als iemand zich dus onttrekt van het gebruik des H. Avondmaals, zoo gaat Brakel voort, zoo onttrekt hij zich van de belijdenis van Christus, zijner leer en zijner kerk en handelt tegen art. 28 onzer geloofsbelijdenis, ja, het wegblijven op zulk een klaarblijkelijke wijze om getuigenis te geven, gelijk zij zeggen, is scheuring aanrichten in de kerk. De gemoederen der lidmaten worden verdeeld en stuiten tegen elkander, een iegelijk heeft zijn aanhang en kleeft nauw aan dengene die van zijne partij is en dat in tegenstand tegen anderen; de liefde wordt gebroken en men vervreemdt van elkander. De wegblijvers worden verdacht gehouden, hebben geen ingang, noch bij vromen, noch bij goddeloozen en dus worden ze onnut om hunne talenten tot winst aan te leggen, ja de samensprekingen zijn tot verdeeldheid en twist. De eenvoudige oprechten worden geërgerd en bedroefd, hetwelk eene groote zonde is. Den getrouwen leeraars smart het aan het hart. Die buiten zijn worden verhinderd in te gaan en men geeft oorzaak aan de tegenstanders der kerk om haar te belasteren. De wegblijvers leven maar voor zichzelve en zoeken niet zoozeer het goede van hunne naasten, verheffen hun eigen zinnelijkheid boven de eer van Christus en boven den welstand der kerk, hoewel zij zeggen, dat zulks hun oogmerk niet is. Uit dit alles blijkt klaar, dat het wegblijven scheuring is of scheuring veroorzaakt en dat is eene bestraffelijke misdaad. 1 Cor. 1:10. „Maar ik bid u, broeders, dat gij allen hetzelfde spreekt, enz.”
Eindelijk waarschuwt Brakel de kinderen Gods die moedwillig afblijven om de ergernissen die zij zien of meenen te zien, aldus: „Als iemand eenige zwarigheid heeft en hij in oordeel is zich van het H. A. te moeten afhouden, zoo moet men zichzelven verdenken of het niet eene eigenzinnigheid is of dwaallicht of hoogmoedige eigenwijsheid. Hij moet kennen de kleine mate van licht, welke hij misschien heeft, en dat hij daarom de zaak meer van verre en maar aan den eenen kant beziet en niet met een uitgebreid begrip van alle kanten door en door. En dat het daarom een stout, ja roekeloos bestaan is zulk een groot werk te beginnen, hetwelk groote onlusten, ja verwarring van de kerk des Heeren en schade aan de zielen na zich slepen kan. Hij moet erkennen dat hij de wijsheid niet alleen heeft, dat de Heere ook anderen Zijnen Geest heeft gegeven, ja dat het doorgaans eigen driften zijn, als men zijne zwarigheid niet bekend maakt aan de leeraars en zich niet wil laten onderrichten, maar terstond zonder woord of weerwoord, niet alleen tot besluit komt, maar ook aan het afblijven zelf valt, en daar dan zoo stijf op staan blijft, dat men wijzer in zijn oogen is, dan zeven, die met reden antwoorden; die naar raad hoort is wijs.
Men vergist zich, zegt Brakel, als men meent, dat in zulk onttrekken de godzaligheid bestaat. Deze handelingen komen van den Geest van Christus niet voort. De zoodanigen zullen de ergernissen, de verwarringen, de schade der zielen, de scheuringen in of van de kerk, die daaruit volgen mochten, op hunne rekening hebben. Drijft er den spot niet mede, het zal u zwaar genoeg vallen het verderf der kerk door uw toedoen te aanschouwen, want (aldus Brakel) God zendt doorgaans heimelijke oordeelen over de wegblijvers. Zij worden hoogmoedig, eigenwijs, versmaden het oordeel van verstandige godzaligen, verachten de gemeente Gods, spreken uit de hoogte van groote dingen en komen buiten staat van onderricht te worden, enz. zie pag. 602—616, indien J. M. er meer van weten wil. Om niet te veel plaats te vergen moet ik afbreken, doch wil ten slotte er nog op wijzen hoe Brakel de afblijvers toespreekt die zeggen: „God geeft over het afblijven schijnsel, want Hij geeft hen een zoeten vrede, een vrijen toegang tot den troon der genade, zoodat zij hun weg met blijdschap wandelen”; zoo treffend zegt Vader Brakel daarop: „Het is niet al troost en heiligheid dat men als zoodanig voorgeeft, de duivel kan zich veranderen in een Engel des lichts. Ik heb door ondervinding aan verscheidenen gezien, dat zulk hoog opgeven maar was een roem om zijn doen te rechtvaardigen en anderen daardoor tot zich te lokken om ook met de menigte te strijden en dat het al kort met hen veranderde. En als een afblijver al eens iets ondervindt van hetgeen hij zegt te ervaren, dat is niet om zijn afblijven. De Heere zegende ook de vroedvrouwen in Egypte, niet om hunne leugen, maar om het goede dat zij deden. Daar genade in het hart is, verlevendigt God zijn werk, al zijn ze ook dwalende, zoodat de goede gestalte der ziel geen grond is te gelooven, dat haar onthouden Gode behaagt”.
Wij wenschen J. M. en allen godvruchtigen, benevens Gods Woord, een getrouw onderzoek van godzalige schrijvers als Brakel toe; vooral in onzen tijd met allerlei dwaalgeesten wordt men zoo licht vervoerd eigen meening boven Gods Woord te plaatsen. De bevinding van Gods volk moet altijd gegrond zijn op het Woord Gods en is als valsche mystiek te verwerpen als zij daarmede strijdt. Tot de Wet en tot de getuigenis; zoo zij niet spreken naar dit woord, het zal zijn, dat zij geen dageraad hebben zullen. Jesaja 8:20.

D. B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1903

De Wekker | 4 Pagina's

Afblijven van het H. Avondmaal

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1903

De Wekker | 4 Pagina's